Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Sabbatperiode Karen Phalet:Culturele grensdynamieken: Diversiteit en ongelijkheid in de Europese migratiecontext (BOUNDARIES)" "Karen Phalet" "Sociale en Culturele Psychologie" "Tijdens mijn sabbatical wil ik interdisciplinair onderzoek ontwikkelen naar culturele grensdynamieken tegen de achtergrond van nieuwe vormen van migratie-gerelateerde diversiteit en ongelijkheid in Europa. Voortbouwend op cross-nationale en longitudinale data en studies met minderheden en migranten in de afgelopen jaren, wil ik empirische puzzelstukjes samenbrengen in een integratieve benadering van grensdynamieken op micro-niveau (in etnisch diverse sociale interacties, relaties, netwerken) en op macroniveau (sociaal-politieke context, communicatie, beleid). Vanuit dit theoretisch kader wil ik drie nieuwe onderzoekslijnen uitzetten die ik hier kort toelicht (van meer naar minder gevorderd qua uitwerking). Lijn 1 neemt de draad op van mijn vroeger onderzoek naar intergenerationale relaties vanuit het oogpunt van culturele grensdynamieken in de migratiecontext. N.a.v. de recente ‘coming of age’ van de derde generatie met Turkse roots in Europa - en 10 jaar na het Europese TIES project op de Turkse tweede generatie - wil ik samen met partners in DL, NL en VK culturele verandering en belonging onderzoeken over drie generaties. Lijn 2 betreft de voorbereiding van nieuw cross-nationaal onderzoek met ‘displaced migrants’ (asielzoekers, vluchtelingen, ongedocumenteerden) als weinig onderzochte minderheden in Europa vandaag. Met partners in BE, CH, DL, VK onderzoek ik culturele grensdynamieken in het samenspel van sociale rupturen (micro-niveau) met maatschappelijke/wettelijke kwetsbaarheid (macro-niveau) op ‘belonging’ in vroege acculturatietrajecten -- m.i.v. toegepaste interventies in onthaalcentra en scholen. Lijn 3 maakt een begin met processen van culturele afgrenzing te onderzoeken vanuit complementaire meerderheidsperspectieven op samenleven in diversiteit: samen met partners in BE (UCL, ULB) wil ik de sociale distributie en politieke stem van omstreden diversiteitsattitudes en definities van ‘belonging’ in kaart brengen - en relateren aan cultuurcontact en sociale normering in verschillende sociaal-politieke contexten" "Omgaan met stigma: Een doelgericht perspectief op zelfregulatie in sociaal identiteitsbedreigende werk- en onderwijsvelden" "Colette van Laar" "Sociale en Culturele Psychologie" "Dit proefschrift onderzocht de ondervertegenwoordiging van bepaalde groepen in werk- en onderwijsvelden, gefocust op vrouwen in door mannen gedomineerde velden (de politie, het leger en STEM-velden [Science, Technology, Engineering, en Mathematics]) en eerste generatiestudenten aan de universiteit. Het is al langere tijd duidelijk dat deze ondervertegenwoordiging niet volledig kan worden verklaard door inherent lagere capaciteiten of interesse bij deze groepen, en dat ook sociaal psychologische processen een rol spelen. Vanuit het perspectief van de minderheidsgroepen heb ik de volgende brede vragen onderzocht: Hoe gaan leden van ondervertegenwoordigde groepen om met de uitdagingen die zij tegenkomen in werk- en onderwijsvelden? En hoe beïnvloedt dit hun uitkomsten op het gebied van werk en onderwijs? Hoewel al een tijdje wordt erkend dat minderheidsleden actief omgaan met de uitdagingen die zij tegenkomen in plaats van deze passief te ondergaan, beginnen we pas net te begrijpen hoe deze coping-processen werken en de rol die ze spelen in het in stand houden of veranderen van ondervertegenwoordiging. Het doel van dit proefschrift was om meer inzicht te krijgen in deze coping-processen door een doelgericht perspectief te nemen op hoe minderheidsgroepen omgaan met zorgen over hun ‘belonging’ (er bij horen en je geaccepteerd en thuis voelen) en prestatie in werk- en onderwijsvelden, gefocust op twee coping-reacties.Het eerste deel van dit proefschrift focuste op afstand nemen van het domein waarin belonging- en prestatiedoelen worden bedreigd en naar domeinen gaan waarin deze doelen meer worden bereikt. Hoofdstuk 2 toonde de sleutelrol die ervaren moeilijkheden met het verkrijgen van een gevoel van belonging spelen in de academische prestatiekloof tussen eerste en doorlopende generatiestudenten. Hoofdstuk 3 liet zien dat afstand nemen van het werkteam een manier was voor vrouwelijke politieagenten om afstand te nemen van het domein waarin ze een lage mate van belonging ervaren, en dat dit op zijn beurt gerelateerd was aan afstand nemen van het veld of domein meer algemeen. Hoofdstuk 4 toonde dat anticiperen dat belonging moeilijker te behalen zal zijn in bepaalde STEM-velden vergeleken met andere velden maakt dat middelbare scholiermeisjes meer afstand gaan nemen van deze STEM-velden en zich meer aangetrokken voelen tot STEM-velden waarin ze relatief meer verwachten er bij te zullen horen.Het tweede deel van dit proefschrift richtte zich op afstand nemen van de eigen groep om te proberen hun gevoel van belonging en prestatie binnen het domein te vergroten. Hoofdstukken 5 en 6 toonden, gebruik makende van verschillende methoden en gericht op verschillende groepen (vrouwelijke soldaten en eerste generatie universiteitsstudenten), afstand nemen van de eigen groep in reactie op ervaren belonging- en niet prestatiezorgen. Deze bevindingen suggereren dat afstand nemen van de eigen groep optreedt als coping-reactie om er bij te horen in de organisatie. Beide hoofdstukken toonden welzijnskosten van afstand nemen van de eigen groep.Dit proefschrift toonde dat minderheidsgroepen, in hun zoektocht naar belonging in de organisatie, afstand nemen van het domein en naar domeinen gaan waar ze meer belonging ervaren of afstand nemen van hun eigen groep binnen het domein. Deze coping-reacties hebben kosten voor de instroom, het behoud van, en de opwaartse mobiliteit van minderheidgroepen en houden op die manier de ondervertegenwoordiging van de deze groepen in werk- en onderwijsvelden in stand." "Arbeidsloopbanen als structurele determinanten van sociale ongelijkheden in algemene en oorzaakspecifieke invaliditeit en mortaliteit" "Christophe Vanroelen" Sociologie "België, net als andere landen met een hoog inkomen, zag de stijgende werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en flexibelere tewerkstellingstrajecten. Het hoofddoel van het project is het begrijpen van het potentiële effect van een (flexibele) loopbaan in de werkgelegenheid op invaliditeit en mortaliteit. Het project is gericht op een diepgaand onderzoek, vanuit een longitudinaal perspectief, van de rol van perioden van werkloosheid, inactiviteit en een onzekere carrière als oorzaak van invaliditeit en mortaliteit. Daarom zullen we systematisch de trajecten tussen werkgelegenheidsroutes en invaliditeit en mortaliteit onderzoeken. Ook de rol van handicap als potentiële voorloper van mortaliteit zal in deze context worden bestudeerd. We zullen dit doen als we gevoelig zijn voor de intersectionaliteit met sociale achtergrondkenmerken - dat wil zeggen, de potentiële complexe relatie met geslacht, sociaaleconomische positie en huishoudsamenstelling. Onderzoek op dit gebied wordt vaak belemmerd door een gebrek aan geschikte gegevens. De gegevens voor dit project zijn uniek omdat ze longitudinale en continue informatie verschaffen over de arbeidsstatus van werknemers, die kan worden gekoppeld aan latere invaliditeit en mortaliteit. Ondanks het bestaan ​​van goede longitudinale registratiegegevens in België, is er nog steeds zeer beperkt onderzoek op dit gebied. Dit voorstel is bedoeld om dat gat te vullen. De gegevens voor dit project zullen worden afgeleid van de gekoppelde database van het register voor telling en mortaliteit en de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid." "De strijd om fiscale rechtvaardigheid. Een analyse van fiscale hervormingen in de 18de-eeuwse Oostenrijkse Nederlanden (1749- 1794)." "Wouter Ryckbosch" "History, Archeology, Arts, Philosophy and Ethics, Brussels Platform voor Digital Humanities" "Waarom en hoe nemen samenlevingen meer herverdelende belastingsystemen aan? In moderne staten wordt belastingheffing als onvermijdelijk aanzien: niet enkel vormt het de basis voor staatsmacht, maar het ondersteunt ook de economische instituties die markten in staat stellen te groeien. Het is dan ook niet verwonderlijke dat financiële historici die de 19de en 20ste eeuw bestuderen, argumenteren dat het winnen van het vertrouwen van belastingbetalers een cruciale voorwaarde was in het tot stand komen van stabiele, solide en welvarende staten. Om dit vertrouwen te genereren, moet het heffen van belastingen als een gedeelde verantwoordelijkheid van alle burgers gezien worden, bestemd voor een verdedigbaar doel, en verdeeld volgens niet-arbitraire criteria. Vaak wordt aangenomen dat de afwezigheid van deze kenmerken in de vroegmoderne periode het ontstaan van modern natie-staten belemmerde. Zo gaan historici er van uit dat belastingheffing voor de 19de eeuw doorgaans regressief en arbitrair was, en als dusdanig bijdroeg tot een stijging van de inkomensongelijkheid. Dit project wil deze hypothese empirisch onderzoeken, door voor de 18de-eeuwse Zuidelijke Nederlanden na te gaan (1) wat de sociale verdeling van de belastingdruk was, (2) hoe lokale en regionale verschillen in fiscaal beleid verklaard kunnen worden, en (3) welke ideeën en argumenten het fiscaal beleid vorm gaven op verschillende beleidsniveau’s." "Seksualiteit in de laatste levensfase: ervaringen en behoeften bij terminaal zieke patiënten en hun partners, en de rol van hulpverlening" "Johan Bilsen" "KU Leuven, University of Antwerp, Ghent University, Maatschappelijke Gezondheidszorg" "De laatste jaren is er toenemende belangstelling en onderzoek rond het verlenen van psychosociale steun voor terminaal zieken, dit zowel in België als in andere landen. Hoewel goede palliatieve zorg gericht is op zowel fysieke als psychosociale en existentiële behoeften van patiënten en familie valt het op dat seksualiteit afwezig is als een wezenlijke component van de behoeften-evaluatie en zorg-bepaling. Uit recentelijke literatuur blijkt echter dat veel patiënten seksualiteit als waardevol achten binnen de gevorderde stadia van hun ziekte, en dat het belangrijk is om hierover met hun zorgverleners te kunnen communiceren. Toch hebben de meeste zorgverleners moeite om seksualiteit bespreekbaar te maken in de palliatieve setting, en is er weinig bekend over de reden waarom ze worstelen met dit niveau van communicatie in de klinische praktijk. De voorgestelde studie beoogt het longitudinaal onderzoeken van de seksuele ervaringen, problemen en behoeften van terminaal zieke patiënten en hun partners, alsook de rol van de zorgaanbieders met betrekking tot dit onderwerp. De gegevens worden verzameld via kwalitatief onderzoek, met inbegrip van face-to-face interviews met patiënten en hun partners, focusgroep interviews met zorgverleners in de oncologie en palliatieve zorg, en paneldiscussies met experts." "Bekommerd om ongelijkheid? Een studie naar de politieke aandacht voor economische ongelijkheid bij kiezers en politieke partijen." "Tine Van Regenmortel" "Centrum voor Politicologie (OE), Onderzoeksgroep Sociaal en Economisch Beleid en Maatschappelijke Integratie" "Economische ongelijkheid stijgt in de meeste democratieën: de kloof tussen de inkomens en vermogens van het rijkste deel van de bevolking en de overige burgers wordt groter. Ondanks deze stijging, en groeiende druk op de welvaartstaat, bestaat er geen systematisch bewijs dat ongelijkheid leidt tot herverdelend beleid, of een grotere vraag hiernaar. Er is sprake van een paradox: de meeste burgers en politici zijn bekommerd om ongelijkheid, maar er wordt weinig aan gedaan. Bovendien ontberen we een diepgaand inzicht in wanneer en hoe burgers en politieke partijen op ongelijkheid reageren. In dit project onderzoek ik daarom de politieke aandacht voor ongelijkheid bij burgers en politieke partijen op basis van drie doelen. Ik onderzoek (1) of burgers bezorgd zijn over ongelijkheid, en of dit afhangt van objectieve ongelijkheidstrends, (2) wanneer en hoe politieke partijen ongelijkheid bespreken, en de invloed hiervan op de meningen van burgers, en (3) heeft ongelijkheid een invloed op stemgedrag? Om deze doelen te bestuderen analyseer ik enquête- en experimentele data over percepties en meningen van burgers, en partijmanifesten en sociale media data over de aandacht van politieke partijen. Door voort te bouwen op inzichten uit de breuklijnentheorie, en gebruik te maken van verschillende geavanceerde methoden, werpt dit project een origineel licht op de wisselwerking tussen burgers, politieke partijen en ongelijkheid in liberale democratieën, doorheen de tijd." "De Sociale Psychologie van Sekse-Ongelijkheid: De interactie tussen Stigma en Zelfregulatie." "Colette van Laar" "Sociale en Culturele Psychologie" "Vrouwen zijn nog steeds ondervertegenwoordigd in verschillende velden (zoals ingenieurswetenschappen) en in hogere posities (zoals managementfuncties) in onze samenleving. In dit project wordt onderzocht wanneer en hoe een lagere sociale status het welzijn, de motivatie en prestaties van vrouwen beïnvloedt op school en op het werk. In plaats van vrouwen te zien als passieve slachtoffers van vooroordelen en stereotypes, wordt in dit onderzoek het perspectief van de vrouwen zelf genomen als personen die actief bepaalde doelen nastreven. Nagegaan wordt met welke strategieën zij hun doelen kunnen bereiken en hoe ze zichzelf en/of elkaar kunnen beschermen voor negatieve gevolgen van gender vooroordelen en stereotypes. Er worden drie groepen onderzocht: (1) Meisjes die beslissen hoeveel wiskunde en wetenschappen ze opnemen in hun studies. (2) Werkende vrouwen die willen opklimmen en leiderschapsposities willen opnemen in traditioneel mannelijke beroepen.(3) Jonge moslimvrouwen die beslissingen nemen in hun studies en carrière." "De toepassing van Strategisch Niche Management op sociale innovaties. Naar een geografische benadering door middel van een meervoudig case study onderzoek van cohousing en LETS in België en het Verenigd Koninkrijk." "Maarten Loopmans" "Geografie en Toerisme, Afdeling Geografie en Toerisme, Bio-economie" "Voor iedereen die Cuba bezoekt, wordt de aanwezigheid van een grote zwarte markt al snel duidelijk. Sommigen zien hierin het bewijs dat het socialisme faalt en plaats moet maken voor een dynamischer kapitalisme. Voor anderen is deze zwarte markt destructief voor het socialistische project en zou ze geëlimineerd moeten worden. Mijn bijdrage is om, met een focus op Cuba’s voedseleconomie, verder te gaan dan deze dichotomie en de complexe interrelaties tussen de verschillende economische sferen aan te tonen. Daar waar de beperkte literatuur over de Cubaanse informele economie zeer gepolariseerd is tussen voorstanders en tegenstanders van het regime in Havana, beargumenteer ik dat beide benaderingen bijdragen tot de idee van een hegemonische kapitalistische markt. Beide benaderingen reduceren immers de informele economie tot logica’s die vergelijkbaarder zijn met die van het kapitalisme en die op één of andere manier (tot de vreugd van sommigen en de vrees van anderen) de socialistische formele economie bedreigen. Maar zulk een dualistische benadering van de Cubaanse economie is te beperkend. Niet alleen houdt ze geen rekening met de grote verscheidenheid aan relaties die Cubanen dagelijks aangaan om voedsel te produceren en te consumeren, zo’n benadering conceptualiseert alle markt-achtige transacties als kapitalistische praktijken en gaat daardoor voorbij aan de grote diversheid aan markten die er bestaat en die mogelijk is. In dit proefschrift baseer ik mij op Polanyi’s begrip van een heterogene economie om een substantieve benadering aan te nemen en de diverse economische praktijken binnen een institutioneel geheel te plaatsen. Op basis van empirische data, verzameld door middel van interviews, participatieve observatie en voedseldagboeken, analyseer ik hoe een complex amalgaam van instituties mekaar wederzijds structureren om Cuba’s voedseleconomie te vormen. De resultaten tonen verschillende zaken. Ten eerste navigeren de Cubanen een verscheidenheid aan instituties van herverdeling, markt, wederkerigheid en zelfvoorzienendheid om voedsel te verkrijgen. Huishoud-, cooperatieve, en staatseconomieën doorkruisen mekaar en co-produceren lokale en nationale voedselsystemen. Ten tweede toont de verhandeling de ruimtelijke complexiteit van de verschillende economische sferen aan. Marktruil is niet beperkt tot de zwarte markt, noch zijn wederkerigheidsrelaties beperkt tot de huishoudeconomie. De voedseldagboeken tonen het belang van rechtstreekse verkoop van producent tot consument en de interviews tonen de aanwezigheid van onderlinge wederkerigheidsrelaties tussen boeren en tussen landbouwcoöperatieven. Ten derde zijn zowel de sfeer van herverdeling als die van de markt (ten minste ten dele) gestructureerd door en ingebed in wederkerigheidsrelaties. De resultaten tonen het belang aan van interpersoonlijke connecties in de reguliering van toegang tot land, onderlinge ruilandel tussen boeren en tussen huishoudens, directe verkoop tussen boeren en hun buren en mechanismen van herverdeling binnen de landbouwcooperatieven.Op basis van deze bevindingen beargumenteer ik twee zaken. Ten eerste zijn deze interpersoonlijke relaties op lokaal gemeenschapsniveau cruciaal voor de constructie van een betaalbare voedseleconomie op lokale schaal. Daar waar structurele tekorten boeren tot de illegaliteit drijven om hun productiemiddelen te verkrijgen, draagt de aanwezigheid van een dicht lokaal netwerk bij tot een verantwoordelijkheidsgevoel van de boer ten opzichte van zijn buren, wat resulteert in betaalbare directe verkoopsrelaties. Zodoende herproduceert de lokale voedseleconomie solidariteit op lokale schaal, terwijl ze tegelijkertijd de solidariteit op nationale schaal ondermijnt. Ten tweede zijn deze interpersoonlijke relaties ook cruciaal in de legitimering van de meer abstracte herverdelingseconomie op nationaal niveau. Landbouwcooperatieven werken als een spil om lokale, horizontaal georganiseerde solidariteitsrelaties te verbinden met vertikale, hierarchische solidariteitsrelaties. Op die manier structureren multiscalaire formele en informele solidariteitsnetwerken mekaar en worden persoonlijke verantwoordelijkheidsgevoelens uitgebreid van de cooperatieve naar de boer en van de boer terug naar de cooperatieve en de rest van het land. Ik beëindig dit proefschrift met een reflectie over het belang van de (h)erkenning en ondersteuning van deze lokale interpersoonlijke netwerken, niet alleen omwille van hun complementaire rol in de Cubaanse voedseleconomie, maar ook omwille van hun rol in de reproductie van nationale solidariteit. Iets wat, met het oog op druk van buitenaf, nog wel eens cruciaal zou kunnen zijn wil Cuba de legitimering van z’n politiek project vrijwaren." "Onderwijs en socioculturele identificatie: Leereffecten bevorderen via congruentie." "Rudi Laermans" "Centrum voor Sociologisch Onderzoek (OE)" "De meeste westerse onderwijssystemen blijven vandaag de dag gekenmerkt door socioculturele ongelijkheden. Toch heeft het functionalistisch, meritocratisch standpunt—dat stelt dat het onderwijs de privileges geassocieerd met toegeschreven factoren, zoals rijkdom en familiale achtergrond, beperkt door te focussen op studenten hun eigen prestaties—zich de laatste decennia verder verankerd in het gezond verstand. Dit standpunt is sterk bekritiseerd vanuit interactionistische en conflict-theoretische hoek. Zulke theorieën tonen hoe aspecten binnen het onderwijssysteem zelf bepaalde subgroepen van studenten benadelen. De effecten van kennisoverdracht worden dan ook niet langer als universeel gezien, maar als afhankelijk van de mate van congruentie tussen de inhouden en/of het medium waarmee kennis wordt doorgegeven, en de socioculturele kenmerken van het doelpubliek. Deze thesis verwijst naar dit idee als de ‘culturele congruentie hypothese’ en zoomt in op een specifieke vorm van culturele congruentie: ‘onderwijscongruentie’ of de match tussen curriculaire inhouden/media en de socioculturele identificaties van studenten.Sinds de jaren 60 proberen sommige leerkrachten en onderzoekers curriculaire inhouden te verbinden met de persoonlijke interesses van minderheidsstudenten, zoals studenten uit de lagere klasse en zij met een etnische minderheidsachtergrond, en mannelijke studenten. Het eerste doel van deze thesis is te onderzoeken of de mate van (in)congruentie tussen curriculaire inhouden en studenten hun socioculturele identificaties hun leerproces (de)stimuleert. Een alternatieve suggestie om de incongruentie, ervaren door sommige subgroepen van studenten, te verminderen, is de integratie van entertainende, digitale media in het curriculum. In tegenstelling tot inhoud-gerelateerde onderwijscongruentie, worden zulke media verwacht congruent te zijn met de leefwereld van de meeste studenten, omdat hun leeftijd een gedeelde socioculturele identificatie vormt. Vooral ‘benadeelde’ studenten zouden via zulke congruente media zich meer verbonden kunnen voelen met het curriculum. Het tweede doel van deze thesis is dan ook: testen of de integratie in het curriculum van een laagdrempelig, digitaal medium, dat congruent is met de studenten hun leeftijdsgroep, sterkere leereffecten teweegbrengt voor ‘benadeelde’ studenten dan voor hun ‘bevoordeelde’ studiegenoten. Ten laatste wordt er van studenten in huidige, geglobaliseerde samenlevingen verwacht dat ze niet enkel ‘goede studenten’ zijn, maar ook ‘goede burgers’ die andere culturen appreciëren en begrijpen. Een te congruent curriculum zou dit laatste doel kunnen tegengaan, omdat het te nauw aansluit bij zaken waarmee leerlingen al cultureel vertrouwd zijn. Het derde en laatste doel van deze thesis is daarom nagaan of interculturele curriculaire inhouden, eerder dan enkel meerderheidsinhouden, studenten helpen om de rol van ‘goede burger’ te vervullen.De drie besproken doelen werden getest met twee ‘cultureel verrijkte’ experimenten, die niet meer zomaar onderzoeken of hun manipulaties werken, maar eerder nagaan voor welke culturele subgroepen ze effectief zijn. Verder kijken de experimenten hoezeer curriculaire inhouden passen bij studenten hun socioculturele zelf-identificaties, eerder dan bij identiteitslabels opgelegd door de onderzoeker. Het eerste experiment test de impact van een (mis)match tussen lesvoorbeelden en studenten hun gender, een van de duidelijkste socioculturele scheidingslijnen in Vlaamse universiteitscontexten. Het tweede experiment onderzoekt etniciteits-gerelateerde onderwijscongruentie-effecten in Vlaamse secundaire scholen binnen de onderwijsvormen aso en tso.De resultaten bevestigen de onderwijscongruentie-hypothese: eerder dan de effecten van studenten hun socioculturele kenmerken op meritocratische wijze te beperken, versterkt het onderwijssysteem bepaalde socioculturele effecten, afhankelijk van de gebruikte curriculaire inhouden. Dit wordt duidelijk in (1) de (de)stimulerende leereffecten van de mate van (mis)match tussen genderstereotiepe lesvoorbeelden en studenten hun gender zelf-identificaties in een universiteitscollege Sociologie, en (2) de leereffecten van de mate van (mis)match tussen ‘kleurenblinde’ en ‘interculturele’ teksten met studenten hun eigen etnische identificaties tijdens de les Nederlandse literatuur. Ten tweede vonden de experimenten enig bewijs voor het idee dat YouTube clips en Twitter rollenspel de kloof tussen ‘bevoordeelde’ en ‘benadeelde’ studenten kunnen helpen dichten, in vergelijking met meer traditionele curriculaire media. Tot slot kan ook onderwijsincongruentie zinvol zijn. Studenten die zichzelf als ‘Belgisch’ bestempelen een boek dat Marokkaans-Belgische interacties bevat laten lezen—eerder dan een ‘witte-Belgische-meerderheidsboek’ dat nauwer aansluit bij hun eigen etnische identificaties—verbetert hun attitudes tegenover Marokkanen, maar enkel als zij voldoende klasgenoten van Marokkaanse afkomst hebben. Het ‘Marokkaans-Belgisch’ boek verbetert ook de attitude tegenover Belgen van studenten die zichzelf niet als Belgisch zien, maar enkel in klassen met een beperkt aantal klasgenoten van Belgische afkomst. De conclusie dat het ‘Marokkaans-Belgisch’ boek studenten helpt om hun rol van ‘goede burger’ te vervullen, moet trouwens wel genuanceerd worden: het boek vermindert ook het besef van discriminatie tegenover Marokkaanse jongeren van (1) studenten die zichzelf Belgisch voelen in klassen met veel klasgenoten van Marokkaanse afkomst en (2) studenten die zichzelf niet Belgisch voelen in klassen met weinig klasgenoten van Marokkaanse afkomst.Het laatste hoofdstuk bespreekt vijf suggesties voor verder onderzoek: de invloed van de socioculturele context op onderwijscongruentie-effecten, de spanning tussen een ‘emic’ en ‘etic’ meting van studenten hun socioculturele identificaties, het intersectionele karakter van onderwijscongruentie-effecten, de mogelijkheid dat de socioculturele identificaties van studenten deels te wijten zijn aan een priming-effect van het experimenteel design, en de nood aan longitudinaal onderzoek. De thesis rondt af met een korte discussie van de moeilijkheden die leerkrachten ervaren als ze onderwijscongruentie-effecten toepassen in de klas." "Besluitvorming in kritische medische situaties in het ziekenhuis binnen de context van een toenemende multiculturele (patienten/naasten en hulpverleners) populatie" "Johan Bilsen" "Translationele Bestralingsoncologie en -fysica, Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen, Kritische Zorgen, Maatschappelijke Gezondheidszorg" "Zorgverleners worden vaak geconfronteerd met kritische medische beslissingen waarbij beslissingen moeten genomen worden over leven en dood. Dit vindt meer en meer plaats in een multiculturele omgeving. Tot nu toe is hier nauwelijks onderzoek naar gedaan. Het doel van deze studie is om te beschrijven om welke manier dergelijke beslissingen genomen worden. Deze studie wordt uitgevoerd in een setting met patienten met chronische aandoening en met acute aandoening. Data worden verzameld dmv een etnografisch onderzoek."