< Terug naar vorige pagina

Project

In voor- en tegenspoed: Gevoeligheid voor omgevingsinvloeden in adolescentie bekeken vanuit multipele niveaus van analyse en doorheen de ontwikkeling.

Kinderen en adolescenten verschillen in hun vermogen om informatie over hun omgeving waar te nemen en te verwerken, dat wil zeggen in hun omgevingssensitiviteit (Pluess et al., 2018). Ongeveer 20 tot 30% van de individuen blijkt over het algemeen sensitiever dan anderen, wat betekent dat zij gevoeliger zijn voor kenmerken van hun ontwikkelingscontext (Pluess, 2015), zoals de kwaliteit van de opvoeding (Slagt et al., 2016). Het overkoepelende doel van dit proefschrift was om meer inzicht te krijgen in omgevingssensitiviteit als een individuele verschilvariabele door een integratieve benadering toe te passen die meerdere leeftijdsgroepen omvat (d.w.z. kleuterfase, lagere schoolfase, vroege tot late adolescentie). Dit proefschrift had twee belangrijke doelstellingen.

Doelstelling 1 betrof de meting van omgevingssensitiviteit op fenotypisch niveau. In Hoofdstuk 2 evalueerden we de psychometrische eigenschappen van een vragenlijst om individuele verschillen in omgevingssensitiviteit bij kinderen te meten, de HSC-12 schaal (Pluess et al., 2018), over verschillende leeftijdscategorieën (d.w.z. vroege versus midden- tot late adolescenten), geslacht, en landen (België en het Verenigd Koninkrijk) heen. Op basis van de resultaten van Hoofdstuk 2 ontwikkelden we nieuwe items en verbeterden we de HSC-schaal (HSC-21) (Hoofdstuk 3). De psychometrische eigenschappen van de HSC-21 schaal werden getest voor verschillende ontwikkelingsfasen (kinderen en adolescenten), geslacht, landen (België en Nederland), en informanten (zelf- en moederrapportages) heen. De schaal lijkt goed te functioneren over deze groepen heen, met enige terughoudendheid voor criterium validiteit. In Hoofdstuk 4 werden de psychometrische eigenschappen van een observatie-instrument om omgevingssensitiviteit bij kleuters te meten (HSC-RS) gevalideerd.

 

Doelstelling 2 ging over de karakterisering van individuele verschillen in omgevingssensitiviteit op meerdere niveaus van analyse (d.w.z. fenotypisch, fysiologisch, en genetisch niveau). In Hoofdstuk 4 onderzochten we of individuele verschillen in omgevingssensitiviteit op fenotypisch niveau (zoals gemeten met de HSC-21) samenhingen met individuele verschillen in omgevingssensitiviteit op fysiologisch niveau (in termen van verhoogde fysiologische stress reactiviteit als respons op een sociale stress taak in het labo). We vonden evidentie voor een positieve associatie tussen een verhoogde sensitiviteit op fenotypisch niveau en gepercipieerde stress, maar niet voor een associatie met de biologische stressrespons (d.w.z., autonome zenuwstelsel en endocriene stressreactie). In Hoofdstuk 5 onderzochten we hoe we geobserveerde verschillen in omgevingssensitiviteit kunnen karakteriseren op gedragsmatig, genetisch, en fysiologisch niveau bij kleuters. Er werden zinvolle associaties gevonden tussen geobserveerde omgevingssensitiviteit en temperamentskenmerken, en enig suggestief bewijs voor een associatie tussen geobserveerde omgevingssensitiviteit en een cumulatieve polygene score. Er werden geen associaties gevonden tussen geobserveerde omgevingssensitiviteit en cortisol noch EEG asymmetrie.

 Samenvattend kan gesteld worden dat dit proefschrift de bestaande literatuur heeft uitgebreid door meer inzicht te verwerven in de meting van individuele verschillen in omgevingssensitiviteit en in de karakterisering van omgevingssensitiviteit op meerdere niveaus van analyse. Over alle hoofdstukken heen werden onopgeloste vragen, mogelijkheden voor verder onderzoek, klinische en maatschappelijke implicaties, en sterktes en beperkingen besproken (Hoofdstuk 6).

Datum:1 okt 2016 →  31 dec 2022
Trefwoorden:Developmental psychology, Developmental psychopathology
Disciplines:Biologische en fysiologische psychologie, Algemene psychologie, Andere psychologie en cognitieve wetenschappen
Project type:PhD project