< Terug naar vorige pagina

Project

De rol van Netwerkorganisatie in de ontwikkeling van regionaal toerisme.

Ten tijde van het begin van dit project werd duidelijk dat het ei van Columbus, met betrekking tot het organiseren van een duurzame en competitieve toeristische bestemming, nog niet gevonden was. Tegelijkertijd werd de noodzaak van het vinden van de juiste manier om stedelijk toerisme te organiseren tijdens het project steeds duidelijker. Als vertrekpunt lag er, in lijn met de opkomst van de ‘experience economy’ de vraag hoe, door middel van bestuurlijk ingrijpen of organiseren, de toeristische ervaring verbeterd kon worden. Gaandeweg het project werd steeds vaker duidelijk dat juist het organiseren van toerisme op een duurzame manier en het integreren van toerisme in het bredere bestuurlijke en politieke landschap een belangrijk thema werd.

De neoliberale en op marketing gebaseerde school van het behalen van economische voordelen door ‘meer toerisme’ maakte plaats voor een uit de kritische economie, sociale wetenschappen en sociale geografie geënte school die het mitigeren van negatieven (bij-)effecten van toerisme en het gebruiken van toerisme ter bevordering van de stedelijke leefomgeving voorschreef. Gedurende het onderzoek gedaan voor deze thesis sijpelde deze gedachte ook door in het bestuurlijk landschap, en werd de vraag duidelijk: Op welke manier kan toerisme worden georganiseerd dat verschillende stedelijke partijen er profijt uit kunnen halen zonder dat het de leefkwaliteit van bewoners en bezoekers van de stad  schaadt?

Vanaf het begin van deze eeuw werd in de toeristisch academische literatuur een netwerkbenadering voorgesteld als manier waarop het toerisme, zowel vanuit de publieke als de private sector, kon worden georganiseerd. De netwerkbenadering had inmiddels haar weg gevonden in verschillende wetenschappelijke en toegepaste velden, maar in het toerisme bleek het nog een onbekend concept. Het doel van deze thesis was dan ook om, vanuit de praktische casuïstiek van toerisme in de Vlaamse Kunststeden, op zoek te gaan naar een manier waarop de netwerkbenadering als organisatiemiddel vruchten af zou kunnen werpen voor alle betrokkenen bij het stedelijke toerisme, welke hobbels en obstakels er te identificeren zijn en hoe deze te omzeilen. Dit vormde de volgende hoofdvraag van deze thesis:

In welke make kan de netwerkbenadering van de organisatie van toerisme een academisch onderbouwd en praktisch toepasbare benadering vormen voor de organisatie en ontwikkeling van stedelijke toeristische bestemmingen.

In deze onderzoeksvraag wordt het secundaire doel van dit project duidelijk, namelijk het overbruggen van de kloof tussen theorie en praktijk door middel van toegepast onderzoek, gebaseerd op een grondige theoretische en methodische onderbouwing. De theoretische onderbouwing baseerde zich op een gedetailleerde studie van de academische literatuur omtrent netwerken als organisatiemodel voor toeristische bestemmingen (Hoofdstuk 2), de aanwezigheid van autonome processen die, zonder ingrijpen, zorgen dat toerisme bij een sterke groei voor sterke negatieve (bij-)effecten kan zorgen (Hoofdstuk 3), het belang van het betrekken van verschillende stakeholdergroepen bij het organiseren van toeristische bestemmingen (Hoofdstuk 4) en het vertalen van de kennis uit aanpalende wetenschappelijke velden over de organisatie van netwerken, en het effect daarvan op het mogelijk succes, naar een toeristische context (Hoofdstuk 5).  

De theoretische verkenning leidde tot diverse empirische onderzoeksvragen die elk om een andere methodische benadering vroegen. Zo werd in Hoofdstuk 2 een relationele citatieanalyse uitgevoerd om de onderliggende structuur van het wetenschappelijk veld over toerisme netwerkstudies in kaart te brengen. Middels deze analyse konden clusters van onderzoeken die op elkaar voortbouwen en dezelfde concepten en methodische aanpakken worden geïdentificeerd. De aanwezigheid van autonome processen in stedelijke bestemmingen (Hoofdstuk 3) werd getoetst door middel van een geografische hotspot analyse gebruik makend van TripAdvisor reviews. De resultaten werden vervolgens teruggekoppeld aan beleidsmakers om te zien wat de waarde is van de analyse van toeristisch gedrag voor het vormen van toeristisch beleid. Het delen van kennis en vormen van netwerken tussen bestemmingen stond hierin centraal. Hoofdstuk 4 maakte gebruik van een casestudy benadering en zoomde in op de organisatie van het toerisme rondom een specifiek marketingproject in een van de kunststeden, Antwerpen. Hierbij werden de verschillende betrokkenen op een kwalitatieve manier (beleidsmakers en ondernemers) en op een kwantitatieve manier (toeristen) bevraagd. Als laatste werd door middel diepte interviews met netwerkmanagers de interne en externe organisatie van toerismenetwerken actief in Vlaanderen onderzocht (Hoofdstuk 4). Deze veelzijdige verzameling van verschillende studies met verschillende methodieken leverde een gedetailleerd beeld op van de mogelijkheden en valkuilen van een netwerkbenadering voor het organiseren van stedelijk toerisme.

Ten eerste moet er vastgesteld worden dat het concept ‘netwerkbenadering’ geen duidelijke definitie heeft. In de verschillende theoretische en empirische studies wordt vastgesteld dat het een zowel in de (toeristische) praktijk als de (toeristische) wetenschap een veelgebruikt concept is, maar dat het op veel verschillende manier gebruikt wordt. Tot op de dag vandaag is er een ontologische verwarring over dit concept, en dit staat de effectiviteit in de weg. Deze thesis stelt daarom voor om, wanneer gesproken wordt over netwerken, ten eerste te duiden welk type netwerk bedoeld wordt. Het kan hierbij gaan om:

1)      een zakelijk netwerk van private partijen welke kan worden gebruikt voor he delen van kennis om bijvoorbeeld tot innovatieve oplossingen te komen of het ontwikkelen van nieuwe producten,

2)      een beleidsnetwerk waarin publieke en private partijen samen komen om gezamenlijk het bestuur en de organisatie van bestemmingen te organiseren,

3)      een coöperatief netwerk, waarin de nadruk ligt op het vormen en stimuleren van onderlinge relaties en op het balanceren van concurrentie en coöperatie om een gezamenlijk doel te bereiken

4)      netwerk configuratie, waarmee een bestemming wordt benaderd vanuit een kwantitatieve netwerkmethodologie en via deze weg bezien kan worden hoe machts- en vertrouwensrelaties verdeeld zijn of clusteren en via welke wegen invloed of nieuwe kennis zich kan verspreiden via het netwerk

De praktijk laat zien, dat wanneer over netwerken gesproken wordt, het lang niet altijd duidelijk is wat de spreker daar precies mee bedoelt. Soms wordt aangegeven dat het slechts een modeterm is voor ‘business as usual’, terwijl in andere gevallen hele organisaties zich omvormen van een op marketing gerichte organisatie naar een managementorganisatie omringd door een netwerk van leden of belanghebbende. Daarnaast is er ook vaak onduidelijkheid over wie het netwerk in kwestie vormen. Resultaten uit hoofdstuk 3 en 4 laten zien dat een bestemmingsnetwerk bestaat uit een divers palet aan belanghebbende, van wie het overgrote deel niet betrokken zijn of worden bij het netwerk.

In de eerste plaats zijn er de eindgebruikers van de netwerken, de toeristen, bezoekers en inwoners van de steden. Zowel in de academische literatuur als in de praktijk worden zij veelal buiten beschouwing gelaten, terwijl juist deze groep sterk van belang is. Niet alleen zijn zij, door hun gebruik van de stad en de verschillende entiteiten die het netwerk vormen de graadmeters voor bestuurlijk en economische succes, ook zijn zij, de opkomst van de literatuur rondom de ervaringseconomie volgend, een vitaal onderdeel van de waarde creatie in het netwerk. De eindgebruiker is niet langer een zwijgende consument, hij of zij is een actieve ‘prosument’ die stemt met zijn of haar voeten. Hoofdstuk 3 en 4 laten zien dat deze ‘prosument’ moeilijk te sturen is, en dat het niet betrekken van (de wensen van) deze groep ongewenst ruimtelijk gedrag tot gevolg kan hebben. 

Deze studie heeft laten zien dat, naast de eindgebruiker, de kleine en middelgrote toeristische ondernemingen de overgrote meerderheid van de toeristische sector voren en dat deze ondernemingen lokale kleur, authenticiteit en uniciteit kan geven aan de toeristische ervaring. Hiermee staat deze groep centraal in de literatuur rondom de ervaringseconomie, en wordt deze groep vaak geroemd in toeristisch beleid. Zowel de case study in Hoofdstuk 4, als verkennende gesprekken en projecten uitgevoerd rondom deze thesis, laten zien dat juist deze groep zichzelf niet betrokken voelt in het ontvouwende toeristische netwerk. Hoewel verschillende complexiteiten werden gevonden die het betrekken van deze groep in de weg staan, en eigen projecten om deze groep te betrekken niet eenvoudig bleken (zie Appendix G), is een belangrijk advies voor bestemmingsmanagers om juist niet op te geven deze groep te betrekken. Het model van de ‘bestemmingsdriehoek’ geef schematisch het belang van deze groep weer, en kan dermate dienen als schematische houvast voor het, op een inclusieve en systematische manier, organiseren van toeristische bestemmingen.

De laatste groep die een belangrijke rol heeft gespeeld in deze thesis zijn de netwerk- en bestemmingsmanagers zelf. Middels diepte interviews met diverse van deze sleutelpersonen werd in Hoofdstuk 5 een beeld geschetst van de verschillende managementactiviteit die nodig zijn om een netwerk tot een succes te maken. Ook hier speelde de ontologische onduidelijkheid een rol, de sleutelpersonen hadden duidelijk verschillende ideeën bij een netwerkbenadering. Dit onderzoek liet zien dat netwerkmanagers vaak sterk naar buiten gericht zijn, en vooral bezig zijn met het positioneren van hun netwerk tegenover externe partijen. Zij ontlenen macht aan deze positionering, omdat zij de brug vormen tussen hun netwerkleden en de buitenwereld, en hiermee toegang tot kennis, subsidies en politieke invloed kunnen verschaffen. Een minderheid van de netwerken richtte zich juist op de interne organisatie van netwerken, waarin het actief stimuleren van interacties tussen leden, het scheppen van vertrouwen en hoor en wederhoor een belangrijke rol spelen. Zonder een causaliteit te willen vaststellen gaven juist deze netwerkmanagers aan vertrouwen in de toekomst te hebben. daarnaast gaven zij aan dat ze verwachtten dat, ook wanneer zij de actieve rol van netwerkmanager zouden neerleggen, het zelf organiserend vermogen van het netwerk het voortbestaan zou veiligstellen.

Concluderend kan gesteld worden dat een netwerkbenadering niet alleen mogelijkheden biedt voor het op een duurzame manier organiseren van stedelijk toerisme, het is zelfs noodzakelijk om rekening te houden met de verschillende partijen die het bestemmingsnetwerk vormen. Om te ontsnappen aan de autonome processen die negatieve (bij-)effecten kunnen veroorzaken dienen alle hoeken van de bestemmingsdriehoek betrokken te worden. De enige manier waarop dit kan, is door een bestemming als een relationeel netwerk te zien, de relaties te bestuderen en stimuleren vanuit wederzijdse mogelijkheden en de relaties zowel binnen de sector als tussen de sector en de beleidsmakers te versterken.

Terwijl ook deze stelling op een hoog abstractieniveau wordt gemaakt, laat empirisch onderzoek op verschillende schaalniveau zien dat er weldegelijk mogelijkheden bestaan voor de netwerkbenadering als wetenschappelijk onderbouwde, praktische toepasbare organisatiestrategie. Wel is het hiervoor belangrijk dat de bestuurders en beleidsmakers dit belang inzien, en ook de interne organisatie van netwerken als kerntaak omarmen. Hiervoor dienen zij op hun beurt uitgerust te worden, een netwerkbenadering is namelijk niet ‘business as usual’. Voorbeelden uit praktische case studies naar succesvolle implementaties van netwerkbenaderingen kunnen daarnaast dienen om, soms aarzelende of zelfs onwelwillende ondernemers en andere stakeholders te betrekken. Hierbij kan de studie naar toeristisch gedrag, gebruik makend van verschillende vormen van ‘Big Data’ een uitkomst bieden, omdat via deze weg de rol van de eindgebruiker als co-creator van niet alleen de toeristische ervaring, maar ook van het toeristisch netwerk gevisualiseerd kan worden. Om een duurzame vorm van stedelijk toerisme te bewerkstelligen dienen alle hoeken van de bestemmingsdriehoek niet alleen betrokken te worden, maar ook dienen zij allen hun verantwoordelijkheid te nemen. Alleen dan kan de netwerkbenadering een toepasbaar model worden voor de organisatie van stedelijk toerisme. 

Datum:1 jan 2013 →  19 mrt 2019
Trefwoorden:Tourism, Human Geography, Destination Management, Economic Geography
Disciplines:Toerisme management, Recreatie, vrijetijdsbesteding en toeristische geografie, Sociale geografie
Project type:PhD project