Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Effecten van fosforbeperkingen op het leve, het aardesysteem en de samenleving (IMBALANCE-P)." "Ivan Janssens" "Planten- en Ecosystemen (PLECO) - Ecologie in tijden van verandering" "Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract." "Verbeteren van de vitaliteit en productiviteit van bossen op arme zandgronden door het introduceren van rijkstrooisel-soorten." "Bart Muys" "Bos, Natuur en Landschap" "Bossen leveren ecosysteemdiensten die van vitaal belang zijn voor de mens. Ze steunen daarvoor op verschillende ecosysteemfuncties, waaronder het recycleren van nutriënten. Deze nutriëntenkringloop speelt zich voornamelijk af in het ondergrondse bosecosysteem. Echter, hoewel er door de jaren heen veel bodem-ecologisch onderzoek is gedaan, blijft ons begrip van het functioneren van het ondergrondse bosecosysteem beperkt. Er is dus nog veel te leren over deze donkere kant van het bos en dit proefschrift poogt daarin een bijdrage te leveren. Omdat het teruggeven van nutriënten aan de bodem via strooiselproductie een essentieel deel van de nutriëntenkringloop in bossen is, wordt in dit proefschrift specifiek gefocust op de strooiseleffecten van verschillende boomsoorten. Ten eerste, willen we de plant-bodem interacties onderzoeken en evalueren welke abiotische en biotische factoren de context-afhankelijkheid van strooiseleffecten bepalen. Ten tweede onderzoekt dit proefschrift of het inmengen van rijk-strooiselsoorten kan gebruikt worden als beheersmaatregel om verzuurde zandige bosbodems te herstellen.De eerste doelstelling werd behandeld in twee fundamentele hoofdstukken (2,3). Hoofdstuk 2 belicht de rol van intrinsieke pedogene drempels in de zuurbuffering van de bodem die de effecten van bosconversie beïnvloeden. We ontdekten dat bij de conversie van gemengd loofbos naar monocultuur van fijnspar de zuurbuffering uitgeput geraakt. De bijhorende verschuiving in het bodembufferdomein veroorzaakt meerdere veranderingen, waaronder een toenemende ophoping in de strooisellaag, een verdere verzuring van de bodem, een afname in microbiële functionele diversiteit en regenwormbiomassa, een inkrimping van de basenverzadiging en zelfs een verandering in de manier waarop koolstof wordt opgeslagen in de bodem. Vervolgens hebben we geïllustreerd hoe bodemwoelende regenwormen de strooiseleffecten kunnen versterken in Europese bossen. Het bestaan van een positieve feedback-lus, waarin bodemwoelende regenwormen een impact op zichzelf hebben, werd bewezen voor zure bosbodems: door de omzettingssnelheid in de bosbodem te bevorderen en daardoor de pH van de bovengrond te verhogen, kunnen regenwormen geschikte leefomstandigheden voor zichzelf creëren. Aangezien de meeste bossen zich op zure bodems bevinden, is het belangrijk bij toekomstig onderzoek en bij het nemen van beheerbeslissingen rekening te houden met de impact van pedogene drempels (hoofdstuk 2) en de cruciale rol van regenwormen (hoofdstuk 3), zodat de typische context-afhankelijke conclusies kunnen worden ondersteund door een beter begrip van de mechanismen in het ondergrondse bosecosysteem.In het tweede, meer toegepaste, deel van dit proefschrift (hoofdstukken 4, 5 en 6) evalueerden we het bijmengen van rijkstrooisel-boomsoorten als beheermaatregel om verzuurde bosbodems te herstellen. In hoofdstuk 4 hebben we de strooiselkwaliteit voor West-Europese bossen op Pleistocene eolische afzettingen opnieuw gedefinieerd: rijk strooisel is herfstblad met hoge concentraties calcium, magnesium en kalium; het promoot daardoor regenwormen en een snelle voedingscyclus. Daarboven vonden we een verwaarloosbare impact van de CN-verhouding van strooisel op de ondergrondse nutriëntenstatus. Dit verminderd belang van C/N zou een gevolg kunnen zijn van de hoge concentraties stikstof die al aanwezig zijn in de bestudeerde systemen, i.e. vanwege de hoge N-depositie in de regio. Bovendien hebben we vastgesteld welke rijk-strooiselsoorten het potentieel hebben om bodemverzuring tegen te gaan, de nutriëntenstatus in de bodem te verbeteren en een snelle nutriëntencyclus (en de bijbehorende omzetting van organische stof) te bevorderen. Hoofdstuk 5 illustreert, in laboratoriumomstandigheden, dat het vermengen van rijkstrooisel (vogelkers) met strooisel van een lagere kwaliteit (zomereik), de afbraak van eik kan bevorderen via synergetische effecten. Ten slotte illustreert hoofdstuk 6 dat wanneer rijkstrooisel boomsoorten in-situ worden ingemengd, grote hoeveelheden rijkstrooisel (en dus bomen) nodig zijn om een verbetering in de chemische toestand van de bodem te bewerkstelligen. Dit komt overeen met grote hoeveelheden rijk-strooiselboomsoorten in termen van grondvlak (> 30%).Verder onderzoek is nodig om te beoordelen of de verhoogde nutriëntenbeschikbaarheid in de bodem, als gevolg van rijkstrooisel inmenging, terugkoppelt naar het bovengrondse ecosysteem: i.e. door opname van de nutriënten en een verbeterde vitaliteit. Bovendien moeten toekomstige studies rekening houden met het strooisel afkomstig van boomwortels, naast bladstrooisel, en de nutriëntenkringloop verder linken met de koolstofvastlegging in de bodem.Alles bij elkaar toont dit onderzoek de verregaande impact van strooiselkwaliteit op het functioneren van het ondergrondse ecosysteem aan en hoe de abiotische (bodemtype) en biotische (regenwormen) factoren de grootte van die impact bepalen. Deze resultaten benadrukken ook het potentieel voor bosbeheerders om de selectie van boomsoorten (in functie van de strooiselkwaliteit) te gebruiken om het ondergrondse functioneren te sturen en daardoor de diensten die worden geleverd door het ecosysteem te beïnvloeden." "De effecten van ‘global change’ op biodiversiteit en ecosysteemfuncties: van inzichten tot oplossingen" "Koenraad Van Meerbeek" "Bos, Natuur en Landschap" "‘Global change’ heeft een steeds toenemende impact op onze natuurlijke ecosystemen en het leveren van ecosysteemdiensten. De onderzoeksgroep sGLOBE heeft als doel het ontwikkelen van robuuste oplossingen voor de biodiversiteitscrisis, één van grootste uitdagingen in het Anthropoceen. Ons onderzoek is gebaseerd op veldwerk, langetermijnonderzoek, experimentele ecologie en de nieuwste modelleringstechnieken. Met deze methodes trachten we om meer inzicht te verschaffen in de effecten van multidimensionale globale veranderingen op biodiversiteit en het functioneren van ecosystemen. Deze nieuwe kennis zal leiden tot de ontwikkeling van toekomstige natuurbeheerstrategieën en het design van landschappen die zowel bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit als tot de mitigatie van klimaatverandering. Met ons onderwijs leiden we de volgende generatie beleidsmakers, experten en natuurbeheerders op en voorzien we hen van de juiste tools en kennis om oplossingen te vinden voor de mondiale biodiversiteitscrisis. " "Optimale ouderlijke investering – een strijd tussen de seksen." "Wendt Müller" "Gedragsecologie & Ecofysiologie" "Het opvoeden van nakomelingen verloopt alles behalve harmonieus in de natuur. Één van de familieconflicten is de strijd tussen de ouders over de optimale tijd en energie investering voor de nakomelingen. Er is duidelijke onenigheid in de theoretische literatuur over hoe deze familieconflicten opgelost worden en hoe ouderzorg door beide ouders kan blijven voortbestaan. Er is een dringende nood aan empirische en experimentele studies die (1) het onderhandelingsproces tussen beide ouders in kaart brengen, (2) wat de voor- en nadelen zijn van ouderzorg, (3) wat de bijdrage is van taakverdeling en (4) of er fysiologische en genetische beperkingen zijn op de evolutie van ouderlijk gedrag. Aan de hand van specifieke gedragsexperimenten zal geprobeerd worden om deze gaten in de literatuur op te vullen. Algemeen zal dit onderzoeksproject zal onze fundamentele kennis omtrent het voorkomen, behoud en evolutie van kenmerken beduidend verbreden." """Toen Politieke Economie nog Populair Was"": De Receptie van Politieke Economie in Groot-Brittannië, 1817-1847" "Tom Toremans" "Onderzoeksgroep Engelse Literatuur, Campus Brussel, Onderzoeksgroep Engelse Literatuur, Leuven" "Ever since C.P. Snow first coined the phrase, it has been widely accepted that the history of public and academic discourse is one of a widening divide between “two cultures,” generally designated as literature and science. This view is especially pervasive in accounts of the first half of the 19th century, a period in which artists and writers increasingly defined themselves against scientists and vice versa. Even though much recent work has served to counter this orthodoxy in demonstrating that there existed an intense culture of mutually beneficial exchange between men of letters and men of science (Holmes), there remains a lingering presumption that this revaluation does not apply to the then-emergent science of economics. In the course of my doctoral research, however, I uncovered a series of little-studied texts that give the lie to this assumption (de Groote): Thomas De Quincey, an author traditionally classed as a literary essayist, produced several tracts on political economy. Moreover, I soon found that his texts enter into a dialogue with several British writers like him; men and women of letters situated between late Romanticism and early Victorianism who set out to write on economics (Henderson): these include Friedrich Engels (Outline of a Critique of PE), Jane Marcet (Conversations on PE), Harriet Martineau (Illustrations of PE), John Ruskin (PE of Art), and Thomas Carlyle (Past and Present). The self-stated ambition of these authors is to develop textual forms conducive to freeing classical economics from its academic exclusivity and to open its insights to popular access and public debate. Far from a marginal or eccentric body of writing, these texts were widely circulated, inspiring a lively written conversation: even such foremost economists as Ricardo, Malthus, J.S. Mill, and, later on, W.S. Jevons and Alfred Marshall, read, review and discuss them at length.The aim of this project is to restore to centrality this hitherto largely neglected corpus, and to develop from it a history of the cross-fertilisation, competition and separation between economics and literature. In short, my research question is how do (wo)men of letters receive political economy in the first half of the 19th century?" "BOF Expatriatievergoeding VLIR Leerstoel Breughel 2018." "Patricia Stoop" "Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)" "Grad Cursus: Vrouwelijke schrijvers, hun rol in de manuscriptcultuur, en hun netwerken in middeleeuws en vroegmodern Europa (ca. 1300-1700)Vrouwen waren belangrijke en actieve spelers in het literaire veld in middeleeuws en vroegmodern Europa. Overal op het continent en op de Britse eilanden waren vrouwen betrokken bij de boekcultuur, als lezers, eigenaars, commissarissen, kopiisten, verluchters en auteurs. Deze cursus wil de rol bestuderen die vrouwen speelden in de intellectuele en literaire cultuur van hun tijd. Uitgaande van een aantal sleutelpublicaties over gender, agency en vrouwelijke geletterdheid en auteurschap in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd, zullen we onderzoeken welke teksten vrouwen schreven, tot welke genres zij toegang hadden, en wat de (literaire) agency van vrouwelijke schrijvers was. We onderzoeken de mogelijkheden die vrouwen hadden om uiting te geven aan hun ervaringen, ideeën, meningen en gevoelens en hun interactie met mannelijke begeleiders (in het geval van religieuze vrouwen) of mannelijke collega's. Welke indrukken krijgen we van hun intellectuele en literaire vaardigheden? Hoe publiceerden vrouwelijke schrijvers hun werken en voor wie schreven ze?We zullen ook de netwerken en literaire kringen bestuderen waarin vrouwen participeerden. Soms waren deze netwerken lokaal, soms circuleerde literatuur voor en door vrouwen door heel Europa. Tijdens onze reis door tijd en ruimte tussen ca. 1300 en 1700 zullen we verschillende literaire genres verkennen en beroemde en minder beroemde vrouwen ontmoeten zoals Hadewijch van Brabant, Marguerite Porete, Theresa van Avila, Christine de Pizan, Anna Bijns, Mary Sidney, Anna Maria van Schurman, en Margaret Cavendish, en hun tijdgenoten. Een sterke nadruk in deze cursus zal liggen op de vrouwenteksten en de manuscripten waarin deze bewaard zijn gebleven, om zo licht te werpen op de rol van vrouwen in de handgeschreven boekcultuur. Op deze manier zullen we onderzoeken hoe vrouwen, religieus en seculier, op de voorgrond traden in de middeleeuwse en vroegmoderne literaire cultuur. Om een indruk te krijgen van de materiële aspecten van de boeken die vrouwen produceerden, lazen en/of bezaten, zullen we enkele belangrijke handschriftencollecties in Philadelphia bezoeken.Vertaald met www.DeepL.com/Translator (gratis versie)" "Optimalisering van stemgebruik bij bedrijfsleiders en woordvoerders in tijden van crisis en conflict." "An-Sofie Claeys" "Instituut voor Mediastudies (OE)" "Iedere organisatie loopt het risico om ooit geconfronteerd te worden met een crisis. Een crisis is een onverwachte gebeurtenis die een grote impact heeft op de werking van een bedrijf en nefaste gevolgen kan hebben (Coombs, 2015). Een van de belangrijkste negatieve gevolgen van een crisis is reputatieschade (Avery, Lariscy, Kim, & Hocke, 2010). Om de negatieve gevolgen van een crisis te beperken, is crisiscommunicatie cruciaal. Onderzoek toont namelijk aan dat crisiscommunicatie de perceptie van de crisis en van de organisatie kan beïnvloeden (Coombs, 2007). Er is dan ook al heel wat onderzoek gevoerd naar crisiscommunicatie en de impact ervan op de reputatie van een organisatie. Bij dit onderzoek lag de focus voornamelijk op de verbale, inhoudelijke aspecten van crisiscommunicatie, en meer bepaald op de impact van crisisresponsstrategieën (Avery et al., 2010 ; Kim, Avery, & Lariscy, 2011).Mensen vernemen nieuws over organisaties echter vaak via audiovisuele media, zoals televisie of video’s op het internet (Coombs & Holladay, 2009; Veil, Buehner, & Palenchar, 2011). Organisaties gebruiken ook steeds meer sociale media voor crisiscommunicatie, waarbij videoboodschappen veelvuldig voorkomen (Schultz, Utz, & Göritz, 2011; Utz, Schultz, & Glocka, 2013). Die audiovisuele boodschappen bevatten niet alleen verbale cues, maar ook non-verbale cues (bv. toonhoogte, handgebaren). Ook die non-verbale cues kunnen de perceptie van de boodschap en van de spreker mogelijks beïnvloeden (Coombs & Holladay, 2009). Onderzoek uit de sociale psychologie en interpersoonlijke communicatie heeft namelijk aangetoond dat non-verbale communicatie een effect heeft op de perceptie van de spreker en op de attitudes en het gedrag van de luisteraar (bv. Tigue, Borak, O’Connor, Schandl, & Feinberg, 2012).Toch hebben non-verbale aspecten nog maar weinig aandacht gekregen in het domein van de crisiscommunicatie. Een aantal studies heeft het effect van visuele cues onderzocht in crisiscommunicatie, zoals de etniciteit, gezichtskenmerken en krachtige gebaren van een woordvoerder (bv. Arpan, 2002; Claeys & Cauberghe, 2014; Gorn, Jiang, & Johar, 2008). Onderzoek naar vocale cues, daarentegen, is haast onbestaand. Nochtans toont een studie van Claeys en Cauberghe (2014) dat vocale cues wel degelijk een impact hebben op de perceptie van een woordvoerder in tijden van crisis. In deze studie werd een woordvoerder met een lage toonhoogte als competenter beschouwd dan een woordvoerder met een hoge toonhoogte.Onderzoek naar de impact van toonhoogte op de evaluatie van een organisatie zelf en op de gedragsintentie van de consument is echter onbestaande. Er zijn bovendien nog verschillende andere vocale cues die effecten teweegbrengen die relevant zijn in tijden van crisis en conflict (bv. geloofwaardigheid) (cf. Peterson, Cannito, & Brown, 1995). Bovendien speelt de stem ook een belangrijke rol in het overbrengen van emoties (Murray & Arnott, 1993). Onderzoekers erkennen het belang van emoties in crisiscommunicatie (Claeys, Cauberghe, & Leysen, 2013; van der Meer & Verhoeven, 2014), maar de impact van emoties in de stem werd nog niet onderzocht. Ten slotte is in audiovisuele crisiscommunicatie ook de interactie tussen vocale en visuele cues van belang, maar ook dat werd nog niet onderzocht.Daarom wil dit onderzoeksproject de impact van de stem onderzoeken in crisiscommunicatie om inzichten te kunnen geven over hoe bedrijfsleiders en woordvoerders hun stem efficiënt kunnen gebruiken in tijden van crisis. Avery, E. J., Lariscy, R. W., Kim, S., & Hocke, T. (2010). A quantitative review of crisis communication research in public relations from 1991 to 2009. Public Relations Review, 36(2), 190-192.Claeys, A. S., & Cauberghe, V. (2014). Keeping control: The importance of nonverbal expressions of power by organizational spokespersons in times of crisis. Journal of Communication, 64(6), 1160-1180.Claeys, A.-S., Cauberghe, V., & Leysen, J. (2013). Implications of stealing thunder for the impact of expressing emotions in organizational crisis communication. Journal of Applied Communication Research, 41(3), 293-308.Coombs, W. T. (2007). Protecting organization reputations during a crisis: the development and application of situational crisis communication theory. Corporate Reputation Review, 10(3), 163-176.Coombs, W. T. (2015). Ongoing crisis communication: planning, managing, and responding. Thousand Oaks, California: SAGE.Coombs, W. T., & Holladay, S. J. (2009). Further explorations of post-crisis communication: Effects of media and response strategies on perceptions and intentions. Public Relations Review, 35(1), 1-6.Gorn, G., Jiang, Y., & Johar, G. V. (2008). Babyfaces, trait inferences, and company evaluations in a public relations crisis. Journal of Consumer Research, 35(1), 36-49.Hong, S., & Len-Riós, M. E. (2015). Does race matter? Implicit and explicit measures of the effect of the PR spokesman’s race on evaluations of spokesman source credibility and perceptions of a PR crisis’ severity. Journal of Public Relations Research, 27(1), 63–80.Kim, S., Avery, E. J., & Lariscy, R. W. (2009). Are crisis communicators practicing what we preach? An evaluation of crisis response strategy analyzed in public relations research from 1991 to 2009. Public Relations Review, 35(4), 446-448.Murray, I. R., & Arnott, J. L. (1993). Toward the simulation of emotion in synthetic speech: A review of the literature on human vocal emotion. Journal of the Acoustical Society of America, 93(2), 1097–1108. doi:10.1121/1.405558Peterson, R. A., Cannito, M. P., & Brown, S.P. (1995). An exploratory investigation of voice characteristics and selling effectiveness. Journal of Personal Selling & Sales Management, 15(1), 1-15.Schultz, F., Utz, S., & Göritz, A. (2011). Is the medium the message? Perceptions of and reactions to crisis communication via twitter, blogs and traditional media. Public Relations Review, 37(1), 20-27.Tigue, C. C., Borak, D. J., O’Connor, J. J. M., Schandl, C., & Feinberg, D. R. (2012). Voice pitch influences voting behavior. Evolution and Human Behavior, 33(3), 210-216.Utz, S., Schultz, F., & Glocka, S. (2013). Crisis communication online: How medium, crisis type and emotions affected public reactions in the Fukushima Daiichi nuclear disaster. Public Relations Review, 39(1), 40-46.Van der Meer, T. G. L. A., & Verhoeven, J. W. M. (2014). Emotional crisis communication. Public Relations Review, 40(3), 526-536.Veil, S. R., Buehner, T., & Palenchar, M. J. (2011). A work-in-process literature review : Incorporating social media in risk and crisis communication. Journal of Contingencies and Crisis Management, 19(2), 110-122. " """Wordt vervolgd..."" Vertalingen van Russische literatuur in Nederlandse kranten, 1840-1970." "Piet Van Poucke" "Vakgroep Letterkunde, Vakgroep Vertalen, tolken en communicatie" "In de 19e en 20e eeuw kwam de modale krantenlezer in contact met buitenlandse literatuur. Stof aan het vergaren in nationale bibliotheken en beschouwd als ‘lage cultuur’ ging onderzoek tot recent voorbij aan dit specifieke medium. Dankzij de digitalisering en de hernieuwde belangstelling voor serialisering groeit de wetenschappelijke belangstelling voor Periodical Studies. Dit project focust op vertaalde Russische literatuur in Nederlandse dagbladen en is zo uniek in haar soort. Het corpus bestaat uit 853 vertalingen, verschenen tussen 1840 en 1970, en is samengesteld met behulp van het digitale archief van de Nationale Bibliotheek (Den Haag). Het onderzoek beschouwt vertalingen als elementen die door de redactie omwille van verschillende redenen werden ingezet: Vertalingen werden niet willekeurig gekozen, maar gaven een meerwaarde aan nieuws, bvb. een verhaal over de burgeroorlog dat net naast een artikel over de Russische revolutie werd geplaatst. Op die manier komt een dialoog tussen feit en fictie tot stand. Vertaalde literatuur werd ingezet als eductief materiaal, bvb. als duiding bij het vieren van bepaalde Russische feestdagen. Vertalingen verschenen als voorpublicatie. De selectie ervan lag wellicht in lijn met de krants uitgeefbeleid. Het publiceren van feuilletons, zoals ze doorgaans genoemd werden, was ook een vorm van klantenbinding. Lezers moesten de vervolgafleveringen lezen en op die manier droeg het feuilleton bij tot het creëren van een lezersgemeenschap." "BOF Expatriatievergoeding VLIR - Leerstoel Breughel 2014." "Patricia Stoop" "Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)" "Grad course - Nuns' Literacies in Medieval EuropeVrouwelijke religieuzen - of zij nu behoorden tot traditionele kloosterorden, of tot semi-religieuze instellingen zoals zusterhuizen, begijnhoven, enzovoort - waren zeer belangrijke en actieve spelers op literair gebied in de Middeleeuwen. Heel wat codices werden geschreven voor en/of gebruikt in vrouwenkloosters, en heel wat vrouwelijke religieuzen waren betrokken bij het schrijven, vertalen, verzamelen en uitvoeren van teksten - vooral in de volkstaal. In deze cursus gaan we een dialoog aan over de Latijnse en volkstalige teksten die nonnen lazen, schreven, verluchtten en uitwisselden, voornamelijk in Noord-Europa van de dertiende tot de vijftiende eeuw. Speciale aandacht gaat uit naar de geschriften waarin religieuze vrouwen een creatief auteurschap voor zichzelf konden creëren, zoals mystieke teksten, zusterboeken, kloosterpreken. We betrekken de semi- of quasi-religieuze vrouwen zowel als acteurs als auteurs. Bovendien staan we open voor de opname van niet-religieuze mannen in de genoemde hoedanigheden. Vertaald met www.DeepL.com/Translator (gratis versie)" "Retorica 'roman'tiseren. De receptie van de Oudgriekse roman in de laatantieke retorische scholen van het oostelijke Middellandse Zeegebied" "Koen De Temmerman" "Vakgroep Letterkunde" "Dit project verbetert onze kennis van de vroege receptie van de Oudgriekse romans (geschreven tussen de 1ste en 4de eeuw n. Chr.). Het analyseert voor het eerst hun invloed op laatantieke retorische geschriften (4de-6de eeuw): theorie, declamaties, redevoeringen, oefeningen, beschrijvingen en brieven geschreven in het Grieks door bekende retorici in de beroemde scholen van Athene, Antiochië en Gaza. Tot nu toe zijn connecties tussen beide corpora slechts sporadisch en hypothetisch geformuleerd, en, ten gevolge van bestaande paradigmata in het onderzoek, nooit op een methodologisch bevredigende manier geconceptualiseerd of geanalyseerd. Dit project zal de eerste systematische analyse zijn en zal de studie van de vroege receptie van de romans schoeien op een methodologisch verbeterde leest. Dit project biedt een vervolg op en uitdieping van twee ERC grants over de receptie van antieke romans (StG Novel Saints 2014-19; CoG Novel Echoes 2019-24), richt zich op een nooit eerder onderzocht corpus en stelt nieuwe onderzoeksvragen. Zo wil het ons beeld over de lezers van de Griekse romans vollediger en meer gedetailleerd maken. Het project verbetert immers ook ons begrip van essentiële kwesties i.v.m. laatantieke literatuur: het maakt duidelijk hoe fictie wordt geconceptualiseerd in retorische theorie en praktijk, het reconstrueert antieke literaire kritiek over de romans, en helpt de transmissie verklaren van de romans door de late oudheid tot in de Byzantijnse periode."