< Terug naar vorige pagina

Project

De retoriek van het politiek imaginaire: een tropologische analyse van het oeuvre van C.D. Grabbe (1801-1836).

In deze dissertatie worden theoretische vraagstellingen m.b.t. soevereiniteit, vijandschap en massa in de historisch-literaire context van de Duitse Vormärz gesitueerd en met een diepgaande analyse van Grabbes vroege en late werken verbonden. Deze nieuwe lectuur van Grabbes dramas neemt als theoretisch uitgangspunt Walter Benjamins interpretatie van het Duitse treurspel (Ursprung des deutschen Trauerspiels</>), dat als crisistheater zowel in zijn dramatische constellatie als in zijn theatrale exces een duidelijke verwantschap met Grabbes dramaturgie vertoont. VanuitBenjamins moderne lectuur van het barokke treurspel, die als kritiek ophet esthetisch programma van de Duitse Klassik gelezen kan worden, wordt Grabbes 'weifelende moderniteit',  </>die in de niet-ophefbare ambivalentie en heterogeniteit van zijn oeuvre tot uiting komt, geanalyseerd . Anders als in de bestaande Grabbe-receptie vaak het geval is, wordtde moderniteit van Grabbes werk daarbij niet tot het esthetisch innovatieve, namelijk de (radicale) afwijzing van de klassieke dramaturgie gereduceerd, maar expliciet met het binnenbreken van contingentie in de traditionele zingevende verklaringsmodellen van de geschiedenis verbonden.</>
Als melancholische Moderner beweegt Grabbe zich voortdurend heen en weer tussen het verlangen naar de tijd van de grote subjecten, die nog als eenheid van persoon en zingeving opgevoerd konden worden, en hetmoderne bewustzijn van de vergeefsheid van deze allegoriseringspogingen; een onbeslistheid die zich in de gespletenheid en het mislukken van zijn protagonisten weerspiegelt. Grabbes protagonisten worden als anachronistische Wiedergänger-figuren geënsceneerd, die bij hun vergeefse pogingen om hun verloren macht in theatrale zelf-ensceneringen performatief terug te winnen, zelf karikaturale en tragi-komische 'theater-koningen' worden. In het 'post-historische' tijdperk van de Duitse Vormärz, waarin, zoals Grabbe zelf postuleert, het boek van de geschiedenis uitgelezen is, toont de geschiedenis zich niet alleen als spel, maar als gespeelde geschiedenis, wat in de excessieve theatraliteit  </>van Grabbes dramas weerspiegeld wordt. Deze focus op de theatraliteit van Grabbes dramas leidt tot een nieuwe lectuur van Grabbes teksten, die de 'mateloosheid' van Grabbes "Dramaturgie des Plus Ultra" (Volker Klotz) en de irriterende onderbrekingen, vertragingen of onlogische wendingen in de ontwikkeling van de plot niet als gebrek aan dramaturgisch talent bestempelt, maar als centrale kenmerken van Grabbes moderniteit (en uitdaging voor het hedendaagse postdramatische theater) interpreteert. Vanuit dit perspectief wordt in deze dissertatie net op die theaterstukken gefocust, die in de traditionele receptiegeschiedenis als mislukt of onspeelbaar gelden.</>
Datum:1 okt 2008 →  30 sep 2013
Trefwoorden:C.D. Grabbe
Disciplines:Talen, Literatuurwetenschappen, Theorie en methodologie van de talenstudies, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Theorie en methodologie van de literatuurwetenschappen, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen, Theater en voorstelling
Project type:PhD project