Titel Deelnemers "Korte inhoud" "Exploring the impact of medication information for psychiatric patients at hospital discharge" "Siska Desplenter" "Uit de titel van deze doctoraatsthesis Studie van de impact van gediffe rentieerde informatie over geneesmiddelen voor psychiatrische patiënten bij ontslag uit het ziekenhuis kunnen drie sleutelbegrippen geïdentific eerd worden. Als eerste element spitst dit doctoraatsonderzoek zich toe op patiënten met een geestelijk gezondheidsprobleem en meer specifiek op patiënten die een majeure depressieve episode doormaken. Een grote groe p mensen (prevalentie 15-34%) maakt ooit een majeure depressieve episode door in hun leven en deze kan een belangrijke impact hebben op het func tioneren en in het dagelijkse leven. Ten tweede bestuderen we geneesmidd eleninformatie. Geneesmiddelen vervullen vaak een belangrijke rol in de behandeling van een majeure depressieve episode. Het is aangewezen dat p atiënten goed geïnformeerd zijn over hun geneesmiddelen zodat ze een geï nformeerde keuze over hun farmacotherapie kunnen maken en zodat een succ esvolle therapie mogelijk wordt. De nood aan informatie over geneesmidde len verschilt van (psychiatrische) patiënt tot (psychiatrische) patiënt. Als derde element focussen we ons op het transitiemoment bij ontslag ui t het ziekenhuis. Dit ogenblik is een kritisch moment in de zorg wegens een mogelijks risico op het onderbreken van de zorg. De centrale hypothese van dit doctoraatsonderzoek is dat gedifferentieer de informatievoorziening over geneesmiddelen, naargelang de behoefte van de patiënt, meer effect sorteert voor het welslagen van de medicamenteu ze therapie, het welzijn van de patiënt en de kosten van de medische ver zorging dan ongedifferentieerde informatie. Deze centrale hypothese werd in de empirische studie GIPPOZ onderzocht (Hoofdstuk 6). Daa r weinig onderzoek uitgevoerd werd in het domein van geneesmiddeleninfor matie in Vlaamse psychiatrische ziekenhuizen, werd voor een verkennende benadering gekozen. De verschillende onderzoeksluiken, de design en de m ethodologie weerspiegelen deze benadering. Voordat de GIPPOZ-studie opgezet werd, werd een internationale literatuu rstudie uitgevoerd naar de beschikbare evidentie over educatieve interve nties over geneesmiddelen in een psychiatrische populatie. Negentien het erogene studies werden ingesloten. Een positief effect op therapietrouw en kennis werd gevonden in de meerderheid van de studies. Slechts weinig studies evalueerden klinische en humanistische eindpunten. Geen enkele studie evalueerde economische eindpunten. (Hoofdstuk 3) GIPPOZ wou patiënten met een majeure depressieve episode informeren over hun behandeling met antidepressiva en dit in functie van hun informatie behoefte. De ziekenhuisapotheker besprak de behandeling met antidepressi va aan de hand van een folder over de voorgeschreven antidepressiva. Voo r de start van de GIPPOZ-studie werd de folder over de SSRI antidepressi va geëvalueerd door patiënten die deze geneesmiddelen namen op begrijpba arheid, bruikbaarheid en kwaliteit van opbouw. Dit gebeurde aan de hand van de Consumer Information Rating Form. De studie toonde aan dat de S SRI folder goede leesbaarheidsscores had en dat de folder goed bevonden werd door de patiënten. Daarenboven werd gelijktijdig de Nederlandstalig e versie van de Consumer Information Rating Form gevalideerd. (Hoofdstuk 4) De werking en de huidige praktijk voor behandeling van majeure depressie ve episodes werd bestudeerd in de 11 GIPPOZ-ziekenhuizen. Dit was noodza kelijk om een breder zicht te krijgen op de werking en de huidige prakti jk voor de behandeling van majeure depressieve episodes. (Hoofds tuk 5) Drie onderzoeksdomeinen werden geselecteerd: zorgpad voor de b ehandeling van majeure depressieve episodes, huidige praktijk voor infor matieverstrekking over antidepressiva voor patiënten opgenomen in het zi ekenhuis en beschrijving van ontslagmanagement. Deze drie elementen werd en gelijktijdig aan het GIPPOZ-onderzoek bestudeerd. De huidige behandeling voor patiënten met een majeure depressieve episod e in een psychiatrisch ziekenhuis werd in kaart gebracht via een kwalita tief onderzoek. De verschillende fases werden beschreven: oriëntatie, op name (bestaat uit observatie/diagnose en behandeling), ontslag en nazorg . Hoewel alle fases in alle ziekenhuizen geïdentificeerd werden, zijn ve rschillen op alle niveaus van het zorgpad aanwezig. Alle ziekenhuizen be nadrukten de individuele benadering in de behandeling van elke patiënt.& nbsp;(Deel 5.1) Semi-gestructureerde interviews met patiënten (n=17) en zorgverleners (n =46) werden uitgevoerd om de huidige aanpak over informatieverstrekking over antidepressiva te leren kennen. Patiënten kregen via verschillende kanalen informatie over hun antidepressiva. Informatie werd voornamelijk mondeling gegeven. Psychiaters en verpleegkundigen waren de sleutelfigu ren voor deze informatieverstrekking. Het geven van geneesmiddeleninform atie is eerder een ad hoc fenomeen dan wel een systematische interventie. Het belang van geneesmiddeleninformatie werd vooral belangr ijk gevonden voor het bereiken van therapietrouw met antidepressiva. Ver schillende randvoorwaarden en omstandigheden werden aangehaald: kwalitei t, hoeveelheid en vorm van de informatie; tijdstip; behandeling met anti depressiva als één luik binnen de behandeling van een majeure depre ssieve episode; houding en overtuiging tegenover antidepressiva en de re latie tussen zorgverlener en patiënt. Hoewel het besef van het belang va n de individuele benadering aanwezig is en inspanningen geleverd worden om informatie op maat van de patiënt te geven, is verbetering nog mogeli jk. (Deel 5.2) Ontslagmanagement in psychiatrische ziekenhuizen werd bestudeerd aan de hand van databanken van deze ziekenhuizen die in het kader van een overh eidsproject over ontslagmanagement opgebouwd werden. De databanken werde n bestudeerd om het profiel te beschrijven van patiënten die ontslagmana gement kregen en om de uitvoering van ontslagmanagement binnen deze ziek enhuizen te beschrijven. Patiënten die ontslagmanagement kregen (n=351) hadden een gelijkaardige verdeling van diagnoses in vergelijking met all e patiënten die op de desbetreffende afdelingen opgenomen werden (n=1306 ). Verschillen werden gezien bij patiënten die ontslagmanagement kregen tussen de verschillende diagnostische groepen: leeftijd, opnameduur, gez inssituatie, aanwezige thuishulp en leefomgeving. De uitvoering van onts lagmanagement toonde aan dat er inspanningen geleverd worden om patiënte n voor te bereiden en te ondersteunen naar ontslag toe: de graad van scr eening van patiënten (ongeveer 90%), de helft van de positief gescreende patiënten kreeg ontslagmanagement, aanwezigheid van een interdisciplina ir dossier (95.5%), organisatie van een zorgoverleg (55.9%), overmaken v an ontslagdocumenten (89.8%) en het tijdig bekend maken van de ontslagda tum (mediaan van 7 dagen). (Deel 5.3) Deze centrale hypothese werd in de empirische studie GIPPOZ onderzocht&n bsp;(Hoofdstuk 6). GIPPOZ is een acroniem voor Gedifferentieerde Informatie voor Psychiatrische Patiënten bij Ontslag uit het Ziekenhuis . Deze hypothese werd specifiek bij patiënten met een majeure depressiev e episode bestudeerd bij ontslag uit het ziekenhuis. Therapietrouw was h et primaire eindpunt. Daarnaast werd deze interventie geëvalueerd volgen s het ECHO-model (Economic Clinical and Humanistic Outcomes), het secund aire eindpunt. Elf Vlaamse psychiatrische ziekenhuizen werkten aan dit o nderzoek mee en konden 99 patiënten includeren. Patiënten werden opgevol gd via telefonische contacten ondanks het feit dat men het risico loopt op het uitvoeren van een bijkomende interventie (Hawthorne effect). Er w erden geen veranderingen in therapietrouw geobserveerd. Een positieve im pact van de gedifferentieerde aanpak werd gezien op productiviteitsverli es en op kosten voor consultaties bij zorgverleners. De studie kon geen impact aantonen op klinische of humanistische eindpunten. Ongeveer een d erde van de patiënten werd binnen het jaar opnieuw opgenomen. Na het uitvoeren van de GIPPOZ-studie werden de lokale onderzoekers uitg enodigd om deel te nemen aan een focusgesprek. Dit focusgesprek had tot doel om de ervaringen bij het deelnemen aan een dergelijke interventiest udie in kaart te brengen en om toekomstige initiatieven te formuleren. O ndanks de moeilijkheden die gepaard gingen bij het includeren van patiën ten en de soms moeilijke interdisciplinaire contacten, werd de deelname aan een klinische farmacie interventiestudie positief beoordeeld door de lokale onderzoekers. Positieve respons van patiënten, de individuele fo cus van de interventie, het verhoogde besef in ziekenhuizen voor het bel ang van geneesmiddeleninformatie voor patiënten alsook de persoonlijke o ntwikkeling droegen hiertoe bij. Toekomstige initiatieven werden positie f onthaald op voorwaarde dat deze binnen het huidige takenpakket haalbaa r zijn. (Deel 7.2) Documentair onderzoek werd uitgevoerd op de notas gemaakt tijdens de te lefonische opvolging van de GIPPOZ-patiënten en verzameld in het GIPPOZ- telefoondagboek. Dit onderzoek had tot doel om de evolutie van patiënten na ontslag te bestuderen alsook de factoren die bijdragen tot de toesta nd van de patiënt. Analyse van het telefoondagboek verschafte inzicht in de evolutie van gezondheidstoestand en welzijn van de patiënt. De studi e identificeerde op drie niveaus factoren die gerelateerd waren aan de t oestand van de patiënt: procesfactoren (overgang van ziekenhuis naar thu is, medische nazorg, terugkeer naar het werk en organisatie van het dage lijkse leven); individuele factoren (somatische en psychiatrische sympto men, farmacotherapie en ingesteldheid patiënt) en omgevingsfactoren (soc iale relaties, financiële problematiek, werk, vrijetijd en huisvesting). Documentonderzoek gaf ons een bruikbaar inzicht in hoe patiënten evolue erden na hun ontslag uit het ziekenhuis. (Deel 7.1) De resultaten van de GIPPOZ-studie, de evaluatiestudie van de folder en de studies naar de systeemfactoren van de ziekenhuizen (zorgpad, informa tieverstrekking en ontslagmanagement) leidden tot suggesties voor prakti jk: meer informatie geven aan patiënten over hun geneesmiddelen, aanpass en van de informatie aan de individuele nood van de patiënt, herhalen va n informatie en informatie op een meer systematische manier implementere n in de dagelijkse praktijk. Suggesties voor beleid zijn: het voorzien v an opleiding voor zorgverleners voor het opnemen van de taak van verstre kker van geneesmiddeleninformatie, het voorzien van de nodige middelen o m deze taak te volbrengen, het beschikbaar maken van criteria waaraan ge schreven informatie moet voldoen en het verder investeren in de ontwikke ling van ontslagmanagement. Er werden ook suggesties voor toekomstig ond erzoek geformuleerd: verdere studie naar de EID-schaal, bijkomend onderz oek naar de huidige informatieverstrekking (mate van patiëntgerichte zor g, types communicatiestijlen en mate van overeenstemming in voorkeuren v an communicatiestijlen), onderzoek naar de nazorg in ambulante zorg van patiënten met een majeure depressieve episode na ontslag uit het ziekenh uis en verder onderzoek naar de uitvoering van ontslagmanagement in psyc hiatrische ziekenhuizen. (Hoofdstuk 8)"