< Terug naar vorige pagina

Project

Een longitudinaal mixed-methods onderzoek naar taaltoetsen die toegang geven tot de universiteit, en naar het beleid waarin die toetsen kaderen.

Internationale L2 studenten kunnen zich pas inschrijven aan een Vlaamse universiteit wanneer ze voldoen aan de talige eisen. Aan elke universiteit is het basisniveau dat van deze studenten verwacht wordt B2 op het ERK (Common European Framework of Reference for Languages – Council of Europe, 2001). Studenten kunnen op verschillende manieren bewijzen dat ze voldoen aan de taaleisen. Ze kunnen een taaltoets afleggen, maar ze kunnen ook dadelijk starten wanneer ze minstens één jaar in het Nederlandstalige secundair of hoger onderwijs succesvol hebben afgerond.

De twee B2 tests die aan elke universiteit aanvaard worden, zijn ITNA en STRT. Deze tests hebben hetzelfde doel en hetzelfde ERK niveau, maar kennen enkele substantiële verschillen in operationalisering. ITNA heeft een computergestuurde schriftelijke component en bestaat uit gesloten vraagtypes die vooral beroep doen op receptieve vaardigheden en woordenschat- en grammaticakennis. De schriftelijke component van STRT daarentegen is taakgericht en geïntegreerd. De mondelinge secties van STRT en ITNA lijken wel sterk op elkaar; ze bestaan uit een presentatie- en een argumentatietaak, en hebben vijf overlappende beoordelingscriteria die gebaseerd zijn op dezelfde ERK-descriptoren.

Dit onderzoeksproject onderzocht de voornaamste assumpties die aan de basis liggen van het toelatingsbeleid, vanuit drie perspectieven om na te gaan hoe effectief het toelatingsbeleid van Vlaamse universiteiten is ten aanzien van internationale L2 studenten: constructen en niveaus (meten de toetsen de zaken die belangrijk zijn op het juiste niveau), selectie (selecteren de toetsen dezelfde kandidaten), en taalevolutie na de toets.

 

Constructen & niveaus

 

De eerste studie onderzocht het toelatingsbeleid voor internationale L2 studenten universiteiten in 28 Europese regio’s. Uit deze bevraging bleek dat B2 veruit het meest gevraagde toelatingsniveau is, en dat in de meeste regio’s verschillende tests naast elkaar aanvaard worden. In die zin is het Vlaamse beleid representatief voor wat er doorgaans binnen Europa gebeurt.

Hoofdstuk 2 vergeleek de operationalisering van STRT en ITNA met de reële talige eisen aan de universiteit, en onderzocht in hoeverre slagen voor STRT en ITNA ook impliceert dat men klaar is voor de talige uitdagen die volgen. De studie combineerde de meningen en ervaringen van 24 universitaire medewerkers en 31 internationale L2 studenten, van wie er twintig longitudinaal werden gevolgd nadat ze STRT en ITNA afgelegd hadden. Uit de resultaten bleek dat de werkelijke taaleisen aan de Vlaamse universiteiten soms cruciaal afwijken van de inhoud van beide tests; dat L2 studenten die geslaagd waren voor ITNA of STRT, of beide, lang niet klaar waren voor de receptieve eisen van de academische wereld; en dat vier van de zeven studenten die niet geslaagd waren voor STRT of ITNA toch goed presteerden aan de universiteit. Uit deze studie bleek tevens dat het B2 niveau als toelatingsniveau onvoldoende garanties biedt dat instromende internationale L2 studenten zullen voldoen aan de talige eisen van de universiteit.

 

Selectie & equivalentie

 

In twee studies werd nagegaan of STRT en ITNA equivalente B2 toetsen kunnen zijn. De eerste studie was gericht op equivalentie qua niveau en qua construct, en het tweede onderzoek richtte zich specifiek op de gelijkwaardigheid van overeenkomstige ERK-gebaseerde criteria. Op basis van de scores van 118 deelnemers die STRT en ITNA binnen dezelfde week aflegden, toonde de eerste studie aan dat de totale correlatie tussen STRT en ITNA scores matig hoog was (r = 0,767 **), net zoals de correlatie tussen de schriftelijke onderdelen (r = 0,694 **). De overeenkomst tussen de scores op het mondeling examen was echter veel lager (τ = 0,387 **). Uit de aanvullende analyses kwamen verdere discrepanties naar voren. Allereest bleek de kans om te slagen voor STRT (50%) significant (p = 0,02) groter dan de ITNA-slaagkans (35%). Ten tweede toonden lineaire regressie en Rasch analyses aan dat er belangrijke verschillen bestaan tussen de constructs van STRT en ITNA. De woordenschat- en grammaticataken van ITNA zijn moeilijker dan alle andere schriftelijke ITNA of STRT taken, terwijl de argumentatieve taken van STRT de makkelijkste geschreven taken bleken. Bovendien duidde de Rasch analyse betrouwbaar (0,88) aan dat de gesproken component van ITNA moeilijker is dan die van STRT. Ook hier was de reden voor de discrepantie de relatieve moeilijkheid van de taalkundige criteria bij ITNA versus de relatieve mildheid van inhoudelijke criteria bij STRT.

De tweede studie vergeleek scores op corresponderende criteria binnen de mondelinge onderdelen van STRT en ITNA. Deze componenten bevatten zeer vergelijkbare taaktypes en criteria: beide tests bevatten vijf criteria die gebaseerd zijn op dezelfde ERK descriptoren. De analyses (lineaire en meervoudige regressie en Rasch) toonden dat ITNA en STRT elk ERK-gebaseerd criterium anders interpreteerden. Voor alle corresponderende criteria waren de gewogen kappa coëfficiënten laag (Kw ≤ 0,216) en was de correlatie laag. Bovendien gaf het Rasch model betrouwbaar aan dat overeenkomstige criteria nooit dezelfde moeilijkheidsgraad hadden.

            Hoofdstuk vijf verifieerde de veronderstelling dat Vlaamse studenten, die geen taaltest moeten afleggen om toelating te krijgen tot de universiteit, het B2 niveau de facto hebben bij instroom. Indien niet alle Vlaamse eerstejaarsstudenten dit niveau bereiken, slaagt het toelatingsbeleid er niet in om het B2 minimumniveau onder de eerstejaarsstudenten te garanderen. Om dit te onderzoeken, legden 159 Vlaamse eerstejaarsstudenten twee schriftelijke STRT taken af tijdens de eerste maand van het universitair onderwijs. Met behulp van niet-parametrische statistiek en Rasch analyse werden de L1 scores vergeleken twee groepen van L2 kandidaten. De resultaten toonden aan dat L1 studenten over het algemeen hoger scoorden dan L2 kandidaten, maar ook dat L2 kandidaten hogere scores haalden op de inhoudelijke criteria. Dat Vlaamse kandidaten het beter deden op vlak van formele criteria en op vlak van algemene scores impliceert echter niet dat alle Vlaamse studenten slaagden: 11% van de Vlaamse studenten haalde het B2 niveau niet.

 

Taalevolutie na de toets

 

Tot op heden is er weinig onderzoek gedaan naar hoe internationale L2 studenten zich talig redden in de doelcontext tijdens de maanden na de toelatingsproef. Nog minder studies hebben dit punt  onderzocht vanuit een kwalitatief en longitudinaal perspectief. In dit onderzoek werden 20 internationale L2 studenten gevolgd tijdens hun eerste jaar aan een Vlaamse universiteit. Tijdens die periode werden zij maandelijks geïnterviewd en legden ze na acht maanden opnieuw twee STRT taken af. De resultaten toonden aan dat de respondenten geen significante vooruitgang hadden gemaakt in termen van STRT-score, of in termen van courante maten van complexiteit, nauwkeurigheid, of vlotheid. Het enige significante verschil was een verminderde hoeveelheid woorden tijdens de mondelinge presenteeropdracht. Uit de analyses bleek dat bijna alle respondenten een sociaal, institutioneel en academisch isolement ervaren hadden. De internationale L2 studenten hadden dus slechts beperkte mogelijkheden gehad om te interageren met Vlaamse sprekers, wat zeer waarschijnlijk heeft bijgedragen tot de beperkte positieve taalevolutie. 

 

Conclusie

 

In het vierde en laatste deel van dit onderzoek werd bekeken hoe het Vlaamse toelatingsbeleid tot stand komt. Beleidsmakers op Vlaams niveau en op niveau van de vijf universiteiten werden bevraagd. Uit de analyse van de interviews kwam naar voren dat het Vlaamse beleid niet in de eerste plaats stoelt op empirisch onderzoek, maar eerder resulteert uit de belangen van belangrijke stakeholders en uit het uitwerken van oplossingen voor ad-hoc problemen.

 

De resultaten van het onderzoek bieden slechts beperkte argumenten om de effectiviteit van het toelatingsbeleid te ondersteunen. Het lijkt onwaarschijnlijk dat het huidige toelatingsbeleid in staat is om een B2 taalniveau binnen de gehele studentenpopulatie te waarborgen, aangezien de gebruikte tests niet als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd, en aangezien meer dan een op tien Vlaamse studenten niet slaagde voor een schriftelijke B2 toets. Bovendien is gebleken dat het B2-niveau lager ligt dan de reële receptieve taaleisen aan de universiteit en dat de taken binnen de taaltoetsen niet steeds in overeenstemming zijn met de werkelijke taalopdrachten. Ten slotte maken internationale L2 studenten tijdens hun eerste jaar vermoedelijk weinig talige vooruitgang, en lijken de taaltoetsen weinig tot geen positief effect te hebben op de maatschappelijke integratie van internationale L2 studenten.

Datum:1 okt 2013 →  24 mei 2017
Trefwoorden:Mixed methods, Longitudinal, University entrance language test, Validity, Justice, High stakes test, Policy effectiveness, CEFR
Disciplines:Linguïstiek, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen
Project type:PhD project