< Terug naar vorige pagina

Project

Leiderschap en management in scholengemeenschappen van het Vlaamse secundair onderwijs.

In dit proefschrift stellen we de vraag of schaalvergroting, samen met een toegenomen lokale beleidsruimte, gevolgen heeft voor het schoolleiderschap. In Vlaanderen vormen scholengemeenschappen in het basis- en het secundair onderwijs een interessante casus om 'bovenschools leiderschap' te onderzoeken. We rapporteren over drie studies. 
In deel1 rapporteren we over een systematische literatuurstudie naar schoolleiderschap. In hoofdstuk 1 stellen we -naar aanleiding van een evolutie naar schaalvergroting en een toenemende oproep aan scholen(gemeenschappen)om een eigen lokaal beleid te ontwikkelen- de vraag hoe leiderschap kangeconceptualiseerd en bestudeerd worden in onderwijsorganisaties die groter en meer complex worden. We lichten het opzet van een literatuurstudie toe, gericht op het beantwoorden van deze vraag. In hoofdstuk 2 gevenwe een overzicht van definities en vier prominente conceptualiseringen van schoolleiderschap in de literatuur: instructioneel, transactioneel, transformatief en gespreid leiderschap. We vullen dit aan met onderzoek naar effectief schoolleiderschap en schoolleiderschap in een context vanschaalvergroting. In hoofdstuk 3 stellen we de resultaten van een analyse van deze literatuur voor. We beschrijven een patstelling tussen geconcentreerde (leiderschap als geconcentreerd in het individu van de formele leider) en gespreide leiderschapsbenaderingen (leiderschap als gespreid over verschillende organisatieleden). We pleiten voor een conceptueel kader dat deze tegenstelling overstijgt. Ten tweede roepen we op om bij de studie van leiderschapspraktijken zowel de taak- als de emotionele dimensie van schoolleiderschap te beschouwen. In hoofdstuk 4 stellen we een conceptueel kader voor dat hieraan wil tegemoetkomen. Centraal staan de feitelijke leiderschapspraktijken in onderwijsorganisaties als het resultaat van de gecontextualiseerde interactie tussen actoren, waarbij de 'locus van invloed' zowel in een individu als in een groep kan worden gesitueerd. Het kader biedt een kaart waarop de verschillende elementen die een rol spelen, kunnen worden gesitueerd, alsook hun onderlinge relatie.
In deel 2 (hoofdstuk 5) rapporteren over een eerste empirische studie. We maakten kwalitatief-interpretatieve gevalsstudies van vier scholengemeenschappen (twee uit het basis- en twee uit het secundair onderwijs) op basis van interviews met de leden van de colleges van directeurs. De interviews werden trapsgewijs geanalyseerd met behulp van de micropolitieke theorie, die stelt dat organisatieleden betekenis geven en handelen vanuit hun belangen. We stellen vast dat de belangen van directeurs op het bovenschoolse niveau enerzijds betrekking hebben op de schoolals organisatie (schoolbelangen) en anderzijds op de persoon van de directeur (individuele belangen). Het balanceren van diverse belangen ligt aan de basis van het (micropolitiek) handelen van directeurs en verklaart (mede) hoe leiderschapspraktijken op het bovenschoolse niveau vorm krijgen. Directeurs schatten in welke belangen verwezenlijkt dan wel bedreigd worden door initiatieven op het bovenschoolse niveau. Cultureel-ideologische schoolbelangen -in het bijzonder het bewaken en bewaren van de eigenheid van de school- krijgen hierbij steeds het grootste gewicht. Indien deze bedreigd worden, trekt men zich geheel of gedeeltelijk terug uit de bovenschoolse organisatie.
In deel 3 rapporteren we over een etnografische gevalsstudie van één scholengemeenschap secundair onderwijs, gericht op het beschrijven en analyseren van de feitelijke interacties tussen directeurs op het bovenschoolse niveau. Gedurende één schooljaar observeerden en registreerden we alle vergaderingen op het bovenschoolse niveau. Voor de interpretatie van de data maakten we gebruik van 'frame analysis' of kaderanalyse. In hoofdstuk 6 beschrijven we de centrale premissen van een interactieve benadering van kaderanalyse, een theoretische en analytische benadering die toelaat processen van collectieve betekenisgeving in onderhandeling te bestuderen. In hoofdstuk 7beschrijven we een combinatie van discoursanalyse en etnografie als methodologische basis van de studie en lichten de methoden van dataverzameling en -analyse toe. In hoofdstuk 8 en hoofdstuk 9 stellen we de resultaten voor van de analyse van twee 'dossiertrajecten' (inhoudelijke dossiers waarvan we het besluitvormingstraject chronologisch en gedetailleerd in kaart brachten), respectievelijk het ontwerp van een evaluatiereglement, en de evaluatie en toekomst van de scholengemeenschap. In hoofdstuk 10 geven we een samenvattend antwoord op de onderzoeksvragen. De processen van kaderen (het inbrengen en contesteren van kaders en het omgaan met verschillen in kaderen) verklaren hoe de leden van het college van directeurs (en de afgevaardigden van de inrichtende machten) collectief betekenis geven aan inhoudelijke kwesties, hun eigen identiteit en onderlinge relatie, en het interactieproces zelf, alsook hoe ze hierover onderhandelen en aldus uiteindelijk beslissingen nemen. Deze processen vankaderen blijken verband te houden met de belangen van de betrokkenen.
In het slot integreren we de inzichten uit de drie studies van ons doctoraatsonderzoek en expliciteren we de empirische en theoretisch-conceptuele bijdrage van ons onderzoek (onderwijskundige relevantie). De empirische bijdrage bestaat uit een aantal inzichten in de constitutieve elementen van bovenschoolse leiderschapspraktijken. We situeren deze inzichten in het conceptueel kader uit deel 1. De theoretisch-conceptuele bijdrage omvat het blootleggen en verkennen van raakvlakken tussen gespreid leiderschap, de micropolitieke theorie en een interactieve benadering van kaderanalyse. 
Datum:1 okt 2008 →  12 feb 2013
Trefwoorden:Secondary school, Leadership
Disciplines:Onderwijscurriculum, Onderwijssystemen, Algemene pedagogische en onderwijswetenschappen, Specialistische studies in het onderwijs, Andere pedagogische en onderwijswetenschappen
Project type:PhD project