‘Generatie Schierbeek. Lyricisering in de jaren vijftig’ Vrije Universiteit Brussel
Het boek ik (1951) wordt door H.R. Heite gezien als "de enige vorm van Vijftigersproza". Wat de dichters van Vijftig met de poëzie deden, haar bevrijden van alle poëtische en grammaticale conventies, wordt volgens hem ook door de prozaschrijver Bert Schierbeek gedaan. Alleen Lucebert, met wie hij samenwerkte, lijkt iets gelijkaardigs te doen, zonder echter de syntaxis in zijn proza te ontwrichten. In mijn bijdrage ga ik eerst aan de hand van ...