Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Evenwicht vinden tussen innovatie en optimalisatie in de oncologie: mogelijkheden voor het overbruggen van de kloof in klinisch kankeronderzoek" "Isabelle Huys" "Klinische Farmacologie en Farmacotherapie" "Kanker is een verzamelnaam voor een groep slopende en potentieel dodelijke ziekten die worden gekenmerkt door de ongecontroleerde groei en uiteindelijke verspreiding van cellen die genetische mutaties hebben ondergaan. Samen vormen deze ziekten een enorme belasting voor de gezondheidszorg wereldwijd, aangezien ze op jaarbasis miljoenen mensen doden en de wereldeconomie bijna een biljoen dollar kosten. Er zijn verschillende therapeutische methoden beschikbaar om kwaadaardige gezwellen te behandelen, waarvan de drie belangrijkste farmacotherapie, chirurgie en radiotherapie zijn. In overeenstemming met de principes van evidence-based medicine moet elke antikankerbehandeling grondig worden getest voordat deze aan patiënten in de kliniek wordt gegeven, met als doel de veiligheid en werkzaamheid ervan empirisch te bevestigen. Tegen deze achtergrond worden klinische proeven uitgevoerd. Dit zijn interventionele studies die de werking van een experimentele therapie evalueren bij een select aantal vrijwilligers die in het geval de therapie bedoeld is om tumoren te verkleinen of te stabiliseren zelf lijden aan de aandoening in kwestie. Wanneer deze studies een controlegroep bevatten en op randomisatie berusten om te beslissen welke interventie aan een bepaalde deelnemer wordt toegediend, worden ze aangeduid als gerandomiseerde gecontroleerde proeven (randomized controlled trials, RCT's).RCT's leveren individueel en collectief zeer robuust bewijs dat medische en beleidsgerelateerde beslissingen kan onderbouwen. In de oncologie hebben dergelijke proeven echter een aantal belangrijke tekortkomingen die de toepasbaarheid van hun bevindingen ondermijnen. Ten eerste weerspiegelen hun comparatorbehandelingen niet altijd de zorgstandaard, of, ruimer gezien, stellen deze behandelingen niet altijd een klinisch relevant product of klinisch relevante procedure voor, waardoor ze ongeschikte referentiepunten zijn. Ten tweede zijn hun steekproeven vaak weinig representatief voor de algemene patiëntenpopulatie door de talloze in- en exclusiecriteria die worden gehanteerd tijdens hun rekruteringsproces. Ten derde zijn hun primaire eindpunten overwegend surrogaatmerkers die vaak niet gevalideerd zijn als substituten voor meer patiëntgerichte uitkomstmaten zoals algehele overleving of kwaliteit van leven. Ten vierde, aangezien het jaren kan duren voordat ze zijn afgerond en ze onderhevig zijn aan zware wettelijke controle, zijn ze frequent duur om uit te voeren en is het meestal alleen de farmaceutische industrie die het zich kan veroorloven om ze te sponsoren. Omdat bedrijven er in de eerste plaats op uit zijn om hun winst te verhogen, zullen ze meestal geen onderzoek doen naar ideeën die commercieel niet haalbaar zijn, ook al kunnen dit soort ideeën leiden tot de ontwikkeling van zeer effectieve strategieën voor de behandeling van kanker.Deze tekortkomingen worden niet adequaat aangepakt binnen het huidige kader voor de ontwikkeling van antineoplastische behandelingen, wat resulteert in het ontstaan van een bewijsleemte die zich bevindt op het grensvlak tussen de onderzoeksactiviteiten die vóór en na de verlening van de marktvergunning worden uitgevoerd. Deze leemte, die ook wel de kloof in het klinisch kankeronderzoek wordt genoemd, bemoeilijkt het werk van besluitvormers die stroomafwaarts van de vergunningverlening handelen, zoals instanties voor de beoordeling van gezondheidstechnologieën, betalers, artsen en patiënten. De onzekerheden waarmee deze belanghebbenden worden geconfronteerd zijn nadelig voor hun besluitvorming en dragen bij aan de onterechte opname van ineffectieve en mogelijk onveilige interventies in het bestaande arsenaal van oncologen. Dit is niet alleen schadelijk voor de individuen die met deze interventies worden behandeld en aan wiens werkelijke behoeften niet wordt voldaan, maar ook voor de gehele maatschappij, omdat het leidt tot de ongerechtvaardigde terugbetaling van geneesmiddelen, apparaten en technieken die extreem veel kosten vanwege hun exorbitante prijzen.Om de kloof in het klinisch kankeronderzoek te dichten, is er bewijs nodig dat kan helpen bij het beantwoorden van de vragen die op dit moment onbeantwoord blijven. In dit PhD-project werden drie verschillende (maar elkaar niet uitsluitende) strategieën onderzocht om dergelijk bewijs te produceren. De eerste strategie bestaat uit het genereren van real-world evidence (RWE) door het analyseren van observationele real-world data (RWD), d.w.z. gezondheidsgegevens die buiten RCT's om zijn verzameld, over het algemeen (maar niet noodzakelijk) op routinematige wijze en voor andere doeleinden dan het ondersteunen van onderzoeksactiviteiten. De tweede strategie bestaat uit het uitvoeren van therapeutische optimalisatiestudies, dat wil zeggen klinische proeven die zijn ontworpen om de manier waarop gezondheidstechnologieën worden toegepast in reële omstandigheden te optimaliseren door de toxiciteit en/of de kosten die gepaard gaan met het gebruik van die technologieën te verminderen. Deze interventionele studies richten zich bijvoorbeeld op het onderzoeken of het doseringsschema van antitumormiddelen veilig gede-escaleerd kan worden. De derde strategie bestaat uit het uitvoeren van proeven die zijn opgezet om na te bootsen hoe de experimentele behandeling zou worden toegepast in een omgeving buiten de studie. Dergelijke studies worden aangeduid met de term 'pragmatisch' en worden onder andere gekenmerkt door minder strenge toelatingscriteria dan hun 'verklarende' tegenhangers, door primaire eindpunten die van rechtstreeks belang zijn voor patiënten en door minder intensieve opvolgingsschema's.In totaal werden vijf studies uitgevoerd om deze drie strategieën te onderzoeken.De observationele aanpak om de kloof te dichten werd onderzocht aan de hand van twee enquêtes, waarvan de ene werd verstuurd naar kankerclinici die deel uitmaken van het netwerk van de Europese Organisatie voor Onderzoek en Behandeling van Kanker (European Organisation for Research and Treatment of Cancer, EORTC), en de andere naar vertegenwoordigers van Europese, Noord-Amerikaanse, Zuid-Amerikaanse, Aziatische en Oceanische coöperatieve groepen die gekend zijn voor hun academisch klinisch onderzoek in de oncologie. Uit de eerste enquête bleek dat de clinici positief stonden tegenover RWE en dat ze al actief meewerkten aan de productie ervan. Tegelijkertijd dachten de respondenten van deze enquête echter niet dat dergelijk bewijs alleen de kloof kon opvullen, omdat ze de methodologische hindernissen bij het analyseren van observationele RWD als bijzonder problematisch beschouwden en niet geloofden dat deze gegevens in alle contexten even nuttig waren. Uit de vragenlijst die gericht was aan de bovengenoemde groepen bleek dat ze al eerder analyses van niet-interventionele RWD hadden uitgevoerd en dat ze de methodologische beperkingen van die analyses als moeilijk te overwinnen hadden ervaren. Bovendien bleek dat ze sommige onzekerheden vaker dan andere hadden aangepakt met behulp van dat type RWD.Hoewel ze met elkaar gecombineerd kunnen worden, werden de twee interventionele methoden waarmee de kloof opgevuld zou kunnen worden apart beoordeeld. Met betrekking tot therapeutische optimalisatiestudies werden semigestructureerde interviews georganiseerd met experts die tot verschillende groepen belanghebbenden behoren, en werd een analyse uitgevoerd van een uitgebreide cohort van deze studies afkomstig uit de database van de EORTC, de grootste en oudste sponsor van door onderzoekers geïnitieerde kanker-RCT's in Europa. De geïnterviewde personen waren van mening dat er een grote behoefte was aan het optimaliseren van de manier waarop kankertherapieën toegepast worden in de klinische praktijk en hadden, hoewel ze soms uiteenlopende meningen uitdrukten, bepaalde voorkeuren met betrekking tot het ontwerp, de uitvoering, de financiering, de timing en de setting van de in dit kader opgestarte proeven. Verder identificeerden de geïnterviewden drie beleidsopties voor de integratie van deze proeven in het huidige paradigma van klinisch onderzoek. De beoordeling van de eerdergenoemde cohort van door de EORTC gecoördineerde therapeutische optimalisatiestudies leverde een empirisch model op voor het uitvoeren van dergelijke studies, waarbij werd benadrukt dat het om meerlanden-RCT's kan gaan die elementen van pragmatisme vertonen, en dat ze het potentieel hebben om vanuit wetenschappelijk oogpunt impactvol te zijn. Wat pragmatische proeven betreft, werden studies die het label 'pragmatisch' droegen en die antineoplastische interventies onderzochten uit de literatuur geëxtraheerd en beoordeeld op de mate van pragmatisme die ze vertoonden, gebaseerd op het gevalideerde PRECIS-2 instrument. De extractieoefening onderstreepte hoe zeldzaam het nog steeds is voor oncologische proeven om het label 'pragmatisch' te dragen, ondanks de toenemende populariteit ervan, en de daaropvolgende PRECIS-2 evaluatie toonde aan dat dit label niet zomaar aangenomen moet worden, gezien weinig kankeronderzoekers het correct lijken te gebruiken.Over het geheel genomen geven de resultaten van de vijf studies die zijn opgenomen in dit proefschrift aan dat, ondanks het feit dat de drie voorgestelde strategieën voor het overbruggen van de kloof in het klinisch kankeronderzoek elkaar complementeren, ze niet allemaal in staat zijn om de kloof in dezelfde mate te overbruggen. Meer specifiek hebben observationele RWD inherente zwakheden die hun vermogen ondermijnen om de onbeantwoorde vragen die aan de basis liggen van deze kloof afdoende te beantwoorden, en die als problematisch worden ervaren door de actoren die het bewijs voortkomend uit deze gegevens moeten interpreteren. Bovendien kunnen dergelijke RWD uitsluitend inzichten bieden in ingeburgerde toepassingen van behandelingen. Om die redenen is het uitvoeren van RCT's in de vorm van therapeutische optimalisatiestudies met een pragmatische opzet noodzakelijk. Idealiter worden deze proeven op internationaal niveau uitgevoerd om hun impact te maximaliseren en ervoor te zorgen dat hun bevindingen op grote schaal worden opgenomen. Bovendien kan er geargumenteerd worden dat onafhankelijke partijen deze studies moeten uitvoeren en dat dit soort onderzoek ondersteund moet worden met publieke middelen, gezien de informatieve waarde ervan voor belanghebbenden die betrokken zijn bij het bepalen of het uitvoeren van het gezondheidszorgbeleid. De coöperatieve groepen zijn misschien het best geplaatst om dit soort studies systematisch uit te voeren, omdat ze over de nodige partnerschappen en infrastructuur beschikken om grote RCT's in meerdere landen op te zetten." "Geavanceerde analyses in farmaceutische innovatie: het gebruik van bewijs uit de echte wereld in de oncologie" "Walter Van Dyck" "Area Technology & Operations Management" "Het is bekend dat het slimme gebruik van real-world evidence (RWE) flexibelere vormen van toegang tot nieuwe medicijnen mogelijk maakt. Deze flexibiliteit kan vooral veelbelovend zijn voor gerichte kankergeneesmiddelen, die vaak niet aansluiten bij de traditionele benadering van medicinale ontwikkeling, en waarvoor therapeutische innovatie (d.w.z. gunstige en klinisch significante voordelen tegen een betaalbare prijs) in de dagelijkse klinische praktijk steeds moeilijker wordt te bereiken vanwege het zeer complexe karakter ervan. RWE zou onder meer voor elke individuele patiënt informatie moeten opnemen over de werking van die geneesmiddelen. De huidige schatting van deze prestatie op patiëntniveau met behulp van conventionele methoden uit de farmaceutische en medische wetenschappen is echter een uitdaging. Dit komt omdat deze methoden niet in staat zijn om causale conclusies over medicinale prestaties af te leiden uit de complexe praktijkomgeving, in tegenstelling tot gecontroleerde en gerandomiseerde klinische onderzoeken. Tegelijkertijd creëren de toenemende opkomst van nieuwe geneesmiddelen en hun veelbelovende gecombineerde effecten nu een nieuw combinatorisch complexiteitsniveau op de vastgelegde gegevens. Tegelijkertijd worden er continu nieuwe en geavanceerde analytische methoden ontwikkeld op het gebied van data science en recentelijk toegepast in farmaceutisch en medisch onderzoek, waaronder het domein van farmaco-epidemiologie. Deze krachtige methoden omvatten technieken zoals machine learning en Bayesiaanse benaderingen, die beide worden erkend als een transformerend potentieel in klinisch onderzoek en in de praktijk. Ze kunnen met name worden gebruikt om nieuwe inzichten te krijgen in de prestaties van nieuwe medicijnen op patiëntniveau in de rommelige echte wereld, waardoor RWE beter wordt begrepen. Daarbij kunnen studies nieuwe hypothesen genereren door het verkennen van datasets, of bestaande hypothesen testen die vooraf zijn gespecificeerd tijdens voorafgaand klinisch onderzoek. In dit proefschrift presenteer ik de specifieke methoden van geavanceerde analyse om de complexiteit van RWE te ontrafelen, en daarmee ons begrip van de individuele prestaties van kankerbehandelingen te vergroten. Deze methoden worden onderzocht op hun gebruik in zowel hypothesegeneratie (deel 1) als hypothesetesting (deel 2)." "De ontwikkeling en validatie van een prototype van een Belgisch data registratiesysteem rond het gebruik van geneesmiddelen tijdens zwangerschap en borstvoeding (BELpREG project)." "Veerle Foulon" "Klinische Farmacologie en Farmacotherapie, Vrouw en Kind, Dynamische Systemen, Signaalverwerking en Gegevensanalyse (STADIUS), Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Mind-body-onderzoek" "Informatie over de invloed van het gebruik van geneesmiddelen tijdens zwangerschap en borstvoeding ontbreekt momenteel voor de meeste producten. Dit gebrek aan veiligheidsgegevens veroorzaakt onzekerheid en angst bij vrouwen en zorgverleners, wat op zijn beurt kan leiden tot onnodige zwangerschapsafbrekingen, het stoppen of weigeren van noodzakelijke geneesmiddelen of het vroegtijdig stoppen met borstvoeding. Aangezien gerandomiseerde studies over het algemeen niet mogelijk zijn tijdens zwangerschap en borstvoeding moeten de opportuniteiten voor observationeel onderzoek op basis van klinische gegevens ten volle worden benut. Systematische gegevensregistratie ontbreekt momenteel echter in België. Dit C3 project is gericht op het ontwikkelen en testen van een prototype van een robuust, evidence-based data registratiesysteem voor geneesmiddelengebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding en foeto-maternale gezondheidsuitkomsten dat van grote waarde zal zijn voor onderzoekers en de farmaceutische industrie." "SRP-Groeifinanciering: Meertalige taalcontrole" "Mathieu Declerck" "Linguistiek en Literatuurstudie" "When multilinguals use language, all known languages are activated to some degree and compete with each other, leading to cross-language interference which hinders fluent and efficient language use. Language control is the process used to minimize this cross-language interference and to allow multilinguals to select words and grammatical structures in the appropriate or intended language. This uniquely multilingual process has mainly been examined in contexts where multilinguals use two or more languages, even though multilinguals are often in a context where solely one language is used. Since the latter linguistic context is assumed to result in quantitative and qualitative differences in language control relative to the former linguistic context, in the current proposal we will focus on single language contexts to further our knowledge of language control and the influence it has on multilinguals. A first line of research focuses on the nature and influence of language control when multilinguals only use one language within a context. While we know that cross- language interference occurs in such a context, and thus that language control is necessary, very few studies have empirically investigated this possibility. A second line of research focuses on the link between language control and second language acquisition since there is very little empirical evidence into this connection. Because second language acquisition usually relies on a single language context, we will focus on this linguistic context. A final line of research focuses on the influence of language control on multilinguals’ claimed cognitive advantage in the domain of executive functions. Whereas it has often been assumed that language control is the main source of improved executive functions, few studies have investigated this claim and little to no research has focused on the influence of language control in single language contexts. The three proposed lines of research will thus significantly deepen our understanding of how the minds of multilinguals - who according to some estimates represent up to 75% of the world’s population - operate during language use, and will yield important implications for real-world language use, learning and policy." "Identificatie van patient-specifieke parameters voor boluscalculators in patiënten met type 1 diabetes" "Pieter Gillard" "Klinische en Experimentele Endocrinologie, Numerieke Analyse en Toegepaste Wiskunde (NUMA)" "Bij type 1 diabetes (T1D) worden de insuline-producerende bètacellen van de pancreas vernietigt door het eigen immuunsysteem. Daarom hebben mensen met T1D externe insuline nodig om te overleven. Maar ondanks de snelle vooruitgang in de ontwikkeling van insulinetoedieningstechnologie en betere insuline-analogen, blijft het behalen van een optimale glycemische controle met tegelijkertijd het vermijden van hypoglycemie een grote uitdaging. Om de juiste dosis insuline toe te dienen, is het essentieel dat men de glucoseconcentratie in het bloed kent. Daarom is het voor mensen met T1D een dagelijkse realiteit om meerdere malen per dag de glucoseconcentratie te controleren en op basis hiervan de juiste hoeveelheid insuline toe te dienen terwijl men ook nog rekening moet houden met verschillende andere factoren (bijv. de hoeveelheid te consumeren koolhydraten, geplande lichaamsbeweging). Deze dagelijkse realiteit is een ""taak"" met een grote invloed op de levenskwaliteit. Gedurende vele decennia moest men frequent een capillaire vingerpriktest uitvoeren om de glucoseconcentratie te weten te komen. Helaas voeren niet veel mensen deze test frequent genoeg uit, terwijl een nauwgezette zelfcontrole van de glucoseconcentratie vereist is voor een succesvolle intensieve insulinebehandeling. Daarbovenop werden door het gebruik van capillaire vingerpriktesten overdag veel bloedglucoseschommelingen gemist en bleven de nachtelijke waarden onbekend.De ontwikkeling van continue glucosemonitoring (CGM) heeft een aantal beperkingen van de capillaire vingerpriktesten weggenomen. Algemeen gesproken zijn er twee soorten CGM-systemen beschikbaar, afhankelijk van de hoeveelheid gebruikersinteractie die nodig is om de sensorglucose-informatie te ontvangen: real-time CGM (rtCGM) toont continu geüpdatete glucose-informatie en geeft real-time waarschuwingen en alarmen voor hypo- en hyperglycemie; bij intermittently scanned CGM (isCGM) moet de gebruiker de sensor bewust scannen om dezelfde informatie te verkrijgen als rtCGM, hierdoor heeft het geen alarmen voor hypo- en hyperglycemie.Gerandomiseerde studies (RCT) met CGM toonden gunstige resultaten op vlak van hypoglycemieën en HbA1c (alleen voor rtCGM), maar ze verwaarloosden hierin vaak het perspectief van de patiënt en incorporeerden geen patiëntuitkomsten (ook wel patient reported outcome measures genoemd). Bovendien weerspiegelen de RCT-omstandigheden niet het werkelijke gebruik van deze technologie, omdat de studiepopulatie vaak zeer gemotiveerd is om het goed te doen. Hierdoor zijn deze resultaten niet altijd generaliseerbaar naar de brede populatie van mensen met T1D, waardoor ze het terugbetalingsbeleid kunnen afremmen. Real-world evidence (RWE) kan de hiaten in de kennis opvullen door klinische resultaten en patient reported outcome measures te combineren terwijl CGM gebruik wordt in de echte klinische praktijk.Uniek, België heeft terugbetalingsprogramma's opgesteld voor zowel rtCGM als isCGM, wat een uitstekende bodem is gebleken voor grote real-life studies. Daarom werden in de eerste twee delen van dit project het dagelijkse gebruik van rtCGM en isCGM en hun effect op de glycemische controle, levenskwaliteit en acute diabetes-gerelateerde complicaties geëvalueerd. Ten eerste werd rtCGM geïntroduceerd in een populatie waar mensen werden geselecteerd, niet op basis van strenge inclusie- en exclusiecriteria opgelegd door een gezondheidszorgverzekeraar, maar eerder op basis van klinische expertise van ervaren diabetesteams. Deze aanpak bleek succesvol omdat de diabetesteams zeer gemotiveerde mensen selecteerden die in staat waren om een groot voordeel te behalen met het gebruik van rtCGM. Gedurende minstens twee jaar waren er positieve effecten op patient reported outcomes, vooral voor mensen met hypoglycemie unawareness. Ten tweede werd isCGM geïntroduceerd in een niet-geselecteerde populatie als onderdeel van de volledige terugbetaling van isCGM voor alle mensen met T1D in België, zonder beperkingen of specifieke inclusiecriteria. Volwassenen en kinderen waren zeer tevreden over het gebruik van isCGM met bijkomende voordelen voor acute diabetes-gerelateerde complicaties en schoolverzuim voor kinderen. Maar, bij goed gecontroleerde volwassenen en jongeren steeg HbA1c na de introductie van deze nieuwe technologie.Het werd duidelijk dat het gebruik van deze technologie een zekere mate van gebruikersinteractie en diabeteskennis vereist om tot gunstige effecten te komen. Daarom is een goed begrip van hoe de CGM-gegevens geïnterpreteerd moeten worden nodig en is regelmatige hereducatie aangewezen om te voorkomen dat mensen verkeerde behandelingsbeslissingen nemen op basis van CGM-gegevens.In het derde deel van dit project zijn we op zoek gegaan naar evidence-based alternatieve sensorinsertieplaatsen voor mensen die isCGM gebruiken, maar hiervan niet het volledige potentieel kunnen benutten vanwege problemen met een te zichtbare sensor op de achterkant van de bovenarm. In een interventiestudie hebben we het bovenbeen geïdentificeerd als een nauwkeurig alternatief voor de arm. De buik, de belangrijkste insertieplaats voor rtCGM sensoren, bleek onbetrouwbaar te zijn in deze isCGM-sensor die tijdens het productieproces gekalibreerd wordt.Als algemene conclusie kunnen we stellen dat onze studies hebben aangetoond dat de Belgische manier van werken, namelijk het introduceren van technologie binnen conventies met een focus op diabeteseducatie, positieve effecten heeft op gezondheidseindpunten en patient-reported outcomes. Dit heeft ervoor gezorgd dat isCGM en rtCGM voor een bredere groep van mensen met T1D ter beschikking werd gesteld." "Unravelling Data for Rapid Evidence-Based Response to COVID-19" "Jose Luis Peñalvo" "Departement Volksgezondheid, Beheer, University of Sarajevo, Associacao pro Ensino Superior em Novo Hamburgo, University of Antioquia {Universidad de Antioquia}, University of South Florida, Korea University, Azienda ULSS 6 Euganea, St Mary's University, Twickenham, Baskent University, Institute for Anthropological Research, Croatian National Institute of Public Health, National Reference Centre for Rabies, Sciensano, Brussels, Belgium., Department of Infectious-Tropical Diseases and Microbiology, IRCCS Sacro Cuore Don Calabria Hospital, Negrar (Verona), Italy., University of South-Eastern Norway, University of Thessaly, Instituto Investigacion Sanitaria Fundacion Jimenez Diaz, Fundacion para la Investigacion Biomedical del Hospital Universitario La Princesa, Instituto Politecnico de Coimbra, Trnavska Univerzita V Trnave, Universidade Catolica Portuguesa, Luxembourg Institute of Health, Universitatea de Medicina si Farmacie Grigore T Popa Din Iasi, Universitatea de Medicina si Farmacie Iuliu Hatieganu Cluj-Napoca, University College Cork - National University of Ireland, Cork, Technological University Dublin, Universidade do Porto, University of Navarra, Polytechnic University of Madrid-UPM, Fundacion Investigation HM Hospitales, Niet-overdraagbare Ziekten, Instituut voor Tropische Geneeskunde" "unCoVer is a functional network of research institutions collecting data derived from the provision of care to COVID-19 patients by health systems across Europe and internationally. These real-world data allow for studies into patient’s characteristics, risk factors, safety and effectiveness of treatments and potential strategies against COVID-19 in real settings, and complement findings from efficacy/safety clinical trials where vulnerable groups, and patients with comorbidities are often excluded. The network will facilitate access to otherwise scattered datasets, and build computational and analytical platforms to streamline studies on risk characterisation, and prediction modelling using standardised pooled data derived from real life practices. It will fill data gaps, unify current initiatives and create downstream exploitation opportunities for researchers and public health strategies to optimise COVID-19 strategies and minimise the impacts of future outbreaks" "Coördineren van onderzoek en bewijs voor medische hulpmiddelen" "Jan D'hooge" "Cardiovasculaire Beeldvorming en Dynamica, Onderzoekseenheid KU Leuven Centrum voor IT & IE Recht" "ORE–MD will translate expert scientific and clinical evidence on study designs for evaluating high-risk medical devices into advice for EU regulators, to achieve an appropriate balance between innovation, safety, and effectiveness. A unique collaboration between medical associations, regulatory agencies, notified bodies, academic institutions, patients’ groups, and health technology assessment agencies, will systematically review methodologies for the clinical investigation of high-risk medical devices (Work Package 1), recommend how new trial designs can contribute (Work Package 2), and advise on methods for aggregating real-world data from medical device registries with experience from clinical practice (Work Package 3). Multidisciplinary workshops will propose a hierarchy of levels of evidence from clinical investigations; educational and training objectives for all stakeholders, to build expertise in regulatory science in Europe; and an ethics charter for medical device innovation (Work Package 4). Industry participation will be invited. Specific CORE–MD tasks will advise on optimal statistical methods, the utility of patient-reported outcomes, the conduct of registry trials, clinical criteria for evaluating artificial intelligence as a medical device, and how to evaluate medical devices used in children. The essential principles of medical device trials will be considered jointly with the Good Clinical Trials Collaborative. Links between CORE–MD partners will catalyse sustainable networks for research. The consortium is led by the European Society of Cardiology and the European Federation of National Associations of Orthopaedics and Traumatology, and involves all 33 specialist medical associations that are members of the Biomedical Alliance in Europe. Final recommendations will be submitted to the Working Group on Clinical Investigation and Evaluation of the European Commission to be considered when developing EU guidance or common specifications." "Improving Sexually Transmitted Infection diagnostics and control among Men who have sex with Men in low-and high-resource settings" "Guido Vanham, Christopher Kenyon" "Seksuele Gezondheid inclusief Hiv, Seksueel Overdraagbare Infecties" "To end the epidemic of sexually transmitted infections (STIs) globally by 2030, the World Health Organisation issued a global health strategy and identified five strategic directions: understanding the STI epidemic, interventions for impact, delivering for equity, finding affordable solutions and developing innovative STI diagnostic tests and testing strategies.[1] Our aim is to provide scientific evidence to all of these directions by targeting one population that is identified to be among those at most risk for STIs: men who have sex with men (MSM) and more particularly those who use Pre-exposure prophylaxis (PrEP) for HIV prevention (MSM PrEP users). In order to address the ""global"" aspect, we choose to perform subsequent studies in high and low-resource settings. The landscape of HIV prevention among MSM changed dramatically thanks to the access to oral PrEP. Currently, PrEP has been implemented for HIV prevention among MSM in several high-resource countries. In Belgium, the 'Be-PrEP-ared' demonstration project played an essential role in the implementation of PrEP. Similar PrEP demonstration projects among MSM are also ongoing in Africa including four West-African countries (`CohMSM-PrEP' study in Togo, Mali, Cote d'Ivoire and Burkina Faso). [2] PrEP decreases the risk of acquiring HIV up to 92%, yet does not prevent other STIs. In fact, recent reviews of ""real-world"" PrEP demonstration studies showed that PrEP is associated with increased diagnoses of STIs in MSM. [3,4] One of the cornerstones of STI control is the prompt identification and treatment of STIs in those individuals who are the most at risk for STIs, yet remaining asymptomatic. The realistically best possible approach towards STI prevention and control may differ greatly between countries depending on their resources. The following STIs will be targeted: Chlamydia trachomatis (CT) including Lymphogranuloma venereum (LGV), Neisseria gonorrhoeae (NG), Mycoplasma genitalium (MG) and Trichomonas vaginalis (TV). The overall aim of this thesis is to contribute to the control of the STI epidemic among MSM, and in particular PrEP users, in low- and high-resource settings by focusing on two major interlinked objectives: 1. To characterize various important clinical and epidemiological aspects of above-mentioned STIs among MSM using PrEP in low- and/or high-resource settings 1.1. To document STI (CT/NG/MG/TV) prevalence and incidence 1.2. To document the LGV-component of the CT epidemic in more detail by assessing the phylogenetic characteristics 1.3. To examine the MG macrolide resistance prevalence 1.4. To assess the proportion of asymptomatic STIs (CT/NG) in West-Africa 2. To evaluate potential screening strategies in both settings in order to simplify STI testing 2.1. To evaluate the use of the point-of-care assay GeneXpert for STI testing in West-Africa 2.2. To develop sample pooling strategies for molecular testing of CT/NG as cost-effective intervention of STI screening 2.3. To evaluate home-based sampling for screening of STIs during PrEP follow-up visitsReferences1 WHO. Global Health Sector Strategy on Sexually Transmitted Infections 2016-2021.World Health Organ 2016;1:63. doi:10.1055/s-2007-970201.2 Ongoing and Planned PrEP Demonstration and Implementation Studies I AVAC.http://www.avac.org/resource/ongoing-and-planned-prep-demonstration-and-implementation-studies (accessed 3 Aug 2016).3 Kojima N, Davey DJ, Klausner JD. Pre-exposure prophylaxis for HIV infection and new sexually transmitted infections among men who have sex with men. AIDS 2016;30:2251-2. doi:10.1097/QAD.00000000000011854 Traeger MW, Schroeder SE, Wright EJ, et al. Effects of Pre-exposure Prophylaxis for the Prevention of Human Immunodeficiency Virus Infection on Sexual Risk Behavior in Men Who Have Sex With Men: A Systematic Review and Meta-analysis. Clin Infect Dis Published Online First: 2 March 2018. doi:10.1093/cid/ciy182" "Meervoudige manifestaties van genetische en niet-genetische factoren in Multiple Sclerosis ontrafelden met een multi-omics benadering om gepersonaliseerde geneeskunde te versnellen" "An Goris" "Laboratorium voor Neuro-immunologie, Adaptieve Immunologie, Onderzoeksgroep Experimentele Neurologie" "The complex interactions between genetic and non-genetic factors produce heterogeneities in patients as reflected in the diversity of pathophysiology, clinical manifestations, response to therapies, disease development and progression. Yet, the full potential of personalized medicine entails biomarker-guided delivery of efficient therapies in stratified patient populations.MultipleMS will therefore develop, validate, and exploit methods for patient stratification in Multiple Sclerosis, a chronic inflammatory disease and a leading causes of non-traumatic disability in young adults, with an estimated cost of €37 000 per patient per year over a duration of 30 years. Here we benefit from several large clinical cohorts with multiple data types, including genetic and lifestyle information. This in combination with publically available multi-omics maps enables us to identify biomarkers of the clinical course and the response to existing therapies in a real-world setting, and to gain in-depth knowledge of distinct pathogenic pathways setting the stage for development of new interventions.To create strategic global synergies, MultipleMS includes 21 partners and covers not only the necessary clinical, biological, and computational expertise, but also includes six industry partners ensuring dissemination and exploitation of the methods and clinical decision support system. Moreover, the pharmaceutical industry partners provide expertise to ensure optimal selection and validation of clinically relevant biomarkers and new targets. Our conceptual personalized approach can readily be adapted to other immune-mediated diseases with a complex gene-lifestyle background and broad clinical spectrum with heterogeneity in treatment response.MultipleMS therefore goes significantly beyond current state-of-the-art thereby broadly affecting European policies, healthcare systems, innovation in translating big data and basic research into evidence-based personalized clinical applications." "A Youth-centred Preventive Action Approach towards co-created implementation of socially and Physicall activating Environmental interventions ITM develop an intervention theory for the selected interventions + realist evaluation of the whole study." "Sara Van Belle" "University of the Witwatersrand, Gezondheidsbeleid" "BACKGROUND: A vast majority of teenagers do not meet guidelines for healthy movement behaviours (i.e. physical activity, sedentary behaviour and sleep), posing major risks for developing multiple non-communicable diseases (NCDs). Sustainable implementation of lifestyle interventions focused on teenagers is a key challenge. AIM: YoPAAPE aims to tailor, implement and evaluate social and physical environmental interventions for structural improvement in the lifestyle of teenagers (12-18 years) in vulnerable life situations to reduce their NCD risk. APPROACH: YoPAAPE introduces teen-centred, evidence-informed co-creation to tackle the complex realworld challenge of unhealthy lifestyles and health inequalities. In urban environments in HICs (NL, DK) and LMICs (ZA, NG), we will engage teenagers and other key stakeholders in local co-creation communities. Together with academic researchers and local stakeholders, teenagers will take a leading role in 1) mapping the local system, including needs and opportunities; 2) tailoring interventions to the local context; 3) implementing, and 4) evaluating interventions guided by our novel SUPER-AIM framework assessing local Systems, User perspective, Participatory co-creation process, Reach, Effects, Adoption, Implementation, and Maintenance of interventions in an integrated manner. IMPACT: All results will be integrated in an open access YoPAAPE toolbox targeted at researchers, public health practitioners and authorities, policy makers, and citizens. By establishing an infrastructure for teen-centred co-creation including capacity building, mentoring, and participation of teenager health advocates, YoPAAPE will nurture sustainable implementation of teenager-responsive preventive interventions tailored to the local context, improving their agency, movement behaviours and wellbeing, ultimately halting the rise of NCDs and associated healthcare costs."