< Terug naar vorige pagina

Publicatie

Endlich etwas wirklich neues… (Ferruccio Busoni over Béla Bartóks 14 Bagatellen / 1908) versus Darf man solch ein Ding schreiben oder anhören? (Ferenc Liszt over zijn Csárdás macabre / 1882)

Boek - Dissertatie

Ondertitel:vergelijkend onderzoek van (r)evolutionaire vernieuwingen in de late pianowerken (1860-1886) van Ferenc Liszt en de vroege pianowerken (1908-1912) van Béla Bartók
Hoewel Liszt van meet af aan 'provocatieve' programmamuziek met modernistische elementen componeerde - zoals Les Morts, Harmonies poétiques et religieuses, Sonate, Faust-Symphonie - is het bijzonder opmerkelijk dat hij na 1860 plotseling pianostukken - zoals Trois Odes funèbres: Les Morts - La Notte - Le triomphe funèbre de Tasso, Années de Pèlerinage III, Nuages gris, Mosonyi's Grabgeleit – componeert, stukken die volledig en opmerkelijk afwijken van zijn gebruikelijke compositiestijl. Deze werken vertonen een stilistische mengeling van laat-romantische, impressionistische en expressionistische elementen. Rond 1860 brak een tijdperk aan waarin 'dood en dans' een regelmatig terugkerend thema was in Liszts werken: zijn doodsgedichten geschreven in 'een compositiekoorts'. Deze late stukken (1860-1886) zijn expressionistisch, deels a-tonaal, en werden alleen door Liszt en zijn leerlingen gespeeld. Het hoogtepunt kwam in 1881-1882 met 'Csárdás macabre', de meest opmerkelijke van de zeer gedurfde reeks composities, waarin hij zich steeds meer op chromatische dissonanten stortte; een stuk met langdurige, dreunende en angstaanjagende lege kwinten, chromatisch bewegend tussen 'mogelijke en onmogelijke toonsoorten'. Liszt gebruikte een laconieke vraag als ondertitel: "Darf man solch ein Ding schreiben oder hören?". Als stilistische voorloper van Bartók en van de 20ste-eeuwse muziek is Liszts Csárdás macabre een volwaardige compositie die evolueert van laat-romantiek naar een polytonaal pre-expressionisme en die de weg opent naar het atonale expressionisme van Bartóks 14 Bagatellen. In Liszts oeuvre, en in de algemene stilistische evolutie van de 19e eeuw, getuigt dit meesterwerk voor piano van een even baanbrekende inventiviteit als 26 jaar later Bartóks 14 Bagatellen. Tussen 1908-1912 componeerde Bartók een indrukwekkende reeks pianowerken waaronder de 14 Bagatellen en Allegro barbaro. Met de 14 Bagatellen is voor de piano een nieuw tijdperk en een nieuwe "moderne" stijl aangebroken. - Hierover gaat de beroemde uitspraak van Busoni: "Endlich etwas wirklich neues". Bartók schreef: "De Bagatellen openen een nieuwe klavierstijl in mijn carrière als componist, die de meeste van mijn latere pianowerken - met kleinere of grotere aanpassingen - consequent volgen". Tijdens deze studie wordt ook nagegaan in hoeverre Liszts late werken niet alleen een (r)evolutionaire breuk vormen met de hoogromantiek, maar ook een avant-gardistische basis vormen voor Bartóks stijl en compositietechniek, en bij uitbreiding voor 20ste-eeuwse componisten als Debussy, Reger, Busoni, Schönberg, Prokofjev, Rachmaninov, Messiaen, Kurtág en anderen, waardoor de expansie van tonaal-functionele muziek en ook nieuwe muzikale vormen konden ontstaan. De nadruk ligt op de vergelijking Liszt-Bartók: wat leidde er uiteindelijk toe dat beide componisten op een vergelijkbare manier deze breuk met de vroegmoderne tijd vanuit hun beide laatromantische, eclectische idioom realiseerden. Een diepgaander onderzoek analyseert welke leidende passies en mentale factoren Liszt in 1860 en Bartók in 1908 inspireerden en hoe dit tot uiting komt in hun respectieve composities. Dit onderzoek tracht een antwoord te vinden op de vraag waarom Liszt vanaf 1860 en Bartók vanaf 1908 wezenlijk afwijken van hun daarvoor gebruikte compositietechnieken en een "avant-garde" (r)evolutie realiseren in Europa en in de Hongaarse muziek, zowel op stilistisch als compositorisch gebied. Essentiële citaten komen voornamelijk uit de persoonlijke brieven van Liszt en Bartók in een dagboekachtige chronologische vorm. Maar ook uit authentieke en historische documenten, eerste drukken, perscommentaren in historische tijdschriften. Zo wordt duidelijker hoe bijzondere levensomstandigheden en essentiële gebeurtenissen hun gedachten en gevoelswereld hebben beïnvloed en daardoor ook hun muzikale stilistische evolutie, hun compositietechnieken. Op deze wijze worden Liszts late en Bartóks vroege composities gesitueerd, juist gedateerd, inspiratiemodellen onderzocht, in historische context geplaatst met als uiteindelijk doel de vraag te beantwoorden "welke late Liszt-composities waren Bartók bekend en hebben hem (wezenlijk) beïnvloed". Bartóks samenwerking met Breitkopf & Härtel (1911-1913) voor de uitgave van Liszts Complete Werken - Bartóks inleiding tot Liszts Hongaars gerelateerde composities - wordt uitvoerig besproken. Speciale aandacht wordt besteed aan Bartóks herziening van Liszts Csárdás macabre. De gissingen naar de juiste datum van het componeren van Bartóks meest iconische werk, Allegro barbaro, zijn nu beter gesitueerd, zodat dit werk nu een correcte herdatering krijgt. Dit is gebaseerd op een uiterst complete chronologie van zijn werk in 1910-19013. Het is ook zeer waarschijnlijk dat Liszts Csárdás macabre model heeft gestaan voor Bartóks Allegro Barbaro.
Aantal pagina's: 131
Jaar van publicatie:2021
Trefwoorden:Doctoral thesis
Toegankelijkheid:Open