Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Op de ladder naar meer participatie in de gevangenis: Participatief Actie Onderzoek toegepast op druggerelateerde harm reduction" "Tom Vander Beken, Freya Vander Laenen" "Vakgroep Criminologie, Strafrecht en Sociaal Recht" "Druggebruik is erg prevalent binnen de gevangenismuren en brengt verschillende gezondheidsrisico’s zoals HIV, hepatitis B en C en tuberculose met zich mee. In de vrije samenleving worden harm reduction (HR) strategieën toegepast om deze gezondheidsrisico’s te reduceren. In detentie is HR echter onderontwikkeld, ondanks de bewezen effectiviteit van HR-initiatieven zoals substitutiebehandeling en spuitenruilprogramma’s en de positieve attitude van gedetineerden t.a.v. HR-initiatieven. Het is ook niet altijd duidelijk wat HR volgens hen inhoudt en gedetineerden spelen amper een rol bij de ontwikkeling en implementatie van een HR-aanbod. Hun niveau van inspraak blijft beperkt tot consultatie. Omdat zij de doelgroep zijn, is het bijgevolg essentieel gedetineerden inspraak te geven bij de ontwikkeling en implementatie van HR-initiatieven. De methode van Participatief Actie Onderzoek (PAR) wordt aangewend om tegemoet te komen aan dit gebrek aan betrokkenheid. Dit onderzoek heeft een tweeledige doelstelling: (1) aan de hand van PAR tot een diepere conceptualisering van het concept HR komen, die ook de visie van de gedetineerden weergeeft en (2) uitzoeken hoe PAR kan bijdragen tot een meer substantiële vorm van participatie in de gevangenis. Participatie wordt geoperationaliseerd a.d.h.v. Arnstein’s ladder van burgerparticipatie die, toegepast op de gevangeniscontext, uit vijf treden bestaat: informeren, consulteren, betrekken, samenwerking, en toewijding en emancipatie." "De derde ruimte: een mozaïk van innovatieve samenwerkingsverbanden tussen burgers en onderzoekers in co-creatief, participatief onderzoek vanuit een vrouwelijk perspectief, gefinancierd door de VLIR" "Karin Hannes" "Centrum voor Sociologisch Onderzoek (OE), Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde" "In dit project proberen we de consequenties voor vrouwelijke deelnemers én vrouwelijke onderzoekers die in uitdagende buurten en gemeenschappen met elkaar proberen samen te werken in het verrichten van veldwerk scherp te krijgen. Beide groepen lopen een risico om tijdens het onderzoek blootgesteld te worden aan geweld of pesterijen. We richten onze blik op het hertekenen van het concept onderzoeksruimte en dagen de idee van plaatsgebaseerd veldwerk verder uit. In veel van de gemeenschapsprojecten waarvoor we ons engageren benoemen we de geografische ruimte waar we tijdelijk werken als 'de setting' om ze te onderscheiden van onze academische ruimte.Wanneer we als onderzoeker actief zijn creëren we een venster tussen beide ruimtes, zodat we op geijkte momenten van de ene naar de andere zone kunnen reizen. We brengen tijd door in gemeenschappen om vertrouwen te winnen. Niet zelden ligt het risico om blootgesteld te worden aan een niet intentionele identificatie als 'degene met hiv', of 'degene die een abortus kreeg' etc. bij de deelnemer die zich met ons onderzoek inlaat. Dit kan onbedoeld leiden tot een verdere stigmatisering van de deelnemers als het onderwerp van de onderzoeker eenmaal is geïdentificeerd door de leden van de gemeenschap. Vrouwen worden meer getroffen door een dergelijke stigmatisering en de daaraan gekoppelde sociale uitsluiting omwille van hun lagere status. In dit project willen we experimenteren met het creëren van 'een derde ruimte'. In dit project is deze derde ruimte zowel het medium waarmee we een probleem als therapietrouw leren begrijpen én het doel van het project. " "Esthetiek van toegankelijkheid: een participatief onderzoek naar toegankelijkheid voor de podiumkunsten." "Leni Van Goidsenhoven" "Centrum voor Ethiek" "Vertrekkende vanuit mijn concrete activiteiten rond inclusie en diversiteit in de kunstwereld wil ik onderzoeken hoe ik een interdisciplinaire onderzoekslijn en onderzoeksagenda kan ontwikkelen over het anders werken met en nadenken over toegankelijkheid en handicap in de context van podiumkunsten. Wat gebeurt er als we toegankelijkheidsnoden vanaf het begin van een creatie van een voorstelling meenemen en integreren in plaats van het als een vervelende bijzaak te beschouwen? En kunnen we dan toewerken naar een conceptualisatie van 'participatieve toegankelijkheid als proces' met eigen artistieke en esthetische mogelijkheden? Hoe zou deze conceptualisatie en praktijk van participatieve toegankelijkheid als creatief proces de esthetiek en het gebruik van de theaterruimte kunnen veranderen? Om deze vragen te beantwoorden verbind ik mijn eigen vakgebied, Disability Studies (ingebed bij dept Wijsbegeerte), met onderzoek binnen Mediatoegankelijkheid, aan de vakgroep Toegepaste Taalkunde, Vertalers en Tolken aan de UA. Een interdisciplinaire connectie waar veel vraag naar is, maar nog zelden gemaakt is. Het doel van dit project is tweeledig: (1) de interdisciplinaire overlap tussen Disability Studies en Mediatoegankelijkheid bestuderen, en op basis van een case study nieuwe methodologieën en kritische concepten ontwikkelen. Om te starten focus ik op participatieve audiobeschrijving in relatie tot dans om zo dergelijke nieuwe concepten en methoden te verkennen. (2) Een duidelijke onderzoekslijn en -agenda formuleren om vervolgens in 2025 een interdisciplinair junior project fundamenteel onderzoek bij het FWO aan te vragen over 'Aesthetic Accessibility'." "Een toekomstgericht, post-humaan perspectief op de stad van de toekomst: de ontwikkeling van innovatieve modellen voor actiegericht, participatief onderzoek" "Centrum voor Sociologisch Onderzoek (OE)" "De complexiteit van de stedelijke conditie en de verstrengeling van economische belangen en fysieke, sociale karakteristieken van 'plaats' en onze leefomgeving dagen de huidige opvattingen van community-based onderzoek uit.  Dit soort onderzoek moet zin blijven geven aan het concept 'community' temidden van steeds complexer wordende relaties tussen sociale condities en het aspect 'plaats' en 'localiteit' in een globaliserende context; processen van gentrificatie, slapende buurten, verweving van werk met wonen, onderwijs en vrije tijd en nieuwe soorten netwerken die verschillende buurten met elkaar verbinden. Buurtwerkers zijn in toenemende mate betrokken bij co-creatieve processen van stedelijke transformaties, met de uitdaging om de resultaten van (ontwerp)onderzoek samen met burgers op een activerende manier te verspreiden, zonder daarin afbreuk te doen aan de vaak vergeten stem van kansarme (groepen) burgers die de steun of onderhandelingskracht missen om te wegen op stedelijke transformatieprocessen. Centraal in hun rol als facilitator van deze processen staat de vraag hoe economische belangen van beleidsmakers die investeren in het ontwerp van stedelijke buurten kunnen verzoend worden met de sociale doelstellingen bij het ontwikkelen van duurzame stedelijke gemeenschappen of contexten. Ons doel is het ontwikkelen van nieuwe en innovatieve modellen voor participatief onderzoek die recht doen aan een multipliciteit van stemmen, met inclusie van die van de toevallige passant en de virtuele bezoeker." "Ontmoeten van verschil in de reguliere klas: Participatief onderzoek met kinderen met een beperking en hun medestudenten in inclusief lager onderwijs" "Geert Van Hove" "Vakgroep Orthopedagogiek" "Studie 1 onderzoekt hoe 20 kinderen met een beperking het schoolgaan dagelijks ervaren. Studie 2 analyseert perspectieven van 30 peers zonder beperking in het inclusief onderwijs, met een focus op betekenissen van ‘een inclusieve klas’ en ‘verschil’. Studie 3 streeft naar implicaties m.b.t ethisch en participatief onderzoek met kinderen. Tijdens studie 4 creëren leerlingen met/zonder beperking samen een laagdrempelig boek." "Het creëren van veilige en aantrekkelijke omgevingen om te wandelen en te fietsen: participatief onderzoek met behulp van virtuele omgevingen" "Delfien Van Dyck" "Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen" "Dit project focust op het optimaliseren van de veiligheid en aantrekkelijkheid van straten, met als doel om fietsen en wandelen bij buurtbewoners te promoten. Om dit doel te bereiken zal gebruik worden gemaakt van een participatief onderzoeksdesign. Buurtbewoners kunnen door te wandelen (op een loopband) of te fietsen (op een fietsergometer) in een virtuele simulatie van hun buurt, aangeven welke omgevingskenmerken bijdragen tot een veilige en aantrekkelijke straat. Binnen dit project zullen een exploratieve en een experimentele studie uitgevoerd worden. Beide studies zullen voor elk gedrag uitgevoerd worden (wandelen en fietsen).  De eerste ‘exploratieve’ studie zal nagaan hoe de authenticiteit van de drie-dimensionele virtuele manipulaties ervaren wordt door individuen uit verschillende leeftijdsgroepen (kinderen, jongeren, (oudere) volwassenen). Vervolgens zullen door deze individuen suggesties voor omgevingsmanipulaties gegeven worden die de ervaren veiligheid en de aantrekkelijkheid om te fietsen/wandelen zouden kunnen verhogen en zullen deze manipulaties ook uitgetest worden op hun authenticiteit. De tweede ‘experimentele’ studie zal bepalen welke omgevingsmanipulaties noodzakelijk zijn om veilige en aantrekkelijke omgevingen te creëren die wandelen en fietsen stimuleren. Dit zal onderzocht worden met behulp van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethodes. Deze studie gebeurt in samenwerking met de stad Gent en zal plaatsvinden in een Gentse wijk waar de inrichting van de straten in de komende jaren zal worden aangepast. Deelnemers zijn inwoners van die wijk en zullen in deze experimentele studie gevraagd worden om hun eigen straat op de computer aan te passen. Dit zal gebeuren via een gebruiksvriendelijke interactieve tool waarbij men zelf een straat kan bouwen en aanpassen met verschillende straatkarakteristieken (bv. een boom of een zitbank plaatsen). Dit wordt ontwikkeld om de publieke participatie te bevorderen. Eenmaal ze hun eigen ‘meest veilige’ en ‘meest aantrekkelijke’ straat gecreëerd hebben, zullen de deelnemers ook de mogelijkheid krijgen om door deze aangepaste straat te fietsen of te wandelen en hierop feedback te geven. Door bundeling van de gegevens van deelnemers van verschillende leeftijdsgroepen en van verschillende gedragingen (wandelen en fietsen), zal een meest optimale strateninrichting voorgesteld worden en zal dit gecommuniceerd worden naar de instanties die betrokken zijn bij de herinrichting van de wijk. " "Community development: participatief actie onderzoek naar interventies die het leven met HIV/AIDS in de (school)gemeenschap in Oeganda faciliteren" "Sofie Vindevogel" "EQUALITY ResearchCollective" "Ondanks aanzienlijke progressie in preventie en behandeling in Sub-Sahara-Afrika het voorbije decennium, werden zichtbaar minder inspanningen geleverd voor de langetermijnondersteuningsnoden van jongeren met HIV/aids. Die zijn gevolg van het opgroeien met deze chronische conditie onder normatieve druk en de indirecte gevolgen op diverse levensdomeinen, waaronder onderwijs. Voorliggend multidisciplinair onderzoeksproject (orthopedagogiek, lerarenopleiding, ergotherapie, sociaal werk en maatschappelijke gezondheidskunde) in partnerschap met Mountains of the Moon University (Oeganda), hanteert een gemeenschapsgerichte benadering om uitdagingen in het leven met HIV/AIDS in schoolgemeenschappen te onderzoeken en aan te pakken. Daarmee beoogt dit project een duurzaam internationaal en multidisciplinair partnerschap uit te bouwen waarin onderzoekers, studenten en professionals samenwerken voor het ontwikkelen van brede schoolgemeenschappen die leerlingen in kwetsbare situaties adequaat kunnen ondersteunen. Hiertoe worden ook een interdisciplinair theoretisch kader en onderzoekstraining uitgewerkt, met oog op het versterken van capaciteiten van academische en praktijkinstellingen om multidisciplinair en gemeenschapsgericht te werken. Dit legt bovendien de basis voor participatief actie onderzoek met jongeren en diverse belanghebbenden, waaronder gemeenschapsleden, schoolpersoneel en gezondheidswerkers. Op basis van verscherpt inzicht in ondersteuningsnoden en –potentieel in deze gemeenschappen, ontwikkelt en implementeert het team van onderzoekers en participanten een innovatieve en context-sensitieve interventie. Nauwe samenwerking tussen de disciplines vertegenwoordigd in zowel het onderzoeksteam als de steekproef resulteert in een extensieve en omvattende aanpak. De multidisciplinaire methodologie, kennis en interventie uitgebouwd rond deze specifieke casus beoogt duurzame resultaten te leveren die transfereerbaar zijn naar gelijkaardige uitdagingen wereldwijd. De projectresultaten worden bijgevolg gevaloriseerd en gedissemineerd ten aanzien van (school)gemeenschappen in Oeganda, Vlaanderen en wereldwijd." "Onderzoek en participatief traject naar jogeren in het Brussels Hoofdstedelijk gewest" "Dimokritos Kavadias" "History, Archeology, Arts, Philosophy and Ethics, Politieke Wetenschappen" "De kennis over jeugd en jongeren is in Brussel erg versnipperd. Daarom vroeg de Bernheimstichting aan het Brussels Studies Institute (BSI) om een doorlichting te maken van die beschikbare kennis. Daarvoor werden onderzoekscentra en onderzoekers gemobiliseerd van de Vrije Universiteit Brussel, de Université libre de Bruxelles en de Université St. Louis-Bruxelles (CES). De synthesenota van het BSI over jeugdonderzoek in Brussel (Sacco, Smits, Kavadias, Spruyt, d’Andrimont, 20161) die hieruit voortvloeide, bracht voor een brede waaier van dimensies (onderwijs, arbeidsmarkt, cultuur, vrije tijd, veiligheid, ...) kennis en inzichten samen vanuit een geïntegreerd perspectief. Eén van de conclusies was echter dat er ondanks het onderzoek dat reeds gevoerd werd, belangrijke hiaten blijven bestaan. Relevant voor dit voorstel zijn daarbij twee vaststellingen: 1)het onderzoek dat nog toe gevoerd werd omtrent jongeren in Brussel vertrekt nog al te vaak van een deficit. Kinderen en jongeren zijn in die optiek het voorwerp van onderzoek als ze een maatschappelijk probleem zijn, of maatschappelijke problemen veroorzaken. Er wordt zo bijvoorbeeld veel onderzoek verrichtnaar voortijdig schoolverlaten, de contrasten tussen jongeren in het algemeen middelbaar en beroepsonderwijs, naar risicovol gedrag, enzovoort. Maar voor een hele reeks jeugdprofielen is er nog steeds een gebrek aan informatie en kennis, bijvoorbeeld overjongeren met een bevoorrechte achtergrond. Het betekent ook dat positievere parcours of verhalenminder -of minder gemakkelijk -zichtbaar zijn. 2)Een tweede aspect is dat er (te) weinig kennis voor handen is omtrent de vele experimenten en initiatievendie genomen werden om deels te remediëren aan problemen waar jongeren mee geconfronteerd worden. Die projecten leveren heel wat kennis, inzichten en competenties in omtrent de omgang met problemen waar jongeren mee geconfronteerd worden, maar ze zijn nietaltijd in kaart gebracht, laat staan geanalyseerd en hun inzichten verspreid." "Participatief en praktijkgericht onderzoek van het Gentse sociale middenveld." "Stijn Oosterlynck" "Centrum voor Onderzoek naar Ecologische en Sociale verandering (CRESC)" "De stad Gent wil samen met het lokale sociale middenveld onderzoeken hoe de verhouding tussen lokale overheid en sociale middenveldorganisaties en de verhouding tussen sociale middenveldorganisaties onderling anders en beter georganiseerd en vormgegeven kan worden. De volgende vragen staan centraal. Wat de relatie tussen sociaal middenveld en overheid betreft gaat het om vragen over welke steun en ondersteuning organisaties van de stad verwachten, hoe organisaties administratief minder belast kunnen worden, hoe de lokale overheid over interne schotten heen kan werken en hoe het tot een duidelijke rolverdeling met het middenveld komt. Wat het sociale middenveld zelf betreft, worden vragen naar voor geschoven over de onderlinge afstemming van aanbod en activiteiten en de verhouding tussen vaak kleine zelforganisaties en grote, gevestigde organisaties." "Gemeenschapsgericht participatief onderzoek en verbindend partnerschap als basis voor een divers-sensitief hulpverleningsaanbod voor gezinnen met een migratieachtergrond in Gent" "Sofie Vindevogel" "EQUALITY ResearchCollective" "Actuele mondiale migratieontwikkelingen en toenemende etnisch-culturele differentie in onze samenleving maken dat toekomstbestendig welzijnswerk en hulpverlening zich dienen te heroriënteren naar een superdivers doelpubliek. Gent – waar momenteel 1/5 inwoners een migratieachtergrond heeft – evolueert gaandeweg naar een ‘majority minority city’ waarin de meerderheid van de bevolking zal bestaan uit minderheden van zowel nieuwkomers als van de tweede en derde generatie landgenoten met een migratiehistoriek. Bovendien vormen de wereldwijde conflictsituaties en de influx van vluchtelingen momenteel een erg actuele uitdaging in Vlaanderen en voor het Vlaamse hulpverleningslandschap in het bijzonder. Met betrekking tot opvoeding, ouderschap en kinderwelzijn, worden gezinnen met een recente of langere migratiehistoriek geconfronteerd met een aantal bijzondere uitdagingen, naast de opvoedingsvragen en –uitdagingen die ze met andere gezinnen delen. Deze uitdagingen dienen gesitueerd te worden binnen bredere welzijnsvraagstukken en sociale ongelijkheid in de samenleving. Er blijken echter incompatibiliteiten te bestaan tussen het formele aanbod en de noden van deze gezinnen. Bovendien spelen informele actoren zoals sleutelfiguren, sociaal-culturele en religieuze verenigingen in op dit hiaat en vormen zij een bijkomende maar vaak nog onbekende steunstructuur voor deze gezinnen in de gemeenschap. Het DIVERCITY team onderzocht hoe sociale professionals, sleutelfiguren uit de gemeenschap en ouders ondersteuning trachten te bricoleren, in het zoeken naar betere aansluiting tussen noden en hulp. ‘Bricoleren’ ontstaat wanneer men hulp, doorgaans van heel verschillende aard en uit heel uiteenlopende hoeken, probeert te mobiliseren en combineren tot zinvolle ondersteuningstrajecten. Dat bricoleren ontstaat in antwoord op schaarste of ontoereikendheid van hulp (of van mogelijkheden om deze hulp te benutten), en levert daarom belangrijke inzichten rond zowel de huidige breuklijnen als het diversifiëren en innoveren van ondersteuningspraktijken ten behoeve van superdiverse populaties. De resultaten van dit onderzoek zijn informatief voor overheidsdiensten, professionele en informele actoren die tot doel hebben het welzijn van gezinnen te promoten."