Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Families in verandering, veranderingen in families (FiTTiF)." "Dimitri Mortelmans" "Centrum voor Demografie, Familie en Gezondheid" "De algemene wetenschappelijke doelstelling is om te onderzoeken hoe de samenleving de kwetsbaarheden van personen in familietransities kan verminderen door middel sociaal innovatieve acties binnen drie sociale instituties (justitie, economie en onderwijs). De hieruit afgeleide wetenschappelijke doelstelling is om een experimentele methodologie uit te bouwen (vb. pre en post metingen, simulatie onderzoek, evaluatieonderzoek, etc.) om na te gaan of de voorgestelde sociaal innovatieve acties ook daadwerkelijk de voorgenoemde kwetsbaarheden 'verminderen en om deze methodologie toe te passen in het domein van de gezinswetenschappen, en dit vanuit een multidisciplinair perspectief (psychologen, demografen, sociologen en juristen)." "Vermindert de continue veranderingen paradoxaal genoeg het aanpassingsvermogen van een organisaties? Een studie waarbij continue veranderingen, veranderingsmoeheid en intrapreneurship aan elkaar gelinkt worden." "Jan Wynen, Hans De Witte" "Arbeids-, Organisatie- en Personeelspsychologie" "Het project onderzoekt hoe continue verandering, door veranderingsmoeheid, invloed heeft op intrapreneurship. Organisaties leven in een turbulente omgeving, waarbij de marktvraag, de wetgeving, technologische innovaties etc. voortdurend veranderen. Deze turbulente omgeving vraagt dan ook van organisaties dat zij voortdurend veranderingen doorvoeren. Het snelle tempo en de overweldigende hoeveelheid veranderingen, ontnemen werknemers de nodige tijd om te herstellen wat leidt tot uitputting, recentelijk bestempeld als veranderingsmoeheid. In navolging van de recente literatuur over continue verandering, stellen wij voor dat veranderingsmoeheid medewerkers uitput, waardoor ze geen energie meer overhouden. Toch is de inzet en energie van werknemers essentieel voor organisaties om actief nieuwe kansen te benutten door innovatief, proactief en risicovol gedrag te vertonen om nieuwe producten, processen en diensten te creëren. Intrapreneurship verbetert bovendien de prestaties en het concurrentievermogen van de organisatie. Het stelt een organisatie in staat om te anticiperen en adequaat te reageren op de turbulente marktvraag. Daarom is intrapreneurship cruciaal voor organisaties om te overleven. Dit voorstel veronderstelt dat intense veranderingsprocessen, door middel van veranderingsmoeheid, een nadelig effect zullen hebben op intrapreneurship. Dit is een paradox, omdat veranderingen worden doorgevoerd met de bedoeling het concurrentievoordeel van de organisatie te vergroten. Door het voortdurend te doen, belasten zij hun werknemers met het verminderen van hun werkinzet en maken zij hen uitgeput waardoor het intrapreneurship wordt ondermijnd. Hoewel continue verandering voor veel organisaties de realiteit is, is er weinig onderzoek gedaan naar de schadelijke neveneffecten." "Strategische veranderingen in familiebedrijven: de oorzaken en gevolgen van strategische veranderingen door een ""change readiness"" perspectief" "Ann Jorissen" "Universiteit Hasselt, Accountancy en financiering" "Wetenschappelijke doelstellingen Om te overleven worden familiebedrijven, de dominante organisatievorm in Vlaanderen en economisch erg belangrijk, geconfronteerd met stijgende druk tot aanpassing aan steeds sneller veranderende omgevingen. Echter, veel familiebedrijven blijken vaak strategisch inert en conservatief. Een open vraag voor academici en beleidsmakers is onder welke condities familiebedrijven inertiekrachten kunnen overwinnen en succesvolle strategische veranderingen kunnen realiseren. Dit project wil vier centrale wetenschappelijke doelstellingen realiseren, dewelke voortvloeien uit vier belangrijke hiaten in de literatuur, en uitwerken in vier wetenschappelijke werkpakketten. Samengevat zijn dit de doelstellingen: • Cognitie: We onderzoeken hoe en wanneer Management Controle Systemen (MCS) het kennismanagement van familiebedrijven zodanig beïnvloeden dat nieuwe strategieën worden ontdekt, geïnitieerd, en succesvol geïmplementeerd. Hoofdvragen: Hebben familiebedrijven nood aan verschillende MCS in verschillende stadia van het strategieproces? Is de relatie tussen de kenmerken van MCS, kennismanagement, capaciteitsopbouw en strategische verandering context-afhankelijk? Wat zijn de antecedenten van het inkopen van kennis door familiebedrijven? Welke combinatie van interne kennisopbouw en inkopen van externe kennis leidt tot kennisgeneratie die strategische verandering ondersteunt en veranderingsbereidheid stimuleert? • Affect: We onderzoeken hoe ""socioemotional wealth"", leerkaders, psychologische veiligheid op teamniveau en een cultuur van organisatieleren de strategische veranderingsbereidheid beïnvloedt. De focus ligt vooral op de affectieve dimensie. Centrale vragen zijn: Hoe ontwikkelen actoren in familiebedrijven bereidheid voor strategische verandering en wat zijn de belangrijkste invloeden en katalysatoren? Hoe beïnvloeden leerkaders individuele cognitieve en affectieve veranderingsbereidheid? Hoe beïnvloedt de manier waarop leiders nieuwe situaties kaderen veranderingsbereidheid en hoe andere actoren kaderen? Hoe ontwikkelt psychologische veiligheid op teamniveau en beïnvloedt dit cognitieve en affectieve veranderingsbereidheid op groepsniveau? Welke (bevorderende/belemmerende) rollen spelen leiders? • Governance structuren: Dit deel onderzoekt de interacties tussen eigenaarschap, management en raad van bestuur van het familiebedrijf en de invloed van deze samenhangende governance mechanismen op strategische verandering. Sleutelvragen zijn: Hoe beïnvloeden de relaties tussen topmanagement teams en raden van bestuur strategische verandering in familiebedrijven? Wat is de rol van familiale governance mechanismen en hoe interageren deze met andere governance structuren in het faciliteren van strategische verandering? Wat is de rol van contextfactoren? • Resources: We onderzoeken de rol en impact van financieringsbeperkingen in strategische veranderingsprocessen, zowel vanuit aanbod als vraag perspectief. Alternatieve financieringsbronnen om strategische verandering te initiëren en implementeren, en potentiële bottlenecks, worden bestudeerd. De aandacht gaat ook naar verschillen tussen generaties. Strategische verandering onderzoeken vanuit deze diverse perspectieven biedt een overkoepelend wetenschappelijk kader over strategische verandering en veranderingsbereidheid in familiebedrijven en vormt de basis voor de vele valorisatieacties van het project." "Kunnen veranderingen in klimaat in combinatie met een gewijzigde blootstelling aan vlamvertragers over de tijd veranderingen in de concentraties van het stresshormoon corticosterone teweeg brengen in de Europese zeearend (Haliaeetus albicilla)?" "Veerle Jaspers" "Gedragsecologie & Ecofysiologie" "Het verbod om PBDEs te gebruiken als vlamvertragers (FRs) in Europa heeft geleid tot recente stijgingen in het verbruik van alternatieve FRs, zoals HBCD, TBBPA, BTBPE en organofosfaat FRs. In dit project zullentijd-trends (1969 tot nu) van zowel gereguleerde als nieuwe FRs bestudeerd worden met behulp van een collectie veren van Europese zeearenden (Haliaeetus albicilla). Daarnaast zal de interactie tussen veranderingen in klimaat en tijd-trends van FRs op de stresshormoon concentratie in veren van de zeearenden onderzocht worden. Het simultaan meten van FRs en stress hormonen in veren is een nieuwe aanpak die zal leiden tot een beter begrip van hoe verschillende omgevingsfactoren kunnen bijdragen tot variaties in stress respons." "Specifieke versus algemene oefentherapie voor recurrente lage rugpijn: het ontrafelen van de puzzel met betrekking tot perifere (spier) en centrale (hersenen) veranderingen" "Vakgroep Revalidatiewetenschappen, Vakgroep Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie" "Van oefentherapie is aangetoond dat het effectief is bij het verminderen van pijn en het verbeteren van de functie patiënten met terugkerende lage rugpijn. Onderzoek naar de mechanismen die aanleiding geven tot en / of ten grondslag liggen aan de effecten van oefentherapie op lage rugklachten zijn van cruciaal belang voor de preventie van terugkerende of persistentie van deze kostbare en veel voorkomende aandoening. Eén factor die cruciaal lijkt in deze context is de disfunctie van de rugspieren. Recente baanbrekende resultaten hebben aangetoond dat personen met terugkerende episodes van lage rugpijn specifieke disfuncties van deze spieren hebben (perifere veranderingen) en ook disfuncties op corticaal niveau (centrale veranderingen). Dit werk biedt de basis om een U+200BU+200Bfrisse blik te werpen op het samenspel tussen perifere en centrale aspecten, en zijn mogelijke betrokkenheid bij oefentherapie. Het huidige project zal gebruik maken van deze mogelijkheid om adresseer de volgende onderzoeksvragen: Wat zijn de onmiddellijke (na een enkele sessie) en de langetermijneffecten (na 18 herhaald sessies) van lichaamstraining op: - de rugspierstructuur; - de rugspierfunctie; - de structuur van de hersenen; - functionele connectiviteit van de hersenen. Dit onderzoeksproject wil ook onderzoeken of de effecten afhankelijk zijn van hoe de training werd uitgevoerd. Daarom zal een specifiek versus een algemeen oefenprogramma worden vergeleken." "Signaleren van veranderingen in experience sampling data in real-time: ontwikkeling en evaluatie van statistische procescontrole methoden voor het detecteren van vroege waarschuwingssignalen van depressie" "Eva Ceulemans" "Mechatronica, Biostatistiek en Sensoren (MeBioS), Kwantitatieve Psychologie en Individuele Verschillen" "Het detecteren van vroege waarschuwingssignalen van dreigende depressie zou de weg vrijmaken voor tijdige interventie. Aangezien depressie gekenmerkt wordt door gewijzigde affectieve ervaringen, hebben recente studies onderzocht of experience sampling (ESM) data van affectieve ervaringen in het dagelijks leven dergelijke vroege waarschuwingssignalen kunnen opleveren. In ESM studies worden deelnemers geïnstrueerd om gedurende meerdere dagen op verschillende meetmomenten tijdens de dag verslag uit te brengen over hun affect. Tot nu toe is de detectie van vroege waarschuwingssignalen in ESM data voornamelijk benaderd vanuit een retrospectief perspectief, nadat alle data zijn verzameld. Deze studies wijzen op veranderingen in het gemiddelde en de variantie van de ESM data als potentieel informatieve waarschuwingssignalen.Echter, voor effectieve preventie is het cruciaal om dergelijke veranderingen in real-time te detecteren tijdens de dataverzameling, in plaats van achteraf. Statistische procescontrole (SPC) procedures, oorspronkelijk ontwikkeld voor het monitoren van kwaliteitskenmerken van productieprocessen, lijken veelbelovende hulpmiddelen. SPC procedures zouden het mogelijk maken om bij elk meetmoment te evalueren of gerapporteerde affectieve ervaringen binnen het normale bereik van de persoon vallen of dat er een verandering heeft plaatsgevonden. Zo'n verandering zou een dreigende depressie kunnen signaleren en dus een oproep tot interventie kunnen betekenen. Echter, affectieve ESM data schenden ook de belangrijkste aannames van de SPC procedures. De observaties zijn niet tijdsonafhankelijk, zijn vaak scheef verdeeld en worden gekenmerkt door missende waarden. Daarnaast zijn onvoldoende data over het normale bereik van een persoon beschikbaar.In dit proefschrift onderzoeken we daarom het potentieel van SPC voor de tijdige detectie van dreigende depressie. In het eerste deel (Hoofdstukken 2 en 3) van dit proefschrift richten we ons op de detectie van gemiddelde veranderingen in ESM data. In Hoofdstuk 2 evalueren we hoe goed zes populaire univariate en multivariate SPC procedures slagen in het signaleren van gemiddelde veranderingen in gesimuleerde data met typische ESM kenmerken (d.w.z. scheve verdeling, autocorrelatie, missende waarden). Resultaten toonden aan dat de exponentieel gewogen voortschrijdend gemiddelde (EWMA) procedure bijzonder goed presteert. Daarnaast is het voordelig om dagelijkse gemiddelden te monitoren in plaats van de scores op de individuele meetmomenten. De resterende hoofdstukken bouwen voort op deze resultaten. In Hoofdstuk 3 wordt het potentieel van de EWMA procedure gedemonstreerd door middel van drie verschillende toepassingen in de psychologie. Het tweede deel (Hoofdstukken 4 en 5) van dit proefschrift richt zich op de detectie van veranderingen in variantie (bovenop gemiddelde veranderingen). In Hoofdstuk 4 bestuderen we of het monitoren van dagstatistieken van variabiliteit beter is dan de bestaande SPC benaderingen voor het detecteren van variantieveranderingen in gesimuleerde data. In Hoofdstuk 5 onderzoeken we of het monitoren van de variabiliteit van mentale toestanden, bovenop het gemiddelde, de signalering van een dreigende depressieve terugval kan verbeteren. Hiervoor maken we gebruik van de TRANS-ID data. In het derde deel (Hoofdstuk 6) van dit proefschrift vergelijken we persoonsspecifieke en multilevel modellering benaderingen om EWMA controlelimieten af te leiden in een situatie waarin beperkte baseline data beschikbaar zijn (d.w.z. data waarbij het affect van een persoon binnen het normale bereik ligt)." "Onderzoek naar de relatie tussen op bloed gebaseerde biomarkers van de ziekte van Alzheimer, veranderingen in rusttoestand co-activeringspatronen en afwijkend werkgeheugen in een transgeen ratmodel." "Mohit Adhikari" "Bio-imaging lab" "Onderzoek met functionele magnetische resonantiebeeldvorming in rusttoestand (RS-fMRI) heeft gecorreleerde neuronale activiteit tussen ruimtelijk verspreidde hersengebieden onthuld die veranderd is bij neurodegeneratieve aandoeningen. Recente ontwikkelingen in RS-fMRI-analysetechnieken laten zien dat deze correlaties niet noodzakelijk constant zijn en een dynamische wisselwerking tonen tussen transiënte hersenstaten van functionele connectiviteit (FC) die op korte tijdschaal optreden. Co-activatiepatronen (CAP's) zijn voorbeelden van dergelijke voorbijgaande staten die zijn teruggevonden in meerdere species, neuronale correlaten hebben, en nauwkeurig onderscheid kunnen maken tussen knaagdieren van transgene modellen van de ziekte van Alzheimer (AD) en hun wildtype nestgenoten. Of ze de ernst van individuele ziekten, gemeten met gedragsgegevens of pathologische kenmerken van AD, statistisch kunnen voorspellen, is echter nog niet getest. In het laatste decennium zijn op bloed gebaseerde biomarkers (BBM's) van AD-pathologie naar voren gekomen als een meer kosteneffectieve en betrouwbare optie in vergelijking met meer invasieve benaderingen zoals cerebrospinaal vocht of amyloïde positronemissietomografie. Hun relatie met de veranderingen in het functionele netwerk van de hersenen bij AD is echter nog niet onderzocht. Het primaire doel van dit voorstel is om de relatie te onderzoeken tussen veranderingen in RS-CAP's, prestaties op gedragstaken van het werkgeheugen en op bloed gebaseerde biomarkers van amyloïde, tau en neurodegeneratie gemeten in dezelfde dieren. In een lopend onderzoek dat ik mede begeleid bij het Bio-Imaging Lab, hebben we al RS-fMRI-gegevens verzameld bij TgF344-AD-modelratten en hun wildtype nestgenoten op de leeftijd van 4 en 10 maanden en hebben we de CAP-analyse uitgevoerd. We hebben significante veranderingen gevonden in functionele co-activaties van belangrijke regio's die betrokken zijn bij AD in een van de CAP's. Het werkgeheugen, beoordeeld bij deze dieren op de leeftijd van 10-10.5 maanden, bleek verminderd te zijn. Ten slotte hebben we ook bloedmonsters van deze dieren afgenomen op het tijdstip van 11 maanden, die nog moeten worden geanalyseerd. Met dit project stellen we voor om de bloedmonsters te analyseren op markers van AD-pathologie en vervolgens te onderzoeken of CAP-veranderingen bij individuele dieren de niveaus van markers daarin statistisch kunnen voorspellen/verklaren met behulp van een kruisgevalideerde machine-learning benadering. We willen ook het gecombineerde vermogen van CAPs en BBMs onderzoeken om afwijkingen in het werkgeheugen bij deze dieren te voorspellen. De bevindingen uit dit project zullen niet alleen een nieuwe dimensie toevoegen aan het lopende onderzoek door AD-pathologie, gedrag en dynamische functionele connectiviteit met elkaar in verband te brengen, maar zullen ook dienen als referentie voor toekomstige RS-fMRI-studies van andere neurodegeneratieve aandoeningen waarbij CAP-analyse toegepast wordt." "Computationele analyse van semantische veranderingen in verschillende omgevingen" "Dirk Speelman" "Onderzoeksgroep Kwantitatieve Lexicologie en Variatielinguïstiek (QLVL), Leuven" "This network aims to train early-stage researchers to develop and apply innovative methodologies for Computational Analysis of Semantic Change Across Different Environments (CASCADE), i.e. to identify, analyse and interrogate how meaning is expressed in language in diverse contexts, with a shared focus on the impact of time (diachronic text analytics).CASCADE responds to a skills deficit within the academic, public and commercial sectors: the need for people able to retrieve, critically evaluate and make better use of the large volumes of textual data that characterise our contemporary information society (the ‘data deluge’). The consortium is a collaboration of some of Europe’s world-leading universities and companies from the United Kingdom, Belgium, Finland, Ireland, and Germany.The overall training approach will consist of beneficiaries 'matching up' to host and support 10 individual research projects, in addition to 10 secondments, and reinforced by a programme of network-wide Training Camps and Research Conventions. The key deliverables from each research project, in addition to the anticipated doctoral theses for ESRs 1 to 10, will include 12 co-authored articles for experts, Wikipedia articles for a general audience, and new software and algorithms.The network's unique selling point for potential researchers is its emphasis on computational linguistics and humanities scholarship as skills that bring value and competitive edge to organisations concerned with semantically-aware information retrieval. These organisations might be academic or commercial, involved in early stage R&D (methods development) or early adoption of new methods (methods application)." "Circulerende extracellulaire vesikelslading veranderingen bij chronische regeneratie en veroudering van skeletspieren" "Maurilio Sampaolesi" "Stamcel- en Ontwikkelingsbiologie" "In dertig jaar zal de wereldpopulatie van senioren (60 jaar) naar schatting meer dan verdubbelen. Deze trend zal het aantal patiënten getroffen door sarcopenie beïnvloeden, een syndroom gekenmerkt door verlies van spiermassa en -kracht zonder vermindering van de lichaamsmassa. Verschillende factoren dragen bij aan sarcopenie, waaronder dieet, chronische ziekte, fysieke activiteit en fysiologische veroudering, wat leidt tot slechte levenskwaliteit. De belangrijkste oorzaak is een onevenwicht in eiwitsynthese en -afbraak die leidt tot spieratrofie. We hebben al aangetoond hoe veroudering een negatieve invloed heeft op het regeneratieve vermogen van menselijke mesoangioblasten, spierstamcellen die bijdragen aan het herstel van spiervezels op volwassen leeftijd. Bovendien hebben wij en andere groepen bewezen dat kleine niet-coderende RNA's (miRNA's) in staat zijn spiermassa en -functie te moduleren. Onze werkhypothese is dat verouderende spieren een andere miRNAsignatuur hebben in vergelijking met jonge spieren, en door het moduleren ervan kunnen we oude spierkenmerken herstellen.Daarom zullen we miRNA's gebaseerde therapie toepassen in muismodellen van sarcopenie, waarbij functionele regeneratie in skeletspieren wordt beoordeeld. We zullen daarom inter- en intrapopulatieheterogeniteit tijdens spierveroudering onderzoeken via single-cell RNA-sequencing. Ten slotte testen we geconserveerde miRNA's op oude menselijke spierstamcellen om de kenmerken van veroudering te herstellen." "Leeftijdsgebonden veranderingen in cerebellaire inhibitie en de gevolgen voor motorische controle." "Koen CUYPERS" Revalidatiewetenschappen "Veroudering wordt gekarakteriseerd door veranderingen in de structurele, functionele en biochemische hersenintegriteit, die vaak gepaard gaan met beperkingen in motoriek en motorisch leren. Cerebellaire (CB) integriteit is een belangrijke voorspeller van de motorische functie bij ouderen. Tot op heden kreeg het cerebellum slechts beperkte aandacht. Dit project beoogt de relatie te identificeren tussen (1) CB neurometaboliet (GABA) niveaus en leeftijdsgerelateerde achteruitgang in bimanuele coördinatie, (2) leeftijdsgeralteerde afname van bimanuele motoriek en veranderingen in CB–corticale connectiviteit en (3) leeftijdsgerelateerde afname van motorisch leervermogen enerzijds en CB atrofie, GABA niveaus en (modulatie van) connectiviteit anderzijds. Hiertoe zullen gezonde rechtshandige jongeren (n=40, 20–40 jaar) en ouderen (n=40, 60–80 jaar) worden gerekruteerd, de helft van elke leeftijdsgroep zal een 4-daags trainingsprogramma met een complexe bimanuele coördinatietaak uitvoeren (experimentele groep), terwijl de overige 20 een programma volgen dat geen leren vereist (controlegroep). Neurobiologische aspecten met betrekking tot motorische prestatie en leren worden onderzocht met behulp van niet-invasieve hersenstimulatie en multimodale beeldvormingstechnieken. Het doel is bij te dragen aan fundamentele kennis omtrent de neurofysiologie van het verouderende brein en toekomstige trainingsprogramma's die de functionele achteruitgang kunnen verlichten of tegengaan te inspireren."