< Terug naar vorige pagina

Project

Identificatie van factoren die betrokken zijn in miltefosine of amfotericine B therapiefalen in viscerale leishmaniasis.

Amphotericin B (AmB) wordt momenteel ingezet als eerstelijnsbehandeling voor viscerale leishmaniasis (VL), terwijl het gebruik van miltefosine (MIL) als secundaire optie wordt voorgesteld, zowel in mono- als in combinatietherapie. Een toenemend aantal gevallen van therapiefalen wordt gerapporteerd wat herhaalde behandelingen noodzakelijk maakt en er dus gemakkelijker tot resistentie kan leiden. Aangezien isolaten van patiënten doorgaans nog gevoelig aan het geneesmiddel blijken te zijn, spelen dus andere factoren dan de intrinsieke gevoeligheid een rol. Een toegenomen metacyclogenese en infectiviteit werden aangetoond voor MIL, terwijl ook voor Amb gelijkaardige observaties in ons lab worden genoteerd. Therapiefalen werd ook gerelateerd aan een verminderde blootstelling aan geneesmiddel in bepaalde parasieten 'niches' zoals bijvoorbeeld in liver granulomas die een volledige eliminatie van de parasiet in de weg staan. In huidige project zullen de complexe interacties tussen het parasiet (epi)fenotype, het geneesmiddel en het immuun systeem van de gastheer onderzocht worden aan de hand van stammen met een 'cure', 'relapse' en 'resistentie' achtergrond. Meer specifiek zal de virulentie vergeleken worden in de zandvlieg vector en in vitro en in vivo laboratorium modellen. De impact van de ontwikkeling van granulomas na infectie met verschillende VL stammen zal vergeleken worden in relatie met de in vitro en in vivo efficaciteit en potentieel voor relapse.
Datum:1 okt 2016 →  30 sep 2019
Trefwoorden:LEISHMANIA
Disciplines:Microbiologie, Systeembiologie, Laboratoriumgeneeskunde
Project type:Samenwerkingsproject