< Terug naar vorige pagina

Project

Vergroenen van intensieve landbouwlandschappen: een evaluatie van landgebruiksstrategieën voor het behoud van biodiversiteit en het leveren van ecosysteemdiensten en hun wisselwerking met productie en inkomen van telers

Europese landschappen werden doorheen hun geschiedenis sterk beïnvloed door landbouw. Deze historische extensief beheerde landbouwlandschappen vormden een habitat voor veel verschillende soorten en tegenwoordig vormen halfnatuurlijke habitats de focus van het natuurbehoud in Europa. Tijdens de loop van de vorige eeuw werden deze landbouwlandschappen steeds verder geïntensiveerd, waardoor veel meer voedsel geproduceerd kon worden in de regio. De intensivering van traditionele a

grarische landschappen, onder de vorm van hoge agrochemische inputs, hevige verstoring en algemene vereenvoudiging en homogenisering van het landschap, is echter tevens benoemd als de belangrijkste oorzaak van de wijdverspreide achteruitgang van de biodiversiteit in landbouwlandschappen. Om dit tegen te gaan is een goed doordachte omwenteling naar duurzamere vormen van landbouw nodig, al staat de specifieke vorm hiervan nog steeds ter discussie. Biologische landbouw wordt vaak voorgesteld als een milieuvriendelijk alternatief, omdat het gebruik maakt van ecologische principes in de landbouw en het gebruik van synthetische landbouwchemicaliën verbiedt. Er is inderdaad aangetoond dat biologische landbouw een positief effect heeft op de lokale biodiversiteit, maar de effecten zijn inconsistent en kunnen afhangen van de specifieke taxa, de landschappelijke context en het specifieke gewas. Bovendien wordt biologische landbouw ook geassocieerd met aanzienlijke opbrengstverliezen in vergelijking met conventionele landbouwvormen, wat leidt tot een grotere vraag naar land wanneer gestreefd wordt naar een specifieke productievraag. Dit roept vragen op over de effectieve duurzaamheid van biologische landbouw in vergelijking met conventionele landbouwvormen, vooral omdat de potentiële verdere uitbreiding van landbouwland ook wordt gezien als een grote bedreiging voor de biodiversiteit. Daarom is het cruciaal om zowel de wisselwerking tussen opbrengst en biodiversiteit over verschillende taxa, als de status van biodiversiteit op landbouwgrond in tegenstelling tot (half)natuurlijk habitat te begrijpen. Een andere manier om de biodiversiteit in landbouwlandschappen te bevorderen is door de natuurvriendelijkheid van het landschap zelf te verbeteren, zowel op lokale als op landschapsschaal. Dit kan worden bereikt door het herstellen van complexe landschapsmozaïeken met een gediversifieerde landbouw en halfnatuurlijke landschapselementen, waardoor de heterogeniteit, samenstelling en configuratie van landschappen wordt verbeterd. De bijdrage van landschapscomplexiteit op lokale schaal en op landschapsschaal aan het biodiversiteitsbehoud moet echter nog worden ontrafeld. Meer in het algemeen blijft het relatieve belang van het lokale landbouwbeheer enerzijds en de complexiteit van het landschap anderzijds voor de biodiversiteit van verschillende taxa onduidelijk, vooral voor meerjarige landbouwsystemen in Noordwest-Europa. In deze thesis bepaalden we daarom de biodiversiteit van verschillende taxa, bestuivingsdiensten en opbrengst in biologische appelboomgaarden en appelboomgaarden met geïntegreerde gewasbescherming (IPM) en evalueerden we hoe dit werd beïnvloed door het lokale landbouwbeheer en de landschappelijke context. We gebruikten ook halfnatuurlijke graslanden als referentie om de impact van landbouwsystemen op de biodiversiteit van landbouwgrond te kwantificeren.

In het algemeen vonden we genuanceerde en complexe effecten van biologische landbouw op de biodiversiteit in landbouwlandschappen, met grote variatie tussen taxa en tussen specifieke biodiversiteitsmaten. Hoewel de abundantie over het algemeen hoger was in biologische boomgaarden vergeleken met IPM boomgaarden, vertaalde dit zich niet in een hogere diversiteit voor de meeste taxa. Bovendien lieten dichtheids-opbrengst curven zien dat elk type landbouw geassocieerd was met een afname doorheen alle taxa, met uitzondering van enkele groepen die aangepast zijn aan een landbouwomgeving en over het algemeen niet bedreigd zijn. Over het algemeen zijn de soorten die in staat zijn om te overleven in landbouwgebied, of dat nu onder biologisch of IPM beheer is, afkomstig uit een kleinere soortenpoel die goed is aangepast aan de hoge verstoringsniveaus in deze omgevingen. Van alle bestudeerde taxa werden planten het duidelijkst positief beïnvloed door biologisch beheer vanwege het gebrek aan herbicidengebruik, hoewel de aanwezige soorten vooral konden worden geclassificeerd als algemeen en ruderaal. Terwijl de schimmeldiversiteit hoger was in biologische boomgaarden, waren de schimmelnetwerken complexer in IPM boomgaarden, vanwege de verstoring door mechanische onkruidbestrijding in het eerste systeem. De diversiteit aan bodembacteriën werd daarentegen niet beïnvloed door het lokale beheer, hoewel hun netwerken complexer waren in biologische boomgaarden, mogelijk profiterend van de grotere plantendiversiteit daar. De diversiteit en netwerken van geleedpotigen werden niet duidelijk beïnvloed door het specifieke lokale beheer, terwijl de bestuiving, gemeten aan de hand van de zaadzetting, beter was in biologische boomgaarden. De opbrengst in biologische boomgaarden was echter gemiddeld 30% lager dan in IPM boomgaarden. De locatie binnen de boomgaard beïnvloedde consistent de biodiversiteit in beide beheertypen. Het bodemmicrobioom deed het beter onder de permanente vegetatie van rijstroken in vergelijking met sterk beheerde boomrijen, terwijl planten en geleedpotigen een hogere biodiversiteit hadden in de rand van boomgaarden in vergelijking met het centrum. Dit onderstreept het belang voor de biodiversiteit van niet-productieve stukken binnen boomgaarden met minimaal verstoorde, permanente en diverse vegetatie. De biodiversiteit was over het algemeen hoger in de halfnatuurlijke graslanden dan in beide boomgaardtypes. Daarnaast gaven de dichtheid-opbrengst curves aan dat de overgrote meerderheid van de taxa, en vooral die van belang voor het natuurbehoud, het meest profiteert wanneer de oppervlakte voor natuurbehoud wordt gemaximaliseerd door elders aan hoogproductieve landbouw te doen. Bovendien bleek uit landschapsanalyses dat planten, bijen en sprinkhanen allemaal profiteerden van meer halfnatuurlijke habitats in het landschap of een grotere nabijheid, terwijl planten en wantsen profiteerden van meer landschapsdiversiteit. Deze bevindingen illustreren de grote waarde van complexe en diverse landschappen voor het behoud van de biodiversiteit in landbouwlandschappen. Vooral halfnatuurlijke graslanden kunnen essentiële habitats bieden om lokale soortenpools te versterken.

Over het algemeen had landbouw, ongeacht het type, een negatieve invloed op biodiversiteit in vergelijking met de halfnatuurlijke referentie, zelfs onder biologisch of relatief extensief beheer. In combinatie met aanzienlijke opbrengstverliezen in de biologische landbouw betekent dit dat, tenminste wanneer bepaalde productiedoelen moeten worden gehaald, het veelbelovender lijkt om natuurbehoud te concentreren in natuurreservaten die verschillende habitattypes omvatten, zoals halfnatuurlijke graslanden. Daarnaast lijkt het ontwerpen van landbouwlandschappen met een hogere landschappelijke complexiteit en met aandacht voor samenstelling, heterogeniteit en configuratie cruciaal voor biodiversiteitsbehoud. Dit zal echter onvermijdelijk de regionale productie onder druk zetten, zodat een hoogproductieve landbouw noodzakelijk blijft. Er zijn argumenten om dit niet verder te zetten onder de vorm van traditionele intensieve landbouw, maar in de plaats gebruik makend van technologische vooruitgang en ecologische inzichten om milieuschade te beperken. In het algemeen lijkt er geen wondermiddel te zijn om een duurzaam voedselsysteem in Europa te ontwikkelen en zijn er veel verschillende en gecoördineerde acties nodig. Deze ambities vereisen een transformatie van landbouwlandschappen en interventies aan zowel de vraag- als productiekant. Hierbij zijn niet alleen boeren betrokken, maar ook beleidsmakers, andere landschapsactoren, zoals organisaties in de natuurbescherming, en het voedselsysteem in zijn geheel. Het overstijgt de voedselproductie alleen en heeft raakvlakken met andere belangrijke sectoren zoals ruimtelijke ordening en natuurbehoud.

Datum:1 jan 2018 →  30 nov 2023
Trefwoorden:biodiversiteit
Disciplines:Landschapsecologie, Terrestrische ecologie
Project type:PhD project