Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Ontwikkeling van biostimulanten en biologische gewasbeschermingsmiddelen uit de reststromen van droge erwt en vezelvlas" "Geert Haesaert" "Vakgroep Plant en Gewas" "Het project heeft als doel om in de afvalstromen van een bedrijf dat droge erwten en vezelvlas verwerkt op zoek te gaan naar bioactieve componenten die kunnen gevaloriseerd worden als biostimulanten en/of biologische gewasbeschermingsmiddelen. Daartoe zullen extracten van de afvalstromen gemaakt worden die zowel op laboratoriumals veldniveau zullen gescreend worden. Extracten met een hoge biologische activiteit zullen dienen als basis voor IP-ontwikkeling en zullen in vervolgtrajecten verder worden ontwikkeld tot valoriseerbare producten." "OPTiSPRAY: optimale spuittoepassingen van gewasbeschermingsmiddelen" "Jan Vanwijnsberghe" "Inagro vzw, KU Leuven - Katholieke Universiteit Leuven, Ugent - Universiteit Gent, ILVO - Instituut voor Land- en Visserijonderzoek" "​Het doel van het project is om de kennis over spuittechniek en de optimale depositie van gewasbeschermingsmiddelen te verhogen waardoor er met een minimum aan gewasbeschermingsmiddelen efficiënt behandeld kan worden. Daarvoor wordt erdata verzameld over de relatie ‘spuittechniek – spuitinstellingen – depositie - bio efficiëntie’. Deze informatie zal landbouwers, loonwerkers, machineconstructeurs, fyto-industrie en voorlichters in staat stellen om een gerichtere keuze te maken van de optimale spuittechniek en/of -instellingen in functie van doelwit en gewas(stand). Dit zowel om hun eigen spuittoestel zo goedmogelijk af te stellen, als om een inzicht te krijgen in de meest optimale (innovatieve) techniek met het oog op een eventuele investering of aanpassing van hun machine.Concrete doelen:Meer inzicht krijgen over de plaats waar spuitdruppels in een plant terecht komen bij verschillende toepassingstechnieken en spuitparameters en de impact op biologische efficiëntieLandbouwers helpen om hun spuittoestel juist af te stellen en instellingen aan te passen in functie van teelt(stadium) en soort toepassing met behulp van de OPTiSPRAY spuitappLandbouwers bewuster maken van het belang van een goede spuittechniek en spuitinstellingen aan de hand van de verbeterde en vernieuwde inzichten" "Biologische gewasbescherming in de praktijk: optimalisatie van de efficiëntie in het veld van (nieuwe) biologische gewasbescherming" "De landbouwsector maakt momenteel slechts in beperkte mate gebruik van biologische gewasbeschermingsmiddelen. Ondanks hun goede werking in het laboratorium, valt de werking ervan op het veld vaak tegen. Ook de kennis over biologische ziektebestrijding is bij landbouwbedrijven nog niet groot en het onderzoek is evenmin ver gevorderd." "Combineren van wortel-geassocieerde micro-organismen en bacteriofagen voor verbeterde biologische bestrijding van plaaginsecten." "Rob Lavigne" "Dier en Mens (A2H)" "Primaire gewasproductie staat voor grote uitdagingen op het gebied van klimaatverandering, duurzaamheid, voedselzekerheid en sociaal-economische rentabiliteit. Plantenziekten en plagen vormen een belangrijke bedreiging voor de wereldwijde voedselzekerheid, met een gemiddeld opbrengstverlies van 23%. Chemische gewasbeschermingsmiddelen worden veel gebruikt om ziekten en plagen te bestrijden. Echter, door hun milieu-impact en de resistentieontwikkeling van pathogenen en plagen, wordt hun toepassing steeds meer beperkt. Er is daarom een dringende behoefte aan duurzame alternatieven zoals biologische bestrijding. Hoewel in het verleden veelbelovende resultaten zijn behaald met biologische bestrijding, wordt deze nog niet breed toegepast, vooral vanwege onvoldoende effectiviteit en/of het gebrek aan consistentie. Daarom is het doel van dit PhD-project om een innovatief concept van synergie te ontwikkelen op basis van verschillende biologische bestrijdingstechnologieën. Concreet zullen we een combinatie ontwikkelen van een op wortel-geassocieerde microben gebaseerde benadering om de plantenweerstand te verhogen en een indirecte benadering op basis van bacteriofagen, gericht op bacteriële symbionten in insecten, om belangrijke plagen in aardbei te beheersen, waaronder de groene perzikluis (Myzus persicae) en de bruin gemarmerde stinkwants (Halyomorpha halys). De experimenten zullen zowel laboratoriumwerk als (semi-)veld evaluatie omvatten. De resultaten van dit project zullen bijdragen aan het ambitieuze doel van de Europese Farm to Fork strategie die voorziet in een vermindering van het totale gebruik en risico van chemische GGM’s met 50% tegen 2030." "Nieuwe inzichten in beheersing" "Michelle Holtappels" "pcfruit vzw, Katholieke Universiteit Leuven" "De schurftschimmel, Venturia pyrina, behoort tot de sleutelparasieten in de fruitteelt. Bij gunstige weersomstandigheden voor de pathogeen kan, indien geen bestrijdingsmaatregelen worden uitgevoerd, de oogst in één seizoen volledig worden aangetast. Ook in de biologische perenproductie vormt schurft een groot probleem. Een bijkomende oorzaak hiervoor wordt toegeschreven aan het feit dat na de omschakeling naar de biologische productiemethode op korte termijn, afhankelijk van het ras, takschurft ontstaat. Deze besmettingsbron zorgt ervoor dat schurft moeilijker te beheersen is aangezien de telers vanaf het begin van het seizoen ook al rekening moeten houden met secundaire infecties via conidiën. Eenmaal takschurft aanwezig is in de boomgaard, is het dus een grote uitdaging om een rendabele biologische productie te garanderen met de op dit moment voorhanden zijnde middelen. De laatste jaren streeft men bovendien naar een duurzame landbouw. Meer en meer chemische gewasbeschermingsmiddelen staan onder druk, waardoor er minder toepassingen mogen worden uitgevoerd of hun erkenning wordt ingetrokken. Ook worden er steeds minder nieuwe chemische gewasbeschermingsmiddelen erkend. Momenteel zijn er al enkele biologische gewasbeschermingsmiddelen ter beschikking maar deze halen tot op heden niet dezelfde bestrijdingsefficiëntie als de chemische gewasbeschermingsmiddelen.Dit zorgt ervoor dat het beheersen van schurft in de perenteelt steeds moeilijker wordt. De laatste jaren zien we een toename in de meldingen van schurftaantasting bij peer, zowel in de geïntegreerde als de biologische teelt.De doelstelling van dit project is het bekomen van nieuwe inzichten in de beheersing van schurft bij peer met als uiteindelijke doel het implementeren van een geoptimaliseerde bestrijdingsstrategie voor de perenteelt in Vlaanderen. Dit willen we bereiken aan de hand van volgende doelstellingen:1.     Het bepalen van het effect van verschillende sanitaire maatregelen op de ontwikkeling van schurft (snoei, groeibeheersing, bladvertering)2.     Kennis omtrent (verschil in) gevoeligheid van blad, vrucht en twijg bij nieuwe peren variëteiten3.     Inzicht in het effect van middelen die de plantafweer versterken en hun correcte positionering 4.     Bepalen van effect van alternatieve/biologische middelen naar schurft bij peer5.     Het opstellen en implementeren van een geoptimaliseerd behandelingsschema " "Het gebruik van composten en natuurbeheerresten in tuinbouwsubstraten: een microbioom perspectief" "Karen Vancampenhout" "Bos, Natuur en Landschap, Plantenbiotechniek" "De Belgische tuinbouwsector staat voor een grote uitdaging om het gebruik van milieuonvriendelijke producten in de sector te verminderen, waaronder veen in tuinbouwsubstraten en chemische gewasbeschermingsmiddelen. Door de veranderende regelgeving, de publieke opinie en het Vlaamse en Europese beleid is het dringend noodzakelijk alternatieven te vinden voor veen en chemische gewasbeschermingsmiddelen in de tuinbouwsector.Om het gebruik van veen en chemische gewasbeschermingsmiddelen in de tuinbouw te verminderen, zou een duurzamer alternatief voor veen waarin nuttige micro-organismen gedijen een goede oplossing zijn. Goede kandidaten in de zoektocht naar deze duurzame, bio-actieve veenalternatieven zijn composten en beheerresten. Eerdere studies hebben reeds het potentieel aangetoond van compost en beheerresten als veenalternatieven in tuinbouwsubstraten. De microbiologische eigenschappen van deze veenalternatieven hebben echter niet veel aandacht gekregen, ondanks hun belang voor de groei en de gezondheid van planten. Ons huidige begrip van de microbiële gemeenschappen in duurzame veenalternatieven en hun rol in plantengroei en -gezondheid is nog steeds beperkt. Dit proefschrift heeft daarom tot doel een bijdrage te leveren aan het begrip van microbiële eigenschappen van composten en beheerresten, en hun rol in plantengroei en -gezondheid ophelderen. Bovendien richt dit proefschrift zich op het onderzoeken van het potentieel van verschillende methodes om de microbiële gemeenschappen in composten en beheerresten te wijzigen om de plantengroei en -gezondheid in tuinbouwsubstraten te optimaliseren.Composten en beheerresten worden geacht gunstige microbiologische kenmerken te hebben in vergelijking met veensubstraten. Studies waarin de microbiologische eigenschappen van deze drie soorten biomassa worden vergeleken, ontbreken echter. Daarom werden in Hoofdstuk 2 de microbiologische eigenschappen van composten en beheerresten vergeleken met die van veensubstraten, waarbij de nadruk lag op hun gebruik als veenvervangers en bijkomende voordelen zoals bevordering van plantengroei en ziektebestrijding. Alle subtypes van composten en beheerresten konden vanuit microbiologisch oogpunt als geschikte veenvervangers worden beschouwd. Bovendien vertoonden verscheidene subtypes van compost en beheerresten bijkomende voordelen in vergelijking met veen-gebaseerde substraten wat hun microbiologische kenmerken betreft. Op basis van deze bevindingen hebben wij aangenomen dat verschillende subtypes van compost, waaronder groencompost, VFG-compost en houtige compost, en subtypes van beheerresten, waaronder maaisel, heidechopper en houtige fracties van compost, het potentieel hebben om de groei van planten en de onderdrukking van ziekten in tuinbouwsubstraten te bevorderen.Op basis van hun microbiologische eigenschappen (Hoofdstuk 2) werd verondersteld dat beheerresten, zoals heidechopper en pitrus, een positief effect zouden hebben op ziekteonderdrukking in tuinbouwsubstraten. Naast het tuinbouwsubstraat heeft echter ook bemesting een belangrijk effect op het rhizosfeer-microbioom en daarmee op ziekteonderdrukking. Daarom bestudeerden we in Hoofdstuk 3 het effect van beheerresten in tuinbouwsubstraten op ziekteonderdrukking, rekening houdend met bemesting. Bovendien werd het verband tussen ziekteonderdrukking in tuinbouwsubstraten en het rhizosfeer-microbioom bestudeerd. Ziekteonderdrukking in duurzame tuinbouwsubstraten op basis van beheerresten was afhankelijk van het bemestingsregime, wat aangeeft dat het belangrijk is om bemesting mee te nemen in toekomstige studies naar ziektesuppressie in tuinbouwsubstraten. Bovendien zou ziekteonderdrukking in duurzame tuinbouwsubstraten kunnen samenhangen met het rhizosfeer-microbioom. Een microbioom in de rhizosfeer met een andere samenstelling dan in veenbodems was het gunstigst voor ziekteonderdrukking. Bovendien werden verschillende bacteriële en schimmeltaxa geïdentificeerd die gecorreleerd waren met ziekteonderdrukking.Aangezien de groei en de gezondheid van planten sterk worden beïnvloed door het rhizosfeer-microbioom (Hoofdstuk 3), is er grote belangstelling voor het wijzigen van het rhizosfeer-microbioom om de groei en de gezondheid van planten te optimaliseren. In Hoofdstuk 4 en 5 werd bepaald of de microbiologische eigenschappen van compost en beheerresten gewijzigd kunnen worden met behulp van verschillende methodes. In Hoofdstuk 4 onderzochten we het effect van behandelingen die worden gebruikt om de chemische eigenschappen van composten en beheerresten te optimaliseren voor het gebruik in tuinbouwsubstraten op de microbiologische eigenschappen. Behandelingen om de chemische eigenschappen van compost en beheerresten te optimaliseren, zoals maturatie, verzuren, mengen en zeven, hadden een beperkt effect op het microbioom van composten en beheerresten. De initiële microbiële samenstelling van compost en beheerresten was belangrijker dan maturatie of verdere optimalisatiebehandelingen om de samenstelling van de bacterie- en schimmelgemeenschap te bepalen. Binnen elke batch van compost leken maturatie en menging echter wel een positief effect te hebben op de microbiologische kenmerken, en kunnen daarom worden gebruikt om het microbioom in beperkte maten te sturen om de plantengroei en -gezondheid te optimaliseren. In Hoofdstuk 5 onderzochten we het effect van artificiële wortelexudaten op het rhizosfeer-microbioom en de plantengroei in tuinbouwsubstraten op basis van compost. Het artificieel toevoegen van wortelexudaten aan de rhizosfeer is een veelbelovende aanpak om het microbioom van de rhizosfeer te wijzigen ten gunste van de groei en de gezondheid van planten. Artificiële wortelexudaten wijzigden de samenstelling van de microbiële gemeenschap en verhoogden de metabolische diversiteit en enzymactiviteit in tuinbouwsubstraten op basis van compost. Het vermogen van artificiële wortelexudaten om de microbiële activiteit en de samenstelling van de microbiële gemeenschap in tuinbouwsubstraten te sturen biedt een interessant perspectief voor verder onderzoek. Er werden echter geen positieve effecten van de artificiële wortelexudaten op de plantengroei waargenomen. Hoge concentraties kunstmatige wortelexudaten leidden tot een lagere wortelontwikkeling in veen- en compostsubstraten, hetgeen verband zou kunnen houden met de verhoogde activiteit van urease en alkalische fosfatase als reactie op de toevoeging van artificiële wortelexudaten. Bovendien veroorzaakten hoge concentraties artificiële wortelexudaten stress bij de planten in veenachtige substraten.Alles bij elkaar toont dit onderzoek het potentieel van composten en beheerresten als veenvervangers vanuit microbiologisch oogpunt. Bovendien benadrukt dit proefschrift het belang van bemesting en de rol van het rhizosfeer-microbioom bij ziekteonderdrukking in tuinbouwsubstraten op basis van beheerresten. Daarnaast belicht dit proefschrift het potentieel van bemesting en kunstmatige wortelexudaten om het rhizosfeer-microbioom in tuinbouwsubstraten te wijzigen en, mogelijk, de plantengroei en/of -gezondheid te optimaliseren. Op basis van deze bevindingen kunnen aanbevelingen worden gedaan voor verder onderzoek en de valorisatie van composten en beheerresten in de tuinbouwsector." "BALTO: beheersing vna Aculops lycopersici in tomaat" "Thomas Van Leeuwen" "Vakgroep Plant en Gewas" "De tomatengalmijt (Aculops lycopersici (Tryon, 1917), Eryophyidae) is de laatste jaren sterk toegenomen in de Vlaamse tomatenteelt. Ze vormt momenteel de grootste bedreiging voor de teelt met een belangrijk economisch verlies als resultaat. Dit verlies komt niet enkel door productiederving, maar ook door een verhoogde arbeidskost ten gevolge van het monitoren van tomatengalmijt en het frequent toepassen van gewasbeschermingsmiddelen (GBM). De algemene doelstelling van dit LA-traject is de ontwikkeling van een geïntegreerde beheersstrategie voor tomatengalmijt (Aculops lycopersici) in de tomatenteelt gebaseerd op preventie, monitoring, biologische bestrijding en chemische bestrijding." "Transitie naar duurzame gewasbescherming: een wereldwijde gezondheidsaanpak (SPRINT)." "Benjamin Vervaet" "Celdood signalisatie (CDS), Centro de Investigaciones Energéticas, Medioambientales y Tecnológicas (CIEMAT), University of Ljubljana, Institut za poljoprivredu i turizam, Université de Bordeaux, Instituto Nacional de Tecnologia Agropecuaria, Wageningen University & Research, Stichting Wageningen Research, Danmarks Tekniske Universitet, Universiteit Utrecht, Ecologic Institut, Helmholtz-Zentrum Hereon, Università Cattolica del Sacro Cuore, Forschungsinstitut für biologischen Landbau, University College Cork, University of Bern, Universidad Politécnica de Cartagena, Masaryk University, Fundació Institut d’Investigació Sanitària Pere Virgili (IISPV), Aarhus Universitet, Radboud Universiteit, University of Gloucestershire, Food and Agriculture Organization of the United Nations, Universidade de Aveiro, Istituto Ramazzini cooperativa sociale, Universität Hohenheim, Land Quality Management LTD, Pathofysiologie" "Boeren vertrouwen op gewasbeschermingsmiddelen (PPP's) om hun opbrengsten te maximaliseren. Sommige gewasbeschermingsmiddelen zijn echter potentieel schadelijk voor de gezondheid van milieu, plant, dier en mens. Gegevens over de risico's en effecten van PPP's zijn momenteel schaars en versnipperd. Er is behoefte aan een geïntegreerde aanpak om deze onderzoekslacune op te vullen. SPRINT is opgebouwd rond 4 doelstellingen: 1) Ontwikkelen, testen, valideren en leveren van een Global Health Risk Assessment Toolbox voor de geïntegreerde beoordeling van de effecten van pesticiden op terrestrische en aquatische ecosystemen en op de gezondheid van planten, dieren en mensen. Drie hoofdattributen voor gezondheidstoestand zullen worden onderzocht: veerkracht, reproductie/productiviteit en manifestatie van ziekten. Het doel is een geïntegreerde risicobeoordeling op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau, gericht op verschillende PPS-gebruikspatronen en gedetecteerde residumengsels in contrasterende landbouwsystemen (conventioneel, geïntegreerd, biologisch). 2) Harmoniseren van benaderingen voor gegevensverzameling in heel Europa en verzamelen van de kritieke gegevens die nodig zijn voor geïntegreerde benaderingen om de algemene risico's en effecten van pesticideformuleringen, residuen en metabolieten volledig te beoordelen. 3) Beoordelen van de ecologische en economische duurzaamheid van alternatieve strategieën voor het gebruik van pesticiden. 4) Ontwikkelen van transitiepaden naar meer duurzame gewasbescherming in een multi-actorbenadering. SPRINT is gebaseerd op een benadering met meerdere actoren om belanghebbenden te betrekken en behoeften te identificeren, het bewustzijn van boeren en burgers te verbeteren, gezamenlijke ontwikkeling van nieuwe strategieën om de afhankelijkheid van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen, en het creëren van een gunstige omgeving voor implementatie en verandering. SPRINT bestaat uit 9 aan elkaar gekoppelde werkpakketten. De distributie en de effecten van gewasbeschermingsmiddelen op de gezondheid van milieu, plant, dier en mens zullen worden geëvalueerd op 11 case study-locaties (CSS), tien in diverse agrarische Europese landschappen en één in Argentinië (sojaproductie voor diervoeder voor de EU-markt). SPRINT omvat een multidisciplinaire benadering: PPP-omgevingsroutes, en directe (voedsel/voederopname) en indirecte (lucht/stofinhalatie en opname via de huid) dierlijke en menselijke blootstellingsroutes zullen worden beoordeeld om hun huidige lot, blootstelling en toxicokinetische modellen te verbeteren (bijv. EFSA -FOCUS, BROWSE, BRAME). (Eco)toxicologische testen zullen worden uitgevoerd op basis van CCS-bevindingen, met behulp van bestaande en verbeterde procedures, inclusief alternatieve testcriteria en nieuwe doelorganismen. Dergelijke tests zullen betrekking hebben op directe en indirecte blootstelling aan meerdere gewasbeschermingsmiddelen, realistische marges van PPP-concentraties, scenario's voor meerdere soorten en korte en lange termijn horizonten. Modellering van duurzaamheid en kosten-batenanalyse op boerderij- en macro-economisch niveau zal worden uitgevoerd om aanbevelingen te doen voor duurzame transitiepaden en een onderzoeksagenda over PPS." "Nieuwe inzichten in de beheersing van schurft bij peer: een noodzakelijke stap voorwaarts voor een globale beheersing (NOVOSCAB)" "Barbara De Coninck" Plantenbiotechniek "[Uit het aanvraagdocument LANDBOUW (LA)-trajecten, ingediend door Proefcentrum fruitteelt vzw Afdeling Fytopathologie en KU Leuven Plant Health and Protection, november 2022] Situering De schurftschimmel, Venturia pirina, behoort tot de sleutelparasieten in de teelt van peer en dit zowel in de geïntegreerde (IPM) als biologische teelt. Bij gunstige weersomstandigheden voor de pathogeen kan, indien geen bestrijdingsmaatregelen worden uitgevoerd, de oogst in één seizoen volledig worden aangetast. De laatste jaren streeft men bovendien meer en meer naar duurzame landbouw. Chemische gewasbeschermingsmiddelen staan onder druk, denk maar aan koper en recent ook aan captan, waardoor er minder toepassingen kunnen uitgevoerd worden of hun erkenning (mogelijks) niet meer wordt verlengd. Daarnaast worden ook steeds minder nieuwe chemische gewasbeschermingsmiddelen erkend. Bovendien vragen verschillende retailers om fruit te telen volgens een bepaald kwaliteitslabel (vb. KKC) met minder input van chemische middelen. Er zijn al enkele ‘groene’ gewasbeschermingsmiddelen ter beschikking voor de beheersing van schurft maar deze halen tot op heden niet dezelfde bestrijdingsefficiëntie als de chemische gewasbeschermingsmiddelen. Dit zorgt ervoor dat ook het beheersen van schurft in de perenteelt steeds moeilijker wordt. De laatste jaren zien we een toename van meer dan 20% in de meldingen van schurftaantasting bij peer, zowel in de geïntegreerde als de biologische teelt. De meer dan 800 Vlaamse perenteeltbedrijven, evenals de veilingen, dringen dan ook aan op een duurzame kennis-onderbouwde aanpak en beheersing van dit probleem. Ze vragen bijkomende inzichten/oplossingen met betrekking tot positionering van beschikbare middelen en bijkomende middelen die kunnen gebruikt worden voor de beheersing van schurft. Het project richt zich op de meer dan 800 bedrijven met perenteelt in Vlaanderen, de veilingen en de distributiecentra die de voorbije jaren samen al gemiddeld meer dan € 5 miljoen inkomsten zijn misgelopen door aantasting van schurft op hun peren. Algemeen doel en concrete doelstellingen. De algemene doelstelling van NOVOSCAB is het implementeren van een geoptimaliseerde globale aanpak van de beheersing van schurft bij peer. Het bekomen van nieuwe inzichten in de beheersing van schurft bij peer is hierbij heel belangrijk. Dit willen we bereiken aan de hand van volgende doelstellingen: 1. Inzicht in het effect van middelen die de plantenafweer versterken en hun correcte positionering 2. Kennis omtrent (verschil in) gevoeligheid van blad, vrucht en twijg bij nieuwe perenvariëteiten 3. Bepalen van effect van alternatieve middelen/biocontrole organismen naar schurft bij peer 4. Het bepalen van het effect van verschillende sanitaire maatregelen op de ontwikkeling van schurft (snoei, groeibeheersing, bladvertering) en het duiden op het belang hiervan in de algemene beheersing 5. Het opstellen en implementeren van een geoptimaliseerd behandelingsschema De focus tijdens dit doctoraatsproject zal liggen op doelstellingen 2 en 3. De andere doelstellingen worden in samenwerking volbracht." "Doelgerichte bestrijding en verbeterde bestuiving in organische gewasbescherming(Bicopoll) kaderend binnen het Core Organic II EraNet" "Guy Smagghe" "Vakgroep Gewasbescherming" "Organische bessen en fruitteelt heeft ernstig te lijden onder het gebrek aan effectieve bestrijding van ziekten en plagen management tools en inadequate bestuiving door insecten op keer. Als gevolg daarvan kan de groeiende vraag op de biologische bessen niet gevuld worden vandaag, BICOPOLL verwacht om dit te veranderen, en een aanzienlijke verbetering van de opbrengst en de kwaliteit van biologisch fruit en bessen productie en dus boerderij economie. We zullen de bijen gebruiken om te richten leveren biologische bestrijdingsmiddelen om de bloemen van het doel gewassen om de controle van het probleem (of geen plagen) te bieden en om de bestuiving van organische tuinbouwgewassen te verbeteren. BICOPOLL een pan-Europese case studie naar biologische aardbeien beschermen tegen de belangrijkste ziekten, de grauwe schimmel verschaffen. Daarnaast zullen we de efficiëntie van de entomovector technologie via innovatief onderzoek naar bee management, manipulatie van gedrag van de bijen, componenten van het teeltsysteem te verbeteren, en op de plant-pathogent-vector-antagonist -systeem, en onderzoekt de mogelijkheden van uitbreiding van het gebruik van het concept in andere biologische bessen en fruitteelt systemen. Dit is een zeer innovatieve aanpak voor het oplossen van enkele van de meest moeilijke ziekten en plagen in de biologische bessen en fruitteelt, die oplossingen bieden in gebieden waar geen oplossingen nog bestaan. De entomovector aanpak is de enige belangrijke doorbraak in zicht voor het verbeteren van gewasbeschermingsmiddelen in biologische teeltsystemen, in het bijzonder in hoogwaardige gewassen. BICOPOLL brengt voor het eerst de gefragmenteerde onderzoek in het gebied, waar wmall groepen hebben gewerkt aan hun eigen. We onderzoeken, te exploiteren, en ondersteunen de natuurlijke ecologische functies van biocontrole en bestuiving, en verbetering van deze via innovatief management. De entomovector technologie draagt ​​bij aan een beter gebruik van hulpbronnen en efficiency in de productie, en verbetert de lokale biodiversiteit in tegenstelling tot de meeste andere systemen gewasbeschermingsmiddelen. De belangrijkste doelgroepen van het BICOPOLL project zijn organische aardbei telers, andere organische bessen en fruittelers, evenals imkers en hun organisaties, voor wie technologie en kennisoverdracht tijdens het project via rechtstreekse contacten zal worden uitgevoerd."