< Terug naar vorige pagina

Publicatie

LEREN VAN TISSERGATE

Boekbijdrage - Hoofdstuk

LEREN VAN TISSERGATE Denken en werken rond het ontwerpen van dichte stedelijke gemeenschappen voor morgen met een nieuwe sociale orde en dit communiceren met de juiste tools om een maatschappelijk discours te openen. 1. Inleiding Hoe moeten we tegen 2050 in een veranderende wereld negen miljard mensen op een kwalitatieve stedenbouwkundige en architecturale manier huisvesten? Dit is een vraagstuk dat reeds lange tijd speelt, maar omwille van de steeds groeiende wereldpopulatie, almaar meer aan belang wint. Vernieuwend programmatorisch onderzoek en herdenken van programma’s, zowel op economisch, sociaal als ecologisch vlak, om aan dergelijke maatschappelijke problemen een antwoord te kunnen bieden, is onlosmakelijk verbonden met de discipline Architectuur en Stedenbouw en is ook de essentie van de masteropleiding Architectuur in Sint-Lucas. In de beleidsnota van 2009-2014, geschreven door Vlaams minister Philippe Muyters, wordt geschat dat er in Vlaanderen tegen 2020 een vraag zal zijn naar ongeveer 80.000 extra woongelegenheden die aangepast zijn voor alleenstaanden. Tegen 2050 kan dit geschat worden op 170.000 eenheden. Bovendien zijn ouderen ook sterk aangewezen op voorzieningen in de buurt van de woning, wat het belang van die voorzieningen, openbaar vervoer en openbaar groen beklemtoont. Alternatieve woongemeenschappen, gebaseerd op het concept van de ksour, zoals bijvoorbeeld groepswoningen, kangoeroewoningen en aanleunwoningen, kunnen een oplossing zijn om de toenemende vergrijzing van de bevolking op te vangen en kunnen een sleutel worden tot de zorgcultuur van de toekomst: de zorg voor boorlingen, peuters en jonge kinderen, de zorg voor jongeren, de zorg voor ouderen, de zorg voor werklozen. Aandacht voor dergelijke concepten kunnen een evolutie in de hand werken van onze huidige geforceerde passieve verzorgingssystemen, zoals bijvoorbeeld rusthuizen, seniories en serviceflats, naar evidente actieve verzorgingsstructuren die de vergrijzing beter het hoofd kunnen bieden. Zoals John Maynard Keynes (1936) het formuleerde: ‘De moeilijkheid ligt niet in de nieuwe ideeën, maar in het ontsnappen aan de oude.’ Hoe kunnen architectuur en stedenbouw hierin een belangrijke rol vervullen? In deze les bekijken we het gestelde maatschappelijk probleem aan de hand van enkele projecten via hun architecturale en stedenbouwkundige parameters. Enerzijds willen we een ontwerpmethodiek ontwikkelen voor duurzame, open, transgeneratieve leefgemeenschappen voor 2050 aan de hand van het studieproject en onderzoeksmodel, ksar Tissergate, een historisch dorp gesitueerd in Zuid-Marroko. Daarnaast bekijken we ook een aantal hedendaagse cases, gesitueerd in Oost- en West-Vlaanderen, die werden gerealiseerd door Delmulle Delmulle Architecten, zijnde BsS, Avalon en B@L, en waarbij we de karakterisitieken van de ksar proberen vertalen naar kwalitatieve architectuur in een streven naar optimalisatie van de beschikbare ruimte en mogelijke woongemeenschappen voor de toekomst. Het onderzoek naar de samenlevingsvorm van Tissergate wil een noodzakelijk maatschappelijk discours op gang brengen over eigentijdse, duurzame, transgeneratieve leefgemeenschappen, over mogelijke toekomstige samenlevingen in het algemeen en over hoe kwalitatieve architectuur en stedenbouw daartoe kunnen bijdragen. Het gaat hierbij over de relatie van de sociaal maatschappelijke context (de humane context) tot de specifieke architectuur (de fysieke context) en over de vraag hoe die elkaar al dan niet beïnvloeden, ondersteunen, tegenwerken, of juist teniet doen. De onderliggende ambitie bestaat erin te komen tot inzicht in de vraag hoe, en welke, architectuur en stedenbouw die transgeneratieve gemeenschappen behoorlijk kunnen laten functioneren. Denken aan de toekomst is er constructief aan meewerken. Dat is niet hetzelfde als een utopie ontwikkelen of het ‘voorspellen’ van de toekomst. Het is veeleer ‘prospectief’: valabele mogelijkheden onderzoeken voor de toekomst, deze uitwerken en er perspectieven voor creëren. De taak van de architect anno 2015 bestaat er mijns inziens ook en vooral in om via luisteren, zien, opmerken, registreren, inschatten van de volledige context, niet enkel de fysieke, maar ook de humane context - ogenschijnlijk niet verzoenbare elementen - samen te brengen. Dit in een kader dat het ontwerp is, of met een ontwerp als interface tussen de stakeholders, als het ware ‘Ontwerp-driven’ om de dynamiek en het enthousiasme op gang te brengen. Dit betekent dat de architect een project eerst en vooral moet kaderen in een maatschappelijke context. 2. Architectuurhistorisch onderzoek Vooraleer verder in te zoomen op Tissergate kunnen we alvast de vraag stellen wat de relevantie is of kan zijn van architectuurhistorisch onderzoek voor onze architectuurpraktijk vandaag. Architectuur Het is eigen aan architectuur om gestalte te geven aan de tijdsgeest, met name door het ordenen van ruimte. ‘Het eigen element van de bouwkunst,’ meent filosoof Edgar De Bruyne (1940, p.240-245), ‘is noch sculpturaal, noch picturaal, noch muzikaal, noch decoratief: de ruimte is het, beperkt tot het solide lichaam, die juist in haar ruimtebepalende functie haar architecturale betekenis krijgt.’ Dat in dit ordenen van de ruimte de tijdsgeest tot uitdrukking komt, wordt gesuggereerd door de onlosmakelijke band die er bestaat tussen het wat en het waarom van de architectuur en de ontwikkeling van een beschaving. En het is van alle tijden om dit wat en waarom van architectuur af te toetsen, of om de tijdsgeest te bepalen om het ‘nu’ te kunnen inschatten. Architectuurhistorisch onderzoek speelt hierin een grote rol. Pienza Een fascinerend voorbeeld hiervan uit de renaissance is de stad Pienza. Paus Pius II liet daar, tijdens zijn pontificaat in de vijftiende eeuw, zijn geboortedorp Corsignano ombouwen tot een pauselijke stad door de inplanting van een volledige, nieuwe structuur (1459-1464). Alles werd door architect Bernardo Rosselino nauwgezet geconcipieerd volgens de proportietheorie van Leon Battista Alberti, rekening houdend met de preoccupatieven en het hiërarchisch programma van Pius II (Dom, Palazzo Piccolomini, Raadhuis, Bisschoppelijk paleis). Het resultaat was (is) van een overdonderende poëtische ervaring. Het vergezicht en de Monte Amiata (heilige berg voor de Etrusken) werden, volgens de intenties van de paus, betrokken bij het plein. Het landschap werd op die manier als het ware herontdekt. Deze holistische architectuurbenadering is in de eerste plaats een middel en een mengeling van feitelijke kennis, artistieke vaardigheid en vakmanschap, en het aanvoelen van de tijdsgeest. Zo wordt bouwen een creatieve synthetische surplus, die van architectuur een volwaardige cultuurcomponent maakt. Deleuze Eén van de elementen van alle besproken projecten is het zoeken naar wat architectuur is en wat de relatie is tussen architectuur en de mens, tussen het fysieke en het humane. “Architectuur is daarbij het simultaan kunnen werken met onafscheidelijke krachten: affect (meer dan louter gevoel: overstelpen, ondervinden), perfect (gewaarwordingen, belevingen), concept (steeds voorbij afgebakende grenzen). Daarbij dient simultaan te worden omgegaan met basisconcepten: connexion (samenhang, verband), hétérogénéité (diversiteit), multiplicité (menigvuldigheid, veelheid); rupture asignifiante (zonder zekerheden); cartographie (kaarten, plannen, routes), décalcomani (desharmonie, zonder structuur)” (Deleuze & Guattari,1980). 3. Communicatietools Hoewel in architectuurpresentaties de laatste tijd vaak gebruik wordt gemaakt van computerbeelden, werken wij voor de communicatie van onze ideeën nog steeds met axonometriën, driedimensionale tekeningen zonder perspectief op millimeterpapier. Communicatie en informatiedoorstroming blijven daarbij weliswaar vergelijkbaar: waar dat bij een computer via enen en nullen verloopt, gebeurt dat bij schetsen via een soort simplificatie van de complexiteit. Axonometriën worden daarbij gebruikt als ‘interfaces’. Een interface zet informatie over van één systeem naar een ander, waardoor communicatie in een verstaanbare taal mogelijk wordt. Het boeiende hierbij is dat ‘interface’ eigenlijk een term is om de intermediaire schakel tussen mens en machine aan te duiden – hij kan in ons geval dus ook verwijzen naar een schets en een tekening. In deze studie gebruiken we axonometrieën om de kwaliteit van de architectuur van de ksar te onderzoeken en om na te gaan wat de invloed van deze architectuur is op het slagen van deze samenlevingsvorm. Figuur 1- Axonometrie Tissergate 4. Studieproject Ksar Tissergate Ksour In het zuiden van Marokko, aan de rand van de woestijn, zijn over de gehele lengte van de Draa rivier gedurende eeuwen versterkte dorpen of ‘ksour’ gebouwd. Dit zijn indrukwekkende constructies opgericht in pisé (50 cm dikke muren in aangestampte, gedroogde leem) met een gedecoreerde omwalling. De dorpen zijn opgebouwd volgens een geometrisch dambordpatroon dat doorsneden is met smalle en overdekte stegen voor bescherming tegen de warmte en voor het genereren van privacy. Figuur 2- Dambordpatroon ksar Het dorp bestaat uit geschakelde woningen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals graanhuizen, winkels, badhuizen en moskeeën, en vormt een sociale, economische en politieke eenheid. De cultuur van de berbers vormt in de ksar een opmerkelijke synergie en harmonie van bewoners; het is een leefwereld van mensen die beschikt over een ongezien sociaal kapitaal. In deze leefgemeenschappen bestaat geen segregatie, zijn grote en kleine units, low budget en high level units door elkaar gebouwd, gebaseerd op transgeneratieve samenlevingsmodellen. Dit voorbeeld van historische architectuur en stedenbouw is een sterke toetssteen voor de huidige maatschappij en de actuele architectuurpraktijk voor evolutie naar eigentijdse, duurzame, hedendaagse leefgemeenschappen: een open leefwereld gebaseerd op menselijke waarden als een synthetisch geheel van sociale en culturele netwerken, mobiliteit, communicatie, onderwijs, gezondheid, arbeid, ontspanning, zonder scheiding tussen oud en jong, man en vrouw, godsdienst, taal. Tissergate Het studieproject en onderzoeksmodel is ‘ksar Tissergate’, een zeer dense leefgemeenschap van 200 wooneenheden, gelegen aan de Oued Draa langs een 30.000 ha grote dadelpalmoase in Zuid-Marokko, gesticht in de vijftiende eeuw. Deze leefgemeenschap heeft een zeer grote socio-culturele waarde en is gebouwd uit één enkel materiaal met een enorme bioklimatologische adaptatie aan de architectuur. Figuur 3- Ksar Tissergate De ksar Tissergate was en is nog steeds historisch ruraal en vormt een perfect holistische leefgemeenschap. Stedenbouwkundig en architecturaal is de ksar een zeer dense en duurzame bebouwing met een totale coherentie op het sociale, culturele, agronomische, architecturale en stedenbouwkundig vlak. Het is een compositie van licht en duisternis, van zien en gezien worden, van geluid en stilte, een psychisch metabolisme. De matrix is gebaseerd op een noodzakelijkheid die de vanzelfsprekendheid van de gebruikswaarde en de belevingswaarde van de ruimte karakteriseert. Zo is de ksar volledig opgebouwd volgens de Islam: door de matrix van licht en donker is het donker genoeg voor de vrouwen om ongesluierd rond te lopen, maar toch licht genoeg om nog te kunnen zien. Ook de organisatie voor de waterverdeling (water dat uiteraard van levensbelang is) is een goed voorbeeld van het aanwezige ‘sociale kapitaal’ in de gemeenschap. De irrigatietijd per eigendom wordt vastgelegd op basis van een aantal traditionele procedures waaraan iedereen zich strikt houdt zonder enige vorm van controle. Via ontwerpmatig denken kunnen, op basis van ksar Tissergate, projecten worden ontwikkeld die mogelijkheden en randvoorwaarden van transgeneratieve leefgemeenschappen expliciteren. De cases die in volgend onderdeel worden besproken zijn voorbeelden van dergelijke projecten die werden ontworpen op basis van het studiemodel en de die sociale karakteristieken van de ksar implementeren in hedendaagse architectuur. 5. Case studies 5.1. BsS, Stedelijke Groepswoningen 9000 Gent BsS vormt de eerste case van onze studie: het is een woongemeenschap in het centrum van Gent, waar vierentwintig mensen, nl. acht gezinnen met kinderen, samenwonen in een soort hedendaagse commune. Het is een dense samenleving waar mensen van verschillende categorieën, klassen en generaties samenwonen, net zoals in een ksar. Er wonen gezinnen en alleenstaanden, maar ook studenten en ouderen. Er zijn kleine en grote units, low budget units en duurdere inrichtingen. Vier bevriende gezinnen gaven de opdracht om acht woonentiteiten te ontwerpen in de Gentse binnenstad, ingeplant tussen het Prinsenhof en de Pluimstraat. Figuur 4 - Inplantingsplan BsS Tussen de twee delen bevindt zich een gemeenschappelijke binnentuin die ongeveer de helft van de totale oppervlakte beslaat. Dit resulteert in een gevoel van openheid, wat een rariteit is voor dit deel van Gent dat gekenmerkt wordt door een wirwar van kleine straatjes en steegjes. Vermits de vroegere gebouwen op deze locatie vanuit historisch-architectonisch oogpunt weinig voorstelden, werden ze allemaal gesloopt met uitzondering van de vroegere paardenstallen aan de Pluimstraat. Hierin werd op het gelijkvloers een gemeenschappelijke bergruimte gecreëerd en op de verdieping bevindt zich de grootste unit van het project. Vier echelons Voor dit project lagen vier essentiële aspecten – ‘echelons’ – aan de basis van de architectonische visie: de stad, de gemeenschap, het gezin en het individu. Hierrond werd alles opgebouwd. De verbondenheid met de stad komt in de eerste plaats tot uiting in de fysieke en visuele verbinding tussen de twee straten waar het woonproject gelegen is. Concreet wil dit zeggen dat door het wooncomplex een steeg loopt die de twee straten (Prinsenhof en Pluimstraat) met elkaar verbindt. Een visuele verbinding is er altijd: de poort aan zowel het Prinsenhof als aan de Pluimstraat laten een doorkijk toe, zodat je door het terrein heen van de ene straat naar de andere kunt kijken. Of deze steeg ook een fysieke verbinding wordt voor de Gentenaren, hangt af van de bewoners. Zij beslissen of de poorten openblijven, waardoor de steeg al dan niet als publieke doorgang kan gebruikt worden. Meestal zal dat omwille van de privacy niet het geval zijn en dat brengt ons bij het tweede echelon: het gezin. Elk gezin is gesteld op een minimum aan privacy en dat is in het Prinsenhof niet anders. Daarom zit er ook een knik in de steeg die doorheen het wooncomplex loopt. Omwille van die knik blijft het doorzicht – de visuele verbinding – beperkt tot 30 cm, zodat de acht gezinnen niet geplaagd worden door al te nieuwsgierige blikken van buitenaf. Figuur 5 - BsS: knik in de steeg die door complex loopt (Niels Heyvaert ©) Verder accentueert de zwarte blok aan het Prinsenhof een historisch aanwezige leegte als een breuk in de straat. De leegtebreuk werd omgezet in materiebreuk. Figuur 6- BsS: materiebreuk zwarte blok (Niels Heyvaert ©) In het project zelf werd een perfect evenwicht tussen het gezin en de gemeenschap (het tweede en derde echelon) nagestreefd. Het gevoel van samenhorigheid in het Prinsenhof wordt bijvoorbeeld ondersteund door de grote glazen lichtkokers, die zowel vooraan als achteraan de verschillende verdiepingen en dus ook de woonentiteiten met elkaar verbinden. Ook de gemeenschappelijke berg- en tuinruimte, de stookruimte en de fietsenstalling op het gelijkvloers van de voormalige paardenstallen dragen daartoe bij. Figuur 7 - BsS: glazen lichtkokers (Niels Heyvaert ©) Het belangrijkste element met betrekking tot die verbondenheid tussen de verschillende gezinnen is ongetwijfeld de grote binnentuin waar elke woonentiteit op uitkijkt. Vermits de tuin, een ontwerp van tuinarchitect Denis Dujardin, de volledige breedte van het Prinsenhof in beslag neemt, kan elke bewoner genieten van de verst mogelijke perspectieven op de tuin. Die horizontaliteit en lineariteit worden extra in de verf gezet door de lange, rechte waterstrook die de volledige tuin doorkruist. Figuur 8 - BsS: binnentuin met rechte waterstrook (Nike Art Photo ©) Natuurlijk mag het gemeenschapsgevoel de eigenheid en de privacy van elk gezin niet in het gedrang brengen. Daarom werden er in de langgerekte binnentuin met behulp van de beplanting een aantal tuinkamers gecreëerd, zodat elk gezin over een min of meer privaat terras en dito tuin beschikt. De eigenheid van het gezin werd eveneens gerespecteerd in de ruimte-indeling van de aparte woonentiteiten. Er zijn geen twee identieke units, elke unit is volledig anders. Wat natuurlijk niet wegneemt dat er een aantal constanten te onderscheiden zijn, die we als een rode draad bij elke woonentiteit terugvinden. Zo vormt de zitruimte in elke unit een eindruimte. De zitruimte kan met andere woorden nooit gebruikt worden als doorgangszone naar een andere ruimte, wat uiteraard het intieme karakter van dit vertrek ten goede komt. In elke woonentiteit valt ook het contrast op tussen de intieme ruimtes die zich in de duistere vertrekken situeren en de eerder publieke ruimtes waar licht en openheid overheersen. Materialisatie Met betrekking tot het materiaalgebruik geven vooral cederhout, reglitbeglazing en een donkere, rechtstaande plaveisteen de toon aan, niet omdat die materialen mooi zijn, wel omdat ze hier het beste passen. De verticale reglitbeglazing realiseert hier het evenwicht tussen het gemeenschaps-gevoel en de privacy. Bovendien vormen de reglitpanelen het ideale materiaal om de verticaliteit, die al sterk aanwezig is in dit deel van Gent, te benadrukken. Het summum van verticaliteit wordt bereikt in wat wij, als reminiscentie aan ‘monadologie’ (een term van de zestiende-eeuwse Duitse filosoof Godfried Wilheim Leibnitz en via een herwaardering ervan door Gilles Deleuze), de ‘monade’ noemen, een raamloze ruimte helemaal bovenaan de lichtkoker, waarvan elke wand volledig is uitgevoerd in reglitpanelen. Een monade is een ruimte met licht, maar zonder uitzicht als een fluïdum tussen de aarde en de hemel, het domein van de geest, tussen de grond en de lucht, tussen het bij-de-grondse en het verhevene, tussen het gekende en het onbekende. De ‘monade’ vormt zo de ideale plek voor het individu – het vierde echelon – om zich volledig af te zonderen van de andere bewoners en de maatschappij. De dramatiek hiervan wordt nog verhoogd, doordat je in deze ruimte met potentieel een van de mooiste uitzichten op de Gentse binnenstad – de vier beroemde torens van Gent – niets ziet van wat er zich buiten die monade afspeelt. Je weet dat het uitzicht er is, maar je krijgt het niet te zien. Fysisch is het niet te zien, maar psychisch, in de geest, in de herinnering, is het des te sterker aanwezig. Het cederhout werd gebruikt voor alle wanden die zich volgens de stedenbouwkundige voorschriften moeten schikken naar de omgeving en de keuze hiervoor werd dan ook ingegeven vanwege de plooibaarheid, de vervormbaarheid ervan. Het is het resultaat van een zoektocht naar materiaal dat zich kan aanpassen aan de omgeving en dat flexibel genoeg is om de hoge voorbouw, de lage achterbouw en de tuinmuur te beëindigen. Figuur 9 - BsS: gebruik van cederhout Het cederhout en de reglitbeglazing contrasteren sterk met de donkere plaveisteen die gebruikt werd in het losstaand volume aan het Prinsenhof. De leegtebreuk werd hier omgezet in materiebreuk; waar nu deze zwarte doos staat, was vroeger een open plek. Dat was een karakteristiek element voor het terrein dat gerespecteerd blijft, niet door dit gedeelte opnieuw onbebouwd te laten, maar wel door er een bouwwerk neer te zetten dat zich autonoom, zwaar, ongepast en los gedraagt ten opzichte van de buurt en het project. De zwarte plaveisteen helpt die materiebreuk tot stand te brengen. In dat zwarte volume werden ten slotte enkele summiere gaten gesneden, waarachter zich de intieme ruimtes bevinden. De plaats en de grootte van deze vensteropeningen werd volledig vanuit het interieur van de woonentiteiten bepaald. De beleving en de verzichten van de bewoners staan centraal, niet het uitzicht van de gevel. 5.2. Avalon/SHLW, Projectontwikkeling 8790 Waregem Avalon vormt de tweede case van onze studie: het is een woongemeenschap in het centrum van Waregem, waar 120 mensen – 40 gezinnen met kinderen – samenwonen in een hedendaags transgeneratief project, waarin zowel grote als kleine units aanwezig zijn (75-211 m2) en zowel dure als goedkope. Deze mix van units is zeer uitzonderlijk in Vlaanderen, gezien hierdoor verschillende doelgroepen worden aangesproken. Zowel de vermogende gezinnen vinden hier hun gading, alsook jonge gezinnen en oudere alleenstaanden. Een dergelijke mix van verschillende doelgroepen is niet zo voor de hand liggend in onze huidige samenleving. Toch is het belangrijk om iedereen niet in een eigen individueel ‘hok’ te steken, maar mensen te laten samenleven over klasses en generaties heen. Er is dus zeker nog verder onderzoek nodig om dit perfect te implementeren. Buitenruimtes Een eigentijdse woonruimte beschikt over royale buitenruimtes, waardoor licht en zon kunnen toetreden tot de unit. Figuur 10 - Avalon: woonruimte (Koen Van Damme ©) De insnijdingen van terrassen zijn bepaald door de stand van de zon tegenover de aarde (de azimut). Op die manier komt er zon tot in het hart van de units. De buitenruimtes zijn centraal in de woonruimte voorzien, wat het ruimtegevoel ondersteunt. Grote schuiframen zorgen ervoor dat de binnenruimtes feilloos kunnen aansluiten bij de buitenruimtes. Figuur 11 - Avalon: Insnijding terrassen (Koen Van Damme ©) & azimut zonnestudie De Integratie van de geplande werken of handelingen in de omgeving Door de specifieke volume-opbouw en inplanting, de materialisatie en buitenaanleg worden de geplande werken geïntegreerd in de omgeving. Er werd gekozen voor een boerderijmodel dat kon vertaald worden in een maatschappelijk en innovatief project, waarbij de sociale en culturele dimensie van de traditionele boerderijarchitectuur naar waarde werd geschat in functie van de evolutie naar leefbare woongemeenschappen in de toekomst. Het project getuigt in die zin van het hoger beschreven ‘prospectivisme’: een mogelijk alternatief, een voor de toekomst valabele mogelijkheid van omgaan met sociaalmaatschappelijke noden en evoluties in een samenleving die evolueert naar een maatschappij met een toenemende oudere bevolking en een nog groeiende bewoningsdichtheid in Vlaanderen. Waar ouderen nu slechts in serviceflats of rusthuizen terechtkunnen, kunnen ze in kleine leefgemeenschappen, die goed ontworpen en goed georganiseerd zijn, een belangrijke rol vervullen. Mensen blijven langer gezond en actief. Dat maakt dat senioren meer zijn dan waar ze vandaag voor worden aanzien, nl. een aantrekkelijke doelgroep voor consumptie. Jonge kinderen belanden normaal gezien vanaf drie maanden in crèches, terwijl in zo’n woongemeenschappen de mogelijkheid bestaat dat ze op een natuurlijke, familiale, pedagogische omgeving opgroeien. Zelfs hulpbehoevenden kunnen er in een harmonische manier opgenomen worden. Sociaal gezien bestaat er in deze boerderij geen segregatie tussen oud en jong, elk leeft er volgens z'n eigen patroon. De boerderij was als historisch-rurale leefgemeenschap al een perfecte holistische leefgemeenschap, vergelijkbaar met Tissergate. Avalon is dat nu ook. Stedenbouwkundig en architecturaal is het een duurzame bebouwing met een totale coherentie op het sociale, culturele, agronomische, architecturale en stedenbouwkundige vlak. 5.3. B@L, Verticale Eengezinswoning 8300 Knokke-Heist B@L vormt de laatste case van onze studie: het betreft een dense verticale eengezinswoning, gebouwd op een zeer beperkte ruimte in het centrum van Knokke-Heist, waar vier generaties samenwonen. Net zoals bij een ksar wordt de beschikbare ruimte dus optimaal benut en is er geen segregatie tussen jong en oud, maar leven de generaties samen en beantwoord de woning aan al hun verschillende behoeften. Algemeen De woning ligt in een straat met middelhoge gebouwen met een sterke verticaliteit, op een heel smal perceel (4 m) tussen twee appartementsgebouwen met een hoogte van rond de 20 m. Op het gelijkvloers van bijna alle panden in de omgeving zijn winkelruimtes ingericht. De Dumortierlaan is namelijk gekend als één van de kwaliteitsvolle winkelassen van de kuststad Knokke. De achtergevel van de woning kijkt uit op een dichtbebouwd achterliggend gebied. Figuur 12 - Voorgevel B@L (Jan Verlinde ©) De fysieke context De uitdaging bestond erin de beschikbare smalle site zo maximaal mogelijk te benutten. De nieuwe inrichting optimaliseert het woonpotentieel op deze plek. De oppervlakte werd optimaal benut zonder aan open- en lichtheid in te boeten, door een logische organisatie van de ruimtes, drastische beslissingen voor meer transparantie en op maat gemaakte kasten en meubels. Op deze manier ontstond onbewust een interessante gelaagdheid. In de kleine galerij op het gelijkvloers worden kleinschalige creaties, installaties en schilderijen tentoongesteld en verkocht. Deze objecten worden door de bouwheer en tevens kunstenaar gecreëerd in zijn atelierruimte op de vierde verdieping. Op de eerste en tweede verdieping zijn studio’s ingericht voor de kinderen. Op de derde verdieping ligt de keuken en eetplaats, en het dak bevat de leefruimte en slaapkamer voor de bouwheer. De finesse Om de fijnheid van de site en gebouw te accentueren, is de opbouw van het gevelvlak verticaal gearticuleerd. Ze heeft een uiterst transparante en kleinschalige aanblik en het stelselmatig uitspringen van de façade zet het smalle karakter van de site extra in de verf. Het fijn uitgevoerde schrijnwerk tussen de parementgevels zorgt voor variatie en ornamentiek. Ook achteraan is gekozen voor een uiterst transparante gevel. Hierdoor kijk je op verschillende plaatsen dwars door het gebouw, wat voor een geweldig onbelemmerde woonbeleving zorgt. De gekozen gevelmaterialen zijn in harmonie met de omgeving: witte geglazuurde bakstenen geven een licht en duurzaam karakter aan de gevel en zorgen tevens voor een betere geleiding van het natuurlijke zonlicht in het smalle en diepe interieur. Ook de specifieke vorm van het dak is ontworpen om meer lichtinval in het hart van de woning te verkrijgen. Als aanvulling op de zachte gevelopbouw werd dit dak in witte pvc bekleed. Dit is een duurzame dakbedekking met extra hoge reflectie die de zonnestraling maximaal reflecteert. Deze reflectie van het zonlicht heeft een positieve invloed op het binnenklimaat. Om een architecturale meerwaarde te realiseren zijn er doordacht uitbouwen en sparingen voorzien. Het manipuleerbare karakter van de dakbedekking zorgt er bovendien voor dat de vorm van het hoofddak naadloos aansluit met de voorziene aanbouwen en zo een autonoom geheel vormt ten voordele van de architecturale kwaliteit, niet alleen van binnenuit, maar ook langs de buitenkant. De humane context Voor het project is de zeer complexe humane context van primordiaal belang. De bouwheer in z’n habitat, de humane context, leidt hier tot de hogervermelde specifieke ruimte en ruimtelijkheid en bepaalt relatie publiek-privaat, relatie oud-jong. De taak van de architect anno 2015, ligt voor ons dan ook vooral in het samenbrengen – via luisteren, zien, opmerken, registreren– van ogenschijnlijk niet-verzoenbare elementen in een frame dat ontwerp is of met een ontwerp als interface tussen de stakeholders. De aanpak is dus design driven, het ontwerp fungeert als motor om de dynamiek, het enthousiasme op gang te brengen. Het kaderen van een project in een maatschappelijke context. Ruimtelijkheid De vertaling naar ruimtelijkheid is een moeilijke opgave voor een architect, maar dat is tezelfdertijd ook z’n knowhow, z’n specialisatie zeg maar, die hem in de opleiding degelijk wordt aangeleerd. Technisch was dit een heel moeilijk project, maar er was ondersteuning van een heel arsenaal aan specialisten. De ruimtelijkheid in deze ogenschijnlijk smalle spleet tussen twee gebouwen loopt diagonaal door naar de boven- en onderliggende verdieping via de liftkoker, die uitgevoerd is in doorzichtig glas (raumplan Adolf Loos). Op de verdiepingen waar leefruimte – vijfde verdieping – en slaapruimte – zesde verdieping – gelegen zijn, wordt deze diagonale ruimtelijke verbinding nog versterkt door een glasplaat in de vloer van de zesde verdieping, zodat er visueel contact is zonder geluidshinder. De diagonaal ruimtelijke verbindingen zorgen er tevens voor dat het contact met de omgeving, zowel aan de voorkant als aan de achterkant, groter wordt. Het bestaande gebouw is verwerkt in de gehele constructie. Enerzijds omdat het, uit technisch oogpunt dan, zo de stabilisator bleef voor de belendende gebouwen; anderzijds omdat het, uit humaan oogpunt, een noodzakelijke link bleek voor de bouwheer met het verleden, met de plek, met het gebouw, waar al zo veel geluk en leed werd beleefd. De nieuwe constructie, die drie bouwlagen hoger is dan het bestaande volume, is als een cirkel rondom de bestaande structuur gebouwd. Op die manier heeft de nieuwe constructie z’n eigen fundering en draagt het niet op het bestaande gebouw. De bestaande structuur hangt als het ware in de nieuwe constructie. De bestaande constructie is, met al z’n onvolmaaktheden van toen, nog duidelijk zichtbaar en aanwezig. De hoogten van de verschillende verdiepingen variëren volgens hun preoccupatieven en hun functie. Daarbij zijn de verdiepingen ter hoogte van de bestaande woning gerelateerd aan het vroegere gebouw en boven de bestaande woning gerelateerd aan de stedenbouwkundige enveloppe. De keuken, die op de derde verdieping gesitueerd is en daarmee centraal ligt in de verticale woning, is het laagste volume. Het grafiekatelier van Jan op de vierde verdieping is de hoogste ruimte. Vanaf de zesde verdieping, over en tussen belendende gebouwen heen, kruiselings over het Driehoeksplein, is ten slotte de zee te zien. Het gelijkvloers is een commerciële ruimte gekoppeld aan een ondergrondse atelierruimte (voor juweelsmid Octaaf). Op de eerste en tweede verdieping bevinden zich telkens twee autonome studio’s, de verblijfplaats van de kinderen en de grootouders. De keuken is de gemeenschappelijke ruimte op de derde verdieping. Verdieping vier, vijf en zes zijn de ruimtes van het gezinshoofd: het atelier, de leefruimte en de slaapruimte. Leefruimte en slaapruimte hebben beide volledig sanitaire voorzieningen en wisselen soms wel eens van verdieping. Op elke verdieping is er aan de zuidkant, dus naar het hinterland, een terras. Figuur 13 - Achtergevel B@L (Jan Verlinde ©) 5.3.1. Tentoonstelling Horizon 3800: bouwwonderen in Knokke-Heist Het onderzoek naar Tissergate en het ontwerpgedreven onderzoek en de realisatie van hedendaagse projecten als BsS, Avalon en B@L moeten een maatschappelijk discours op gang kunnen brengen over eigentijdse transgeneratieve leefgemeenschappen en hoe kwalitatieve architectuur en stedenbouw daarin kan bijdragen. Tentoonstellingen zijn daarbij communicatiekanalen die het academische kunnen overstijgen en die via verwondering, vanuit een collectieve reflectie, misschien kunnen resulteren in een open dialoog met betrokken maatschappelijke actoren. Horizon 8300 is een tentoonstelling waarin naast de bouwplannen van de gemeente, ook enkele heel concrete, kleinschalig uitgevoerde projecten in Knokke-Heist in de kijker staan. Het project B@L van Delmulle Delmulle architecten is daarin opgenomen, naast vijf andere kleinschalige projecten met individuele opdrachtgever van Robbrecht en Daem, Vincent Van Duysen, Conix Robm, Govaert en Vanhoutte, Stefan Kips en Patrick Chielens. Projecten op een dergelijk klein schaalniveau kunnen de ambitie hebben om een nieuwe betekenis te geven
Boek: Jongeren vandaag en de wereld van morgen XXI Lessen voor de eenentwintigste eeuw 2015.
Pagina's: 189 - 210
ISBN:978 94 6270 022 2
Jaar van publicatie:2015
Toegankelijkheid:Closed