< Terug naar vorige pagina

Project

La compréhension et la production des verbes ser et estar dans l'enseignement de l'espagnol à l'Université

Las cópulas ser estar a la luz de enfoques lingüísticos recientes y de la investigación en la enseñanza de segundas lenguas

 

De koppelwerkwoorden ser en estar in het licht van de recente taalkundige benaderingen en van het onderzoek in vreemdetalenonderwijs

 

Sleutelwoorden: Spaans, koppelwerkwoorden, adjectiefpredicaten, evidentialiteit, spraakkunstonderwijs

 

De koppelwerkwoorden ser en estar(beide in het Nederlands vertaald als zijn) vormen een van de meest karakteristieke fenomenen van de Spaanse taal. Vanuit meerdere disciplines is interesse uitgegaan naar hun betekenisstructuur. De verschillen tussen beide werden evenwel vooral belicht vanuit de domeinen van de taalkunde en van de tweede-taal-pedagogiek. De thesis neemt achtereenvolgens deze twee gezichtspunten in, en in de algemene reflectie neemt elke discipline een even grote plaats in. Zo werden twee parallelle analyses uitgevoerd: de eerste gewijd aan de grammatica van seren estar; de tweede aan het onderricht van hun gebruik. De empirische validering van de werkhypotheses staat in beide benaderingen centraal.

Vanuit taalkundig oogpunt stellen sommige studies dat de verschillen tussenseren estarin bepaalde contexten geneutraliseerd worden, bijvoorbeeld, in combinatie met predicaten zoals claro(Ned. klaar/duidelijk). De grammaticale studie die in deze thesis gepresenteerd wordt, legt daarom de focus op de analyse van een groot corpus authentieke orale contexten die de segmenten ser claroen estar clarobevatten. Uit zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve analyse van concrete (con)tekstuele elementen blijkt dat deze segmenten niet equivalent zijn. De analyse van de data toont dat ser claro gebruikt wordt om een abstracte categorisering van de subject entiteit uit te drukken. Een spreker die, bijvoorbeeld, stelt dat la solución es clara(Ned. de oplossing isESTARduidelijk), bedoelt dat de oplossingkan gecategoriseerd, geklasseerd, gedefinieerd worden als iets dat duidelijkis volgens de in beschouwing genomen eigenschappen. Estar claro, daarentegen, verschijnt in contexten die gebaseerd zijn op een ervaringscontact met de entiteit waarover sprake. Wie la solución está clara(Ned. de oplossing isESTARduidelijk) stelt, legt de nadruk op de toegang tot de informatie die nodig is om de oplossing te begrijpen. In dezelfde lijn, wordt aan de alternerende koppelwerkwoordconstructies met een onderwerpszin (es/está claro que…‘het is duidelijk dat …’) een verschillende evidentiële betekenis toegekend. De resultaten tonen dat estar claro gebruikt wordt in contexten van directe evidentie of inferentie, terwijl ser claroop een beredeneerde uitkomst slaat.

Globaal genomen, ondersteunen de resultaten van de analyse het postulaat dat het taalteken gemotiveerd is. Dit impliceert dat ser claro en estar clarotwee verschillende constructies zijn, in de zin dat zij verschillende betekenissen construeren. De cognitief-taalkundige benadering, en de relevante conceptuele tools die het biedt, werden aangepast aan de noodwendigheden van de grammaticale beschrijving van de database. De andere te beantwoorden onderzoeksvraag was of dezelfde adequaatheid kon bekomen worden als de doelstelling niet bestaat uit de taalkundige beschrijving van het system per se, maar getransponeerd wordt naar het onderwijzen van het contrast tussen seren estar. Voor zover ons bekend, bestond er nog geen empirische studie die erop gericht was te weten te komen of en hoe de alternatieve grammaticale beschrijvingen van de koppelwerkwoorden seren estarde onderwijsactiviteit verschillend kunnen oriënteren.

Om deze leemte te vullen, werd een experiment opgezet in een concrete onderwijscontext. Het doel was de relatieve draagwijdte te evalueren van de verschillende taalkundige benaderingen van het ser/estaronderscheid bij het onderricht van expliciete kennis over deze werkwoorden, dit is, kennis die onder woorden kan gebracht worden.

Gegevens komend van zes groepen Franse universiteitsstudenten werden doorgelicht. Vier van deze groepen kregen grammaticaal onderricht met betrekking tot de verschillen tussen seren estar. Bij twee ervan was de grammaticale uitleg gebaseerd op het aspectueel onderscheid tussen individual level predicates (ser) en state level predicates (estar). Bij de andere twee steunde de uitleg op het fundamentele, hoger vermelde cognitieve onderscheid tussen categoriseringen ervarings-gebaseerdevisie. De overige twee groepen golden als controlegroepen, meer bepaald, zij kregen geen enkel specifiek grammaticaal onderricht over de werkwoorden. In totaal werden de resultaten van 94 studenten weerhouden. Zij werden beoordeeld op schriftelijke taken, volgens een pretest-posttest design met twee uitgestelde posttests.

De resultaten ondersteunen het relatieve overwicht van de cognitieve benadering, in het bijzonder wanneer de variatie tussen de resultaten in de loop van de tijd mee in rekening genomen worden. Wat de verwerving van expliciete kennis betreft, vertonen zowel de zogenaamde aspectueleals de cognitievegroepen positieve veranderingen na het onderricht. Er doet zich evenwel een verschil voor tussen deze twee groepen, met name bij de stabilisering van de geobserveerde trends. Enkel bij de cognitieve groep houden de veranderingen die optreden in de eerste test na afloop van het onderricht, aan tot, ten minste, de derde posttest. Wat het gebruik van de werkwoorden in taken van schriftelijke expressie aangaat, wijzen de resultaten bij de verschillende groepen op een hoge variatiegraad in de antwoorden; zij laten evenwel niet toe significante verschillen te identificeren tussen de groepen. Zowel bij de controlegroepen als bij de experimentele groepen werden vergelijkbare resultaten waargenomen.

Bij het uitwerken van het kwantitatief onderzoek werd ten volle rekening gehouden met de eigenheden van de individuele leerders. Om elke depersonalisatie van de didactische relatie te vermijden, werd de variabiliteit in de studentenantwoorden geïntegreerd in de evaluatie van de twee grammaticale benaderingen die werden uitgetest in het onderricht van het ser/estaronderscheid. De verschillende statistische tools die werden aangewend in de data-analyse hebben het mogelijk gemaakt om op een zo omvattend mogelijke wijze de individuele variatie in de uitslagen van de leerders in kaart te brengen. 

De in deze thesis gevolgde methodologie houdt taalkunde en taalpedagogiek apart. Eerder dan de relatie tussen deze twee disciplines te bevragen, werd tot doel gesteld de reflectie te ontwikkelen en de analyse uit te werken overeenkomstig de eisen eigen aan elk van de disciplines, in de erkenning dat taalkennis moeilijk als dusdanig kan worden getransponeerd naar het domein van het tweede-talen-onderricht. De expliciete omschrijving van een hele reeks formele, semantische en contextuele parameters kon ervoor behoeden dat er vertekeningen zouden sluipen in de ontwikkeling van de tests. De parallelle uitwerking van een adequate taalkundige beschrijving en van een relevante didactische verklaring is vruchtbaar gebleken. De resultaten werpen inderdaad een nieuw licht op meerdere aspecten gerelateerd, enerzijds, aan de grammaticale beschrijving van de koppelwerkwoorden seren estar, en, anderzijds, aan het onderricht van het gebruik ervan.

Datum:1 okt 2013 →  4 dec 2018
Trefwoorden:Spanish, Copulas, Adjectival predicates, Evidentiality, Grammar teaching
Disciplines:Linguïstiek, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen
Project type:PhD project