Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Verbonden via robots: mensen fysiek koppelen om handschrift en muziekleer te stimuleren" "Marc Leman" "Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, IUVO SRL, ARVRTECH DOO NOVI SAD, Imperial College London, IBM Research - Haifa, Sant'Anna School of Advanced Studies, Newcastle University, Università Campus Bio-Medico" "Van een ouder die bewegingen coördineert om een ​​kind te leren lopen, tot een violist die een concert leert, mensen vertrouwen op fysieke interactie om van elkaar en van de omgeving te leren. Voortbouwend op een sterk multidisciplinaire basis met een geïntegreerde aanpak, stelt CONBOTS een paradigmaverschuiving voor die is gericht op het vergroten van handschrift en het leren van muziek door robotica, door het creëren van een fysiek interactief robotplatform dat mensen verbindt om het leren van complexe sensomotorische taken te vergemakkelijken. Het nieuw ontworpen platform zal vier ondersteunende technologieën combineren: i) compacte robotachtige haptische apparaten om voorzichtig met de bovenste ledematen te communiceren; ii) een interactieve controller die fysieke communicatie oplevert, met differentiële speltheorie (GT) en een algoritme om de controle van de partner te identificeren; iii) een bidirectionele gebruikersinterface die AR-gebaseerde toepassingsgestuurde serious games omvat, en een set draagbare sensoren en geïnstrumenteerde objecten; iv) Machine learning-algoritmen voor het afstemmen van leeroefeningen op de fysieke, emotionele en mentale toestand van de gebruiker CONBOTS bouwt voort op recente neurowetenschappelijke bevindingen die de voordelen van fysieke interactie toonden voor het samen uitvoeren van motorische taken, waarbij het menselijk centraal zenuwstelsel een motorische partnercontrole begrijpt en kan het gebruiken om taakprestaties en motorisch leren te verbeteren. Dit zal worden geïmplementeerd op innovatieve robottechnologie, draagbare sensoren en technieken voor machine learning om nieuwe mens-mens en mens-robot-interactieparadigma's teweeg te brengen die worden toegepast in twee verschillende leercontexten: i) het trainen van grafomotorische vaardigheden bij kinderen die handschrift leren; ii) het verbeteren van leerprestaties bij beginnende muzikanten. Door gebruik te maken van de door neurowetenschappen gedreven verenigende benadering van motorisch leren en fysieke communicatie zal CONBOTS de impact en de toepassing van robotica op de onderwijssector vergroten." "De receptie van Aristoteles’ De caelo in het Alexandrijnse Platonisme van de late oudheid, met een editio princeps van de recent ontdekte anonieme scholia in het handschrift Laurentianus 87.20, ff. 180-211" "Jan Opsomer" "De Wulf-Mansioncentrum voor Antieke, Middeleeuwse en Renaissancefilosofie (OE)" "Volgens de Neoplatonici vormde de eenheid van Aristoteles' De caelo een strategisch vraagstuk, dat verschillende exegetische benaderingen om Aristoteles' tekst te lezen en te harmoniseren met Plato met zich bracht, maar dat ook hun visie op de eenheid en samenhang van het fysieke systeem van de wereld beïnvloedde. Toch is dit scharniermoment van de receptie van De caelo ons alleen bekend vanuit het perspectief van Simplicius, wiens commentaar als enige overgeleverd is. Het is mijn bedoeling een nieuw licht te werpen op de filosofische implicaties van de Neoplatonische debatten over De caelo door gebruik te maken van een nieuwe bron: een corpus van 300 Byzantijnse scholia, gebaseerd op een verloren gegane commentaar op De caelo. Deze commentaar stamt uit de 6de eeuw en werd geschreven in Alexandrië. Een wezenlijke stap in het project is de uitgave en de vertaling van de scholia. Mijn onderzoekshypothese luidt dat de onbekende commentaar geschreven werd door de christelijke filosoof Philoponus (aan de hand van het werk van zijn leraar Ammonius). Hoewel niet met zekerheid kan worden gesteld dat er voldoende bewijs zal worden verzameld om deze hypothese te staven, lijdt het geen twijfel dat de scholia mij in staat zullen stellen de exegetische methode en de filosofische achtergrond van de Neoplatonische school te verduidelijken en een merkelijk betere kijk te krijgen op de invloed van De caelo op het ontstaan van specifieke filosofische controverses en wetenschappelijke kwesties." "Petrus Alamire, het Habsburgs-Bourgondisch scriptorium en de handschriften in stemboekformaat" "David Burn" "Alamire Foundation" "Het doctoraatsonderzoek richt zich op vijf handschriften in stemboekformaat, meer bepaald vijf sets van bij elkaar horende codices uit het begin van de 16de eeuw die in Habsburgs-Bourgondische hofkringen werden geproduceerd. Meer bepaald zijn dit vier handschriftensets uit de Österreichische Nationalbibliothek (VienNB 18832, VienNB 15941, VienNB 18746 en VienNB 18825) en één uit de Biblioteca Apostolica Vaticana (VatP 1976-1979). Het zijn de enig overgeleverde handschriften in dit formaat uit het atelier van Petrus Alamire dat bekend staat om zijn productie van koorboeken. Bovendien zijn het veruit de enige handschriften waarin de hand van Alamire zelf onomstotelijk aan te tonen valt - met dank aan hun vaak informele karakter.Voordien werd aangenomen dat alle vijf sets deel uitmaakten van de Fugger-collecties, maar dit blijkt uiteindelijk slechts voor drie onder hen het geval. De literatuurstudie in de eerste onderzoeksfase toonde aan dat deze vrij eenvoudig uitgevoerde handschriften de afgelopen decennia onder de radar van het wetenschappelijk musicologisch onderzoek zijn gebleven. Hun formaat, overlevering en repertoire maken hen nochtans uitermate interessant. Binnen het Alamire-corpus vormen ze samen een belangrijke bron voor het motet en het chanson. Cruciale onderzoeksvragen binnen de studie hebben betrekking op het formaat van de handschriften (ze zijn bij de vroegst bewaarde voorbeelden), de manier waarop ze tot stand kwamen (kopieerproces) - met bijzondere nadruk op de rol van Alamire zelf - en hun overlevering. Met deze vragen poogt de studie de manuscripten te contextualiseren. Deelvragen waarover wordt gereflecteerd hebben betrekking op tekstloosheid, anonimiteit en functionaliteit." "Vrouwelijke participatie aan literaire cultuur ontsluierd: aanleg van een online databank van handschriften van en voor vrouwen in de Nederlanden (ca. 1250–1600)." "John Arblaster" "Onderzoekscentrum Ruusbroecgenootschap" "Vrouwen hebben een grote rol gespeeld in het intellectuele landschap van de middeleeuwse en vroegmoderne Nederlanden, op zich een van de belangrijkste centra van literaire en geleerde cultuur in Europa. Honderden handschriften zijn op een of andere manier gelieerd aan vrouwelijke kopiisten, auteurs, opdrachtgevers, of boekbezitters. De impact van vrouwen op de premoderne boekcultuur in deze regio is echter nog nooit grondig in kaart gebracht. Een voorwaarde voor toekomstig structureel onderzoek naar de rol van laatmiddeleeuwse en vroegmoderne vrouwen als overdragers van cultuur is de ontwikkeling van een geïntegreerde, vrij toegankelijke databank met de actuele kennis over hun participatie aan de productie, consumptie en circulatie van literatuur. Het onderhavige project stelt zich tot doel een dergelijke databank te ontwikkelen, die uiteindelijk alle volkstalige en Latijnse handschriften uit de Nederlanden die de betrokkenheid van vrouwen laten zien in de periode tussen ca. 1250 en 1600 zal bevatten. Het project dat sterk leunt op materiële gegevens in de bronnen zelf, is het eerste in zijn soort en kan fungeren een pilootproject voor andere regio's in Europa. Het zal nieuwe inzichten verschaffen over welke vrouwen bijzonder actief waren in het literaire, intellectuele en culturele veld van hun tijd en over welke teksten ze geproduceerd en gebruikt hebben. Tevens zal het onthullen bij welke netwerken van boekproductie en –verspreiding vrouwen betrokken waren, en zal het chronologische, regionale en institutionele ontwikkelingen in kaart kunnen brengen. Op deze manier zal het voorgestelde project onze kennis van de impact van vrouwen op de literaire en culturele geschiedenis van de premoderne Lage Landen, en bij uitbreiding van Europa, in belangrijke mate doen toenemen." "CATCH 2020: Computerondersteunde Transcriptie van Complexe Handschriften." "Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis, Centrum voor Stadsgeschiedenis!, Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN), Antwerp Centre for Digital humanities and literary Criticism (ACDC)" "CATCH 2020 beoogt een werkende infrastructuur aan te bieden om automatisch transcripties van complexe handgeschreven documenten te genereren. Om dit te verwezenlijken vertrekt het project van het bestaande Transkribus platform voor Handwritten Text Recognition (HTR) of 'automatische handgeschreven tekstherkenning'. Deze technologie stelt ons in staat om handgeschreven tekstuele documenten te behandelen en te verwerken op een manier die vergelijkbaar is met de manier waarop OCR (Optical Character Recognition) digitale kopieën van gedrukte teksten verwerkt. In plaats van platte transcripties, zal CATCH 2020 echter gestructureerde tekst produceren, alsook de nodige tools om tekstuele en linguïstische dimensies aan de transcripties toe te voegen. Om dit te bereiken combineert het project moderne inzichten uit de editiewetenschap met geavanceerde technologie uit de computerlinguïstiek." "De Tyrnavos catena en een neiuwe kenschetsing van de catena tradities op Prediker." "Reinhart Ceulemans" "Onderzoeksgroep Griekse Studies, Leuven" "Dit project is opgebouwd rond een catena (= ""ketting""; een typische vorm van Griekse Bijbelcommentaar) op het oudtestamentische boek Prediker, die tot op heden onbekend was en genoemd is naar haar enige manuscriptgetuige: Tyrnavos, Bibliothecae communalis 25. Deze catena is een Byzantijns exegetisch document dat is opgebouwd uit een Bijbeltekst; een commentaardeel dat bestaan uit een selectie van eerdere patristische en Byzantijnse fragmenten; een verzameling Hexaplarische lezingen. Men heeft redenen om aan te nemen dat deze specifieke catena aan de oorsprong van de catena-tradities op Prediker staat. Aan de hand van dit project zal ik deze these onderzoeken: hiertoe zal ik deze alsnog onbekende catena van naderbij bestuderen en zal ik -vertrekkend vanuit dit handschrift- een nieuwe geschiedenis van de catena-tradities op Prediker voorstellen." "Sabbatperiode Ceulemans Reinhart: Bijbellexica uit de Late Oudheid en de vroegByzantijnse tijd" "Reinhart Ceulemans" "Onderzoeksgroep Griekse Studies, Leuven" "Ik zal onderzoek verrichten naar het grotendeels onuitgegeven corpus van lexica (glossaria) van de Griekse Bijbel die in de Late Oudheid en de vroeg-Byzantijnse tijd gemaakt zijn. Ik richt me op de volgende pistes: de handgeschreven overlevering (handschriften van de directe en indirecte traditie); het verband met christelijke Griekse lexicografische literatuur; schatplichtigheid aan Griekse Bijbelexegese uit de periode in kwestie; doorwerking van de glossaria in Vroegmoderne en hedendaagse lexica. Naast dit onderzoek naar het corpus in zijn geheel zal ik een uitgave voorbereiden van het glossarium op het boek Job. Ik voorzie dat dit onderzoek zal leiden tot: een korte monografie met de genoemde kritische editie; een tijdschriftartikel; een projectaanvraag. In de uitvoering van het onderzoek werk ik nauw samen met collega’s van het Centre for the Study of Manuscript Cultures en van het Institut für Griechische und Lateinische Philologie van de Universität Hamburg, met name Dr. Stefano Valente, Prof. Christian Brockmann en hun team van het Langzeitvorhaben (academieproject) Etymologika. Een tweede reden om dit onderzoek in Hamburg uit te voeren is de beschikbaarheid van onuitgegeven bronnen die belangrijk zijn voor de voorziene studie, met name Drachmanns uitgave van het Cyrillus-lexicon. Ik beoog om met de steun van de genoemde collega’s uit Hamburg voor de duur van het onderzoeksverblijf een Petra Kappert Fellowship aan te vragen." "Auteurschap en anonimiteit in de 16de-eeuwse muziek: Een onderzoek naar de Alamire-handschriften." "David Burn" "Onderzoeksgroep Musicologie, Leuven" "De toeschrijving van een muzikaal werk aan een componist lijkt geen primordiale factor te zijn geweest bij de zestiende-eeuwse productie van handschriften. Dit project wil een antwoord geven op de vraag wat anonimiteit betekende in vroeg-modern Europa, een periode waarin componistentoeschrijvingen toenamen. Als uitgangspunt fungeren de Alamire-handschriften, die ongetwijfeld tot de meest fascinerende bronnen met Renaissancemuziek behoren. Het corpus bevat meer dan zestig koorboeken, die werden voorbereid aan of rond het Habsburg-Bourgondische hof tussen 1498 en 1534.Deze codices van het atelier van Petrus Alamire zijn niet alleen mooi gecopieerd en prachtig verlucht, maar bevatten ook meer dan zeshonderd polyfone werken van drie generaties toonaangevende Renaissancecomponisten. Dit unieke handschriftencomplex is dan ook van centraal belang voor de studie van de zestiende-eeuwse muziek. Ondanks hun muziekhistorisch belang is tot op heden echter weinig bekend over de omstandigheden waarin de handschriften werden geconcipieerd, geproduceerd en gerecipieerd. Al hebben vrij veel werken toeschrijvingen, is ongeveer 25% van het repertoire anoniem; deze werken zijn nooit eerder uitgegeven, onderzocht, geanalyseerd of gecontextualiseerd. Dit project heeft dus drie hoofddoelstellingen: het verschijnsel van anonimiteit te onderzoeken als cultureel fenomeen en de rol van toeschrijvingen in de totstandkoming van een muzikale canon; het anonieme repertoire van de Alamire-handschriften uit te geven en te contextualiseren; en na te gaan wat het Alamire-corpus ons kan vertellen over de waarde van boek- en muziekbezit en over de modus operandi van het atelier." "Auteurschap en anonimiteit in de 16de-eeuwse muziek: een onderzoek naar de Alamire-handschriften" "Bart Demuyt, David Burn" "Alamire Foundation" "De toeschrijving van een muzikaal werk aan een componist lijkt geen primordiale factor te zijn geweest bij de zestiende-eeuwse productie van handschriften. Dit project wil een antwoord geven op de vraag wat anonimiteit betekende in vroegmodern Europa, een periode waarin componistentoeschrijvingen toenamen. Als uitgangspunt fungeren de Alamirehandschriften, die ongetwijfeld tot de meest fascinerende bronnen met Renaissancemuziek behoren. Het corpus bevat meer dan zestig koorboeken, die werden vervaardigd aan of rond het Habsburg-Bourgondische hof tussen 1498 en 1534. Deze codices van het atelier van Petrus Alamire zijn niet alleen mooi gekopieerd en prachtig verlucht, maar bevatten ook meer dan zeshonderd polyfone werken van drie generaties toonaangevende Renaissancecomponisten. Dit unieke handschriftencomplex is dan ook van centraal belang voor de studie van de zestiende-eeuwse muziek. Ondanks hun muziekhistorisch belang is tot op heden echter weinig bekend over de omstandigheden waarin de handschriften werden geconcipieerd, geproduceerd en gerecipieerd. Al hebben vrij veel werken toeschrijvingen, ongeveer 25% van het repertoire is anoniem; deze werken zijn nooit eerder uitgegeven, onderzocht, geanalyseerd of gecontextualiseerd. Dit project heeft dus drie hoofddoelstellingen: het verschijnsel van anonimiteit te onderzoeken als cultureel fenomeen en de rol van toeschrijvingen in de totstandkoming van een muzikale canon; het anonieme repertoire van de Alamire-handschriften uit te geven en te contextualiseren; en na te gaan wat het Alamire-corpus ons kan vertellen over de waarde van boek- en muziekbezit en over de modus operandi van het atelier." "Birgittijner vrouwenkloosters in de Nederlanden als tekstgemeenschappen en plaatsen van kennisoverdracht in hun Europese context (ca. 1440-1600)." "Patricia Stoop" "Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)" "Binnen een halve eeuw na de dood van Birgitta van Zweden (ca. 1303–73) en de stichting van haar klooster in Vadstena in 1370 verspreidde de Orde van de Allerheiligste Zaligmaker (Ordo sanctissimi Salvatoris) zich over Europa. Kloosters werden gesticht in Denemarken, Duitsland, Engeland, Estland, Italië en Polen. Aan elk vrouwenklooster was een kleine gemeenschap van broeders verbonden die instond voor de cura monialium. De vrouwen en mannen leefden gescheiden onder leiding van een abdis. In 1437 werd Mariënwater, het eerste dubbelklooster in de Nederlanden, gesticht in Rosmalen bij Den Bosch. Dankzij een groot aantal roepingen en de vrijgevigheid van hooggeplaatste weldoeners bloeide de birgittijnerorde in de Nederlanden als nergens anders. In de veertig jaar tussen 1446 en 1485 werden vanuit Mariënwater niet minder dan acht kloosters gesticht, waarvan Mariëntroon in Dendermonde het op een na belangrijkste was, als men het aantal overgeleverde handschriften in ogenschouw neemt. De opkomst van de birgittijnerorde had een enorme impact op de literaire, intellectuele en religieuze cultuur van de regio. De voorlopige inventaris van Ulla Sander-Olsen (1989–90) schrijft meer dan tweehonderd, nog grotendeels onbestudeerde, Nederlandstalige en Latijnse handschriften (en enkele Griekse en Hebreeuwse) toe aan Mariënwater, en nog eens vijftig aan Mariëntroon. Het merendeel van de boeken die uit deze twee en de andere birgittijnerkloosters bewaard zijn gebleven, werden door de zusters in hun eigen scriptoria vervaardigd. De vrouwen kopieerden niet alleen handschriften, maar verluchtten en bonden ze ook. Ze maakten zelfs houtsneden en devotieprenten om ze te versieren. Daarmee behoren de birgittinessen niet alleen tot de belangrijkste producenten van laatmiddeleeuwse en vroegmoderne handschriften, maar ook tot de vroegste gebruikers van de nieuwe technologie van de drukpers. De birgittijnerorde kende een heel eigen liturgie en tekstcultuur, die grotendeels door Birgitta zelf ontwikkeld werd en zowel in het Latijn als in de verschillende volkstalen door heel Europa circuleerde. Om die reden en omwille van de omvang van het corpus vormt het oeuvre van de birgittinessen een uitstekend uitgangspunt voor de studie van de veelzijdige betrokkenheid van vrouwen bij de literaire, devotionele en intellectuele cultuur in haar internationale context. Bovendien biedt de grote waarde die de zusters hechtten aan het bezit en de productie van boeken een uitzonderlijke kans om te begrijpen hoe vrouwelijke religieuze gemeenschappen functioneerden als tekstgemeenschappen en kenniscentra. Dit project bouwt voort op de online, open-source database van handschriften van vrouwen in de Nederlanden (ca. 1250–1600) die ik samen met John Arblaster ontwikkelde voor het Revealing Female Participation in Literary Culture-project (BOF KP 2020). De database zal verder uitgebreid worden met de primaire bronnen uit de birgittinessenkloosters en de functionaliteit en zoekfuncties van de database zullen verder geoptimaliseerd worden. De informatie in de databank vormt vervolgens de basis voor de kwantitatieve en kwalitatieve analyse van: 1) de productie, het gebruik en evolutie van de bibliotheekcollecties en van de individuele en collectieve inspanningen van de betrokken personen; 2) de samenwerking en uitwisseling van literatuur en kennis binnen de kloostermuren en met mensen in andere religieuze en seculiere gemeenschappen; 3) de overdracht van religieuze literatuur en ideeën via het netwerk van de birgittijnerorde, zowel binnen de Nederlanden als in de ruimere Europese context. Door de complexiteit en de veelzijdigheid van de geletterdheid van de birgittinessen en hun rol in de internationale circulatie van teksten en kennis te bestuderen, zal dit project de zichtbaarheid van vrouwen in het rijk geschakeerde literaire en religieuze landschap van Europa vergroten, en zo bijdragen tot een herwaardering van hun rol in de premoderne intellectuele cultuur."