Titel Affiliaties "Korte inhoud" "Temporeel en ruimtelijk geresolveerde multi-element informatie op de micro- en nanoschaal: ontwikkeling van nieuwe analytische methodes en hun toepassing in ‘metallomics’ en nanotechnologie" "Vakgroep Chemie" "Tot op heden zijn de meeste ICP-massaspectrometers uitgerust met een massaspectrometer van het ""scanning-type"" (quadrupoolfilter, sector-veld MS). Voor korte transiënte signalen kan dit echter de mogelijkheden van elementanalyse beperken tot een mono-nuclide aanpak. Onlangs is een nieuw type ICP-time-of-flight-MS (ICP-TOFMS) ontwikkeld, waarmee een quasi-simultane monitoring van het volledige massaspectrum (21 000 massaspectra /s) en een snelle uitlezing van de signalen mogelijk is. Zowel hoge massaresolutie als een botsings-/ reactiecel zijn beschikbaar voor het vermijden van spectrale overlap. Dit type instrument is bij uitstek geschikt voor nieuwe toepassingen in de gebieden ‘metallomics’ en ‘nanotechnologie’. Het belangrijkste doel van dit project is het ontwikkelen van nieuwe analysemethoden die toelaten snel temporeel en ruimtelijk geresolveerde multi-elementinformatie te bekomen op micro- en nano-schaal. Hierbij zal ingezet worden op de analyse van microsamples van biologische vloeistoffen, elementaire karakterisatie van nanodeeltjes en individuele cellen en hoge resolutie 2D en 3D bio-imaging via gebruik van laser ablatie voor monster introductie. Deze benadering verschaft informatie die niet kan verkregen worden met behulp van andere technieken. In dit project zal nagegaan worden in welke mate deze nieuwe strategieën een antwoord kunnen bieden op tot dusver onbeantwoorde vragen over de rol van metalen in biologische systemen en de kenmerken van nanomaterialen." "Onderzoeksovereenkomst in het kader van het doctoraat Stef Geelen" "Wouter SCHROEYERS" "Nucleaire Technologie" "Radiologische metingen met drones (of UAV: Unmanned Aerial Vehicles) is momenteel een zeer uitdagend onderwerp. Dit doctoraat onderzoekt de mogelijkheden om VTOL (Vertical Take Off and Landing) drones in te zetten in RN (Radiologische of Nucleaire) scenario's zodat eerste hulpverleners snel een overzicht hebben over de aanwezige radiologische gevaren zonder hieraan bloot te worden gesteld. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen puntbronnen, besmetting van oppervlakken en radioactiviteit in de lucht (radioactieve wolk). Het verschil in detectorrespons zal met behulp van zowel analytische als Monte Carlo methodes worden onderzocht. Hierbij is het ook de bedoeling dat bij voor elk scenario een maximale hoeveelheid aan informatie wordt verzameld zoals de stralingsdosis, de aanwezige radionucliden en de activiteit (Bq, Bq/m2, Bq/m3). Verder zal het onderzoek zich richten op de optimalisatie van het vluchtpad om de hierboven beschreven informatie zo snel mogelijk te verzamelen rekening houdend met de beperkte vluchttijd en het beperkte draagvermogen van typische drones gebruikt in deze context." "Ontwikkeling en preklinische validatie van een multiplex, single-cell eiwitanalyse voor functionele drug screening van glioblastoma" "Frederik De Smet" "Translationeel Cel- en Weefselonderzoek" "Glioblastoma (GBM) is de dodelijkste hersentumor en blijft tot op heden ongeneeslijk. De slechte prognose van GBM wordt toegeschreven aan een brede heterogeniteit tussen verschillende patiënten, maar ook binnenin elke tumor. De diversiteit en complexiteit van deze ziekte suggereert een behoefte aan meer gepersonalizeerde behandelingen. Deze behoefte wordt momenteel nog niet ingevuld door hedendaagse behandelingsstrategieën. In dit project zal ik dit probleem proberen aanpakken door op directe wijze de therapeutische gevoeligheden van tumorcellen te evalueren met single-cell resolutie. Om dit te doen zal ik een functionele analyse ontwikkelen met behulp van massa cytometrie door vluchttijd (CyTOF), waarmee ik de moleculaire effecten van therapie zal kunnen meten in patiënt-afgeleide cellijnen en tumor biopten. Zoals ik reeds heb aangetoond zal deze aanpak mij in staat stellen om gevoelige van resistente tumor celpopulaties van elkaar te onderscheiden. Dit zal me in staat stellen om een verklaring te formuleren over het falen van klinische studies, en tegelijk een fundering te bouwen voor meer precieze selecties van behandelingen in een meer gepersonalizeerde manier. Uiteindelijk zal ik ook de diagnostische waarde van mijn techniek testen door middel van muismodellen van GBM, om te testen of CyTOF-gebaseerde therapieën effectief voordelen bieden op vlak van overleving, en dit ten opzichte van niet-gepersonalizeerde behandelingsregimes." "IMEC-B- budget 2018." "Jan Sijbers" Visielab "Atom probe tomography (APT) is een chemische analysetechniek die een driedimensionale atoomverdeling van een gemeten monster oplevert. Een geslepen monster wordt in een vacuümkamer geplaatst en uitgelijnd met het midden van een ionendetector met een hoogspanning voorspanning aangebracht tussen de punt en de detector. Een hoog elektrisch veld (ongeveer> 10 V / nm) wordt dan gevormd aan de top van de punt, terwijl de atomen aan het oppervlak van de top geïoniseerd zijn en de intensiteit van het elektrische veld dichtbij de drempel van het verbreken van atoombindingen is. Voor het analyseren van laaggeleidende materialen wordt gewoonlijk een continue pulserende laser geïntroduceerd als een aanvulling van de thermische energie die ionen aan de top helpt de energiebarrière van verdamping te overwinnen. Verdampte ionen worden losgemaakt van het tipoppervlak en worden versneld naar de detector volgens de verdeling van het elektrische veld tussen de tip en de detector. De impactpositie op de detector en de reistijd, zoals de vluchttijd (TOF), van emissie tot detectie, worden gemeten. Het is opmerkelijk dat, met de beperkte grootte van een detector, alleen die ionen in het gezichtsveld (FOV) de detector zullen bereiken. Bovendien wordt vanwege de detectorefficiëntie slechts 50-70% van de ionen die de detector bereiken, geregistreerd. Deze effecten veroorzaken aanzienlijke onzekerheden bij het bepalen van het volume voor een reconstructie. In dit project zullen nieuwe reconstructietechnieken worden ontwikkeld voor APT." "Een pad naar verbetering in de atoom probe tomografie van halfgeleiders: de dynamische evolutie van de halfgeleider emitter ontrafelen" "Wilfried Vandervorst" Kwantum-vastestoffysica "Om de prestaties te verbeteren, worden de bouwstenen van de elektronica voortdurend verkleind. Dit vereist controle over hun materiële eigenschappen en chemische samenstelling met nanometer precisie. Dit kan worden bereikt met behulp van hoge resolutie microscopen, zoals de atom probe. Hier zijn atomen achtereenvolgens (geïoniseerd en) verwijderd van het oppervlak van het monster (gevormd als een nanonaald) via een zeer hoog elektrisch veld en een laserpuls. Vervolgens worden de geïoniseerde atomen versneld op een detector, waarin de ionen vluchttijd (chemische aard) en de impactpositie daarvan kunnen worden achterhaald. Tijdens de data-analyse worden de ionen geprojecteerd naar hun oorspronkelijke positie in het monster, waardoor een 3D kaart kan worden gereconstrueerd en informatie op de atoomschaal wordt onthuld, zoals de verspreiding van kleine concentraties atomen die de prestaties van het apparaat sterk kunnen veranderen. In dit project worden de fysieke mechanismen onderzocht die aan de basis liggen van atom probe zoals het atoomverwijderingsproces, dat afhankelijk is van de chemische aard van het atoom zelf wat leidt tot de preferentiële verwijdering van één atoomsoort over de andere, de laser absorptie in het monster of de manier waarop ionen op de detector geprojecteerd worden, sinds het pad van de ionen naar de detector een complex interactie is tussen de monster eigenschappen en het elektrische veld dichtbij en ver weg van het monster. Het is deze kennis die ons toelaat om te begrijpen waar de ionen van afkomstig zijn en waardoor we de 3D atoomkaart correct kunnen opbouwen." "Vluchtlijnen. Een onderzoek naar de waarde van onzichtbare performances en hun sociale context" "Bart Philipsen" "Centrum voor Metafysica, Godsdienst- en Cultuurfilosofie (OE), Onderzoeksgroep Duitse Literatuur, Leuven" "Invisible PerformancesIn mijn artistiek onderzoek werk ik rond ""invisible performances"": performances die door de toeschouwer of het publiek (meestal niet) geregistreerd worden als zijnde performances, omdat ze gebaren toepassen uit onze dagelijkse routine. De performances verwijzen naar ideeën die een pejoratieve bijklank hebben (zoals falen, luiheid of traagheid), en vormen een manier om het denken over-, hiërarchisch gestructureerde ruimtes en concepten open te breken.Binnen mijn onderzoek zijn twee hoofdbezigheden te onderscheiden:A. De connectie onderzoeken tussen dagelijkse routines en tussen invisible performance. Wat zijn de dagelijkse routines in verschillende (sociale) ruimtes? Hoe kunnen deze routines worden getransfereerd naar de performance kunst?B. De rol en de dubieuze verhouding nagaan van de toeschouwer, het publiek, en de performers in elke performance? Hoe kunnen ze van rollen veranderen of verwisselen?" "Discursieve architectuur: tactiek voor kritische interventie in het werk van BAVO" "Pascal De Decker" "Stedelijk Ontwerp, Stedenbouw, Landschap en Planning, Geschiedenis, Theorie en Kritiek van de Architectuur" "Dit boek bestudeert de kwestie van kritiek in het veld van de architectuur aan de hand van een min of meer academische terugblik op het werk van BAVO, het collectief dat mede opgericht werd door de auteur en Matthias Pauwels. BAVO vestigde een kritische praktijk op het raakvlak van architectuur en filosofie. De centrale onderzoeksvraag is of een strategie van overidentificatie nuttig is bij het openbreken van de ideologische functie van wat we inherente kritiek noemen. Er is ontzettend veel kritiek aanwezig in de alledaagse praktijk, maar in navolging van de freudiaans-marxistische filosofie van Slavoj Zizek is deze inherente kritiek eigenlijk niet eens bedoeld om serieus genomen te worden. Het kritische denken creëert slechts een ideologische afstand die de betrokken actoren beschermt ten aanzien van de situatie waarin ze volledig zijn ondergedompeld. Ook de strategie van overidentificatie is ontleend aan Zizek; het weerhoudt zich van directe kritiek en ondermijnt een situatie door de verloren idealen en hun obscene supplementen een tikkeltje té serieus te nemen.De vraag die volgt op deze eerste vraag is of en hoe de strategie van overidentificatie zich vertaalt naar het veld van de architectuur, zodat het mogelijk wordt om tactieken te smeden die processen van bewustwording en verandering in gang zetten. De strategie van overidentificatie werd vooral gethematiseerd door Slavoj Zizek in verband met praktijken binnen de kunstwereld, in eerste instantie in verband met Neue Slowenische Kunst, later in verband met het gebaar van orthodoxe binnen religieuze context (in het geval van G.K. Chesterton) en de bevrijdende kracht van autisme in de klimaatcrisis (in het geval van Greta Thunberg). Nadat BAVO eerst de kunst van overidentificatie bestudeerde als strategie voor cultureel activisme, heeft het deze strategie toegepast in de kritiek en het gebruikt als een methodologisch hulpmiddel om te interveniëren binnen diverse debatten. De hypothese is dat de inherente kritiek die blijft hangen in debatten functioneert als een ideaal ankerpunt voor overidentificatie en zo de poort opent zet voor de herdefiniëring van ontwerpuitdagingen, produceren van alternatieve ontwerpintelligentie en uitstippelen van nieuwe vluchtlijnen.De eerste hoofdstukken schetsen de genealogie, inspiratie en ontwikkeling van BAVO. Het belangrijkste deel van het boek biedt vervolgens een terugblik op zeven kritische interventies. De diverse contexten van de interventies hebben het door de jaren heen mogelijk gemaakt om telkens een draai te geven aan het gebruik van de overidentificatie als kritische methode. In het eerste project over regionale ontwikkeling (hoofdstuk 4) pasten we een nogal klassieke overidentificatie toe in de trant van de Yes Men. In latere projecten over citymarketing (hoofdstuk 5) en kunst in de openbare ruimte (hoofdstuk 6) hebben we meer complexe en totale vormen van overidentificatie toegepast door zowel peers als onszelf in de performance te betrekken. Het werk over ruimteregie (hoofdstuk 7) was een eerste experiment in hyperidealisme. Nog later werden andere kritische strategieën door de mix gehaald, zoals de politiek van de commons en de pedagogie van onwetendheid, om zo de ontwerpuitdagingen van detentie (hoofdstuk 8) en geestelijke gezondheidszorg (hoofdstukken 9 en 10) aan te gaan.De documentatie uit het BAVO-archief toont hoe de kritische interventies verschillende registers bespelen om processen van bewustwording en verandering uit te lokken, inclusief visuele en performatieve elementen. Naast artikelen en lezingen – dat zijn de gebruikelijke wapens van de criticus – werden formats overgenomen uit de culturele sfeer (tentoonstellingen, pamfletten, posters, billboards, propaganda, persberichten, etc.) en de ontwerppraktijk (workshops, masterplannen, vingerschetsen, projectdefinities, etc.). De culturele sfeer wordt gebruikt als platform voor de kritische interventies, waarbij eerst met één been gebruikt gemaakt wordt van de veilige white cube in de wereld van de kunst en later de parallelle sfeer van de architectuurcultuur ten volle benut wordt als veld voor speelse actie. In de zoektocht naar impact gaan de interventies de dialoog aan met zowel oude bekenden van de architectuurcultuur alsook meer ongebruikelijke professionele partners.Dit boek is een narratief verslag van de zeven kritische interventies, waarin wordt gereflecteerd op bepalende momenten, successen evenals mislukkingen. Het doel is om te laten zien hoe verschillende tactieken voor kritische interventie gesmeed werden binnen de krijtlijnen van de overidentificatie. Het veldonderzoek en de onderzoeksartikelen zijn elders gepubliceerd, gebruikmakend van academische, professionele en populaire platforms. De resultaten zijn ook opgenomen in tentoonstellingen en museumcollecties. Engagement met het publieke debat is eigenlijk altijd al een essentieel element geweest in het kritische werk van BAVO. Het perspectief van architectuur maakt het mogelijk om een ander licht te werpen op urgente maatschappelijke kwesties, nadruk te leggen op vergeten dimensies én toegangswegen te vinden om te interveniëren in het publieke debat. De terugblik eindigt daarom met een speciaal hoofdstuk (hoofdstuk 11) over het vrijwillige engagement van de auteur binnen maatschappelijke bewegingen die opkwamen voor verkeersveiligheid en schone lucht in Brussel, een strijd die intenser werd onder en na het Covid-regime." "HET RITORNEL. Een nieuw concept" "Roland Breeur" "Husserl-Archief: Centrum voor Fenomenologie en Continentale Wijsbegeerte (OE)" "Dit onderzoek opent met een eerste deel over de omstandigheden of de gedeelde plaats van waaruit door Deleuze en Guattari wordt geschreven. Félix Guattari (1930-1992) lezen we hier als een conceptueel personage. Ook tot de volgende hoofdstukken verschaffen we ons een toegang via namen die Deleuze buiten de filosofie zocht: met de taalkundige Gustave Guillaume (1883-1960) exploreren we in een tweede hoofdstuk een ander type tijd (dat van de ditheden, de gebeurtenissen, het ritornel). In een derde hoofdstuk volgen we de pedagoog Fernand Deligny (1913-1996) die met zijn (eenzaam) onderzoek een impasse opent en aantoont hoe vluchtlijnen binnendringen in een ‘ander’ leven. Met de schrijver en Auschwitz-overlevende Primo Levi (1919-1987) onderzoeken we in een vierde hoofdstuk hoe het Leven te bereiken nadat een gemeenschap zich naar het nazisme heeft geschikt. Hoe (terug) aansluiting vinden bij een kosmische kracht? Voor Deleuze is het ritornel hét concept bij uitstek. Hij noemt het ritornel als misschien wel het belangrijkste begrip dat door hem en Guattari geschapen werd. Maar wat de beide auteurs met het concept ‘ritornel’ voor ogen hebben, is niet te vatten en wordt door hen ook niet gevat in een definitie. Het ritornel laat zich wel benaderen, maar dan noodzakelijk via een omtrekkende beweging. Wij volgen daarom het spoor dat Deleuze en Guattari trekken met figuren als Guillaume, Deligny en Levi om uit te komen bij de schrijvers die voor Deleuze en Guattari gelden als filosofische basisreferenties: Kafka, Proust en Beckett. Literatuur, theater en schilderkunst vormen het sluitstuk van dit onderzoek. Het is een slot dat, naar wij hopen, kan fungeren als een veelvoudige verbinding, zoals ook het ritornel zich altijd al op een kruispunt bevindt en in het midden staat. Het concept ‘ritornel’ hangt samen met het territorium. Maar het drukt ook de spanning uit van het territorium met wat de Aarde is. Deleuze en Guattari hebben deze aspecten grondig uitgewerkt in het elfde plateau uit Mille Plateaux. Maar daaraan voorafgaand verschenen van Deleuze al Proust et les signes en van Guattari Les ritournelles du temps perdu waar bij beide auteurs afzonderlijk al aan de frase van Vinteuil een belangrijke plaats werd toebedeeld. Maar de vondst van het ritornel, zo zal Deleuze zeggen, is te danken aan Guattari. Elk concept echter wordt geboren uit een ‘machine de travail’ die een ongepolijste formule zich heruitvinden laat. Voor het prototype van het ritornel gaan we dan ook terug naar Différence et répétition, een magistraal werk van Deleuze uit 1968. Het is zowel onder de noemer ‘refrein’ als onder die van ‘duistere voorloper’ dat we daar het verband terugvinden met de eeuwige terugkeer. "