< Terug naar vorige pagina

Project

Andere lens, nieuwe inzichten? Data over sociale tegemoetkomingen als alternatief middel voor het bestuderen van de mate, de ontwikkeling en de effecten van publieke welzijnsvoorziening in Europa

Politici en publieke opiniemakers tonen al sinds het ontstaan van de moderne welvaartstaten interesse in onderzoek naar hoe welvaartstaten verschillen tussen landen, hoe ze evolueren, welke factoren variatie en evoluties in deze welvaartstaten beïnvloeden, en wat de sociale uitkomsten zijn die deze welvaartstaten genereren. Deze interesse zorgde voor het ontstaan van een aanzienlijke hoeveelheid literatuur over vergelijkend onderzoek tussen welvaartstaten. Onder andere de discussie van het zogenaamde ‘dependent variable problem’ kwam onder de aandacht van verscheidene onderzoekers. Centraal in deze discussie staat het gebrek aan gemeenschappelijke consensus over wat ‘de welvaartstaat’ als onderzoeksobject – en als afhankelijke variabele – is en hoe dit vanuit kwantitatief oogpunt gemeten kan worden. Deze kwestie voedde een levendige discussie van theoretische en methodologische bijdragen in de literatuur, waarbij verschillende indicatoren aangereikt werden om de moderne welvaartstaat als sociaal fenomeen op kwantitatieve wijze te beschrijven en te evalueren. Deze bijdragen zorgden voor een versterkt begrip en meer empirisch inzicht in wat moderne welvaartstaten zijn, wat ze doen en hoe ze verschillen en evolueren.

      Sommige auteurs zien data over sociale uitgaven op nationaal niveau als een goede indicator voor het inschatten van de mate waarin een welvaartstaat zorgt voor zijn inwoners. Anderen gebruiken informatie over sociale rechten van een land, zoals percentages over inkomensvervangende tegemoetkomingen of het tijdsbestek waarin tegemoetkomingen worden uitbetaald, om hier een inschatting van te maken. Deze doctoraatsthesis is geïnspireerd op voorgaand debat en biedt twee belangrijke aanvullingen op de bestaande literatuur. Als eerste biedt deze thesis een bijdrage aan het debat over vergelijkend welvaartstaat onderzoek door de verdere ontwikkeling en toepassing van data over sociale tegemoetkomingen als alternatieve indicator voor cross-nationale en longitudinale vergelijking van publieke welzijnsvoorziening. Ten tweede adresseert deze doctoraatsthesis nieuwe empirische vragen, onder andere hoe cross-nationale en longitudinale verschillen in sociale tegemoetkomingen kunnen worden verklaard, en in welke mate publieke welzijnsvoorziening, gemeten door data over sociale tegemoetkomingen, invloed uitoefent op sociale gevolgen in welvaartstaten.

      Een van de centrale bevindingen in dit doctoraatsonderzoek is dat data over sociale tegemoetkomingen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de studie van welvaartstaten. Deze data heeft het potentieel om evoluties en variaties in welvaartstaten bloot te leggen die niet geïdentificeerd kunnen worden bij het gebruik van data over nationale sociale uitgaven of data over sociale rechten. Gebruik van deze data helpt ook om meer nuance te brengen in het begrip over wat een ‘vrijgevige’ welvaartstaat juist is, door verder te kijken dan de louter budgettaire dimensie van data over sociale uitgaven, en de ideaaltypische realiteit van data over sociale rechten. Verder biedt deze alternatieve indicator de mogelijkheid om een inschatting te maken van wie er juist voordeel heeft bij bepaalde welzijnsvoorzieningen. Data over sociale tegemoetkomingen zijn gebaseerd op representatieve informatie over toegang tot tegemoetkomingen en het bedrag van die tegemoetkomingen op individueel en huishoudelijk niveau. Deze indicator kan dus helpen bij het adresseren van vragen over hoe deze aspecten verschillende sociale gevolgen beïnvloeden, bijvoorbeeld de invloed van sociale tegemoetkomingen op de participatie op de arbeidsmarkt.

                Een tweede centrale bevinding in dit onderzoek is dat de verschillende indicatoren met betrekking tot omvang en vrijgevigheid van welvaartstaten voortkomen uit verschillende theoretische veronderstellingen. Wanneer deze indicatoren als inwisselbaar worden beschouwd, kan dit leiden tot interpretatiefouten. De keuze voor deze indicatoren moet daarom afhankelijk zijn van de specifieke onderzoeksvraag en gebaseerd zijn op theoretische assumpties eerder dan op beschikbaarheid van data. Daarnaast toont dit doctoraatsonderzoek ook aan dat indicatoren eerder een schatting zijn van een abstract onderzoeksobject, dan wel een tool voor effectieve bewijsvoering. We kunnen deze indicatoren gebruiken om een concept (de welvaartstaat) analytisch te benaderen, maar de kans is groot dat er ruis zit op de informatie die wordt gegenereerd en dat deze daardoor misleidend zal zijn. Elke indicator moet daarom met voorzichtigheid gehanteerd worden, niet enkel met betrekking tot de onderzoeksvraag welke men wenst te beantwoorden, maar ook met aandacht voor de data waarop hij is gebaseerd. Wanneer mogelijk en betekenisvol, is het aan te raden om een combinatie van beschikbare ‘lenzen’ te gebruiken om zo tot een beter inzicht te komen over een specifiek onderzoeksobject.

Datum:1 nov 2014 →  31 jan 2020
Trefwoorden:Comparative Welfare State Analysis, Social Policy Indicator Research
Disciplines:Toegepaste sociologie, Beleid en administratie, Sociale psychologie, Sociale stratificatie, Sociale theorie en sociologische methoden, Sociologie van levensloop, gezin en gezondheid, Andere sociologie en antropologie
Project type:PhD project