< Terug naar vorige pagina

Project

Land, staat en bevolking. De wederopbouw van het Belgische platteland na de Eerste Wereldoorlog

Deze doctoraatsverhandeling handelt over de wederopbouw van het Belgische platteland na de Eerste Wereldoorlog. Er wordt vertrokken vanuit de hypothese dat het naoorlogse herstel werd aangestuurd door een groeiend vertrouwen in de maakbaarheid van de samenleving. Hoewel de opkomst van het maakbaarheidsdenken over het algemeen na 1945 wordt gesitueerd, toont dit proefschrift aan dat al tijdens de wederopbouw plannen voor het maken van een ‘beter' platteland werden uitgewerkt. Drie aspecten van het maakbaarheidsdenken worden geanalyseerd. Ten eerste heeft maakbaarheid steeds een ruimtelijke dimensie. Ruimtelijke en sociale planning zijn nauw met elkaar verweven. Ten tweede houdt maakbaarheid verband met (sociale) instituties. Dit proefschrift focust vooral op de wijzigende verhoudingen tussen de staat en zijn bevolking. Ten derde kon ook de bevolking zelf ‘gemaakt' worden. Het kneden van de plattelandsbewoners zou de rurale samenleving in de gewenste richting sturen.

Drie concrete vragen operationaliseren het theoretisch kader. 1. Hoe verliep het herstel van het fysieke landschap? Ging men er tijdens de wederopbouw van uit dat de mens de natuur volledig kon beheersen? 2. Wat veranderde er tijdens de wederopbouw op institutioneel vlak? Zorgde de heropbouw van het Belgische platteland voor een gewijzigde verhouding tussen de staat en zijn burgers? 3. In welke mate werkte men tijdens de wederopbouw in op het welzijn van de rurale bevolking? Werd de kloof tussen stad en platteland gedicht of gecultiveerd? Het verzamelde bronnencorpus bestaat uit topografische kaarten en militaire luchtfoto’s, overheidsdocumenten en -publicaties, archivalia en publicaties van intermediaire instellingen en bouwdossiers van wederopbouwboerderijen. Het proefschrift bestaat uit drie delen. Het eerste deel behandelt de wederopbouw op metaniveau, als het herstel van de rurale samenleving. Het tweede deel analyseert het land(bouw)herstel in de zogeheten verwoeste gewesten. Het derde deel bestudeert de wederopbouw van boerderijen.

Al tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstonden plannen voor de ruimtelijke hervorming van het naoorlogse België. Onder invloed van de Britse tuinstadbewegingen werden stedenbouwkundige ideeën vanaf 1915 geïntroduceerd. Urbanisten concentreerden zich echter hoofdzakelijk op de stad. Toch bestonden ook plannen om het platteland te reorganiseren. Onder invloed van een rurale idylle werd veel aandacht besteed aan de integratie van bouwkundige elementen in het rurale landschap. Daarnaast werden inspanningen geleverd om het Belgische landbouwbedrijf te moderniseren. Dit gebeurde zowel door de veestapel te verbeteren als de gebouwen zelf te reorganiseren. Door de winstgevendheid van de landbouw te garanderen, zou de landbouwbevolking op het platteland gehouden worden.

Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog kende het staatsapparaat een sterke uitbreiding. Domeinen die voor 1914 aan de markt toebehoorden, werden in de wederopbouwperiode aan de staat toevertrouwd. Het herstel van de meest verwoeste gemeenten kwam in handen van een technocratisch bestuur met zes Hoog Koninklijk Commissariaten. Het Ministerie van Landbouw had via zijn speciale Dienst voor het Herinrichten van de Landbouw de leiding over de verdeling van herstelbetalingen en premies voor getroffen landbouwers. Het inschakelen van experten – landbouwwetenschappers, ingenieurs en architecten – legitimeerde de werking van de staat. Tegelijk zorgde het voor de toepassing van nieuwe wetenschappelijke en (boerderij)bouwkundige inzichten op het terrein.

De wederopbouw van het Belgische platteland reikte verder dan zijn fysieke aspecten. De beoogde ‘verfraaiing' van het platteland moest resulteren in een hernieuwde rurale bevolking. De voorkeur voor een regionalistische architectuur was ingegeven door disciplinerende motieven. Ze moest het onderscheid versterken tussen de stad en het platteland, een grens die door de toenemende urbanisatie en industrialisatie onder druk stond. Tijdens de wederopbouw werden echter ook pogingen ondernomen om de Belgische plattelandsbewoners te emanciperen. Om de levensomstandigheden in het dorp te verbeteren, moesten burgerlijke woonidealen in de mate van het mogelijke worden vertaald naar de boerderij. Vanuit het dominante conservatief-katholieke perspectief op het platteland was deze combinatie van disciplinerende en emanciperende elementen de enige manier om het voortbestaan van het platteland te garanderen.

Datum:26 jan 2015 →  20 sep 2019
Trefwoorden:countryside, Eerste Wereldoorlog, wederopbouw, landbouw, platteland, First World War, reconstruction, agriculture, België, Belgium
Disciplines:Geschiedenis
Project type:PhD project