Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Improved quantitative cardiac disease analysis and surgical planning using a virtual organ based segmentation approach in a multi-modality imaging context (China)" "Edgard Nyssen" "Shanghai Jiao Tong University, Elektronica en Informatica" Ingenieurswetenschappen "Biomedische Microscopische Beeldvorming en in-vivo Bio-Imaging (EGAMI)." "Annemie Van Der Linden" "Moleculaire Beeldvorming en Radiologie (MIRA), Moleculaire beeldvorming, Pathologie, Radiotherapie & Oncologie (MIPRO), Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC), Visielab, Universitair beheer en administratie, Laboratorium voor celbiologie en histologie, Bio-imaging lab" "EGAMI staat voor Expert Group Antwerp Molecular Imaging en is het spiegelwoord van image. EGAMI clustert de internationaal erkende expertise in het domein van fundamentele en biomedische beeldvorming van vijf onderzoeksgroeps binnen de Universiteit Antwerpen: het het Bio-Imaging Lab, het Molecular Imaging Center Antwerp (MICA), de Radiology, het Laboratory for Cell Biology and Histology en het Vision Lab (voor post-bewerking van medische beelden). EGAMI's missie is om een geïntegreerd onderzoeksplatform aan te bieden dat alle aspecten van multi-modality translationeel medische beeldvorming omvat. Multi-modality verwijst naar de integratie van informatie van verschillende beeldvormingstechnieken. Binnen EGAMI is er preklinische en klinische expertise en infrastructuur voor magnetic resonance imaging (MRI), computed tomography (CT), positron emission tomography (PET) en single-photon emission computed tomography (SPECT). EGAMI heeft projecten i.v.m. toegepast biomedisch (beeldvormings)onderzoek en fundamenteel onderzoek naar beeldvormingsmethodologie. Het toegepaste biomedische onderzoek focust op de onderzoeksgebieden neuro(bio)logie (o.a. de ontwikkeling en validatie van biomarkers (en therapie evaluatie) voor de ziekte van Alzheimer, schizofrenie, multiple sclerose enz.) en op oncologie (o.a. biomarkers voor betere patiënt stratificatie en therapie monitoring). Aangezien het preklinische biomedische onderzoek van EGAMI maakt gebruik van geminiaturiseerde versies van humane beeldvormingsapparatuur (scanners) is het inherent translationeel, m.a.w. initiële bevindingen in proefdieren kunnen vertaald worden naar klinische toepassingen voor verbeterde diagnose en behandeling van patiënten ('from bench to bedside'). Naast de toepassing van beeldvorming in biomedisch onderzoek heeft EGAMI ook projecten die verbetering en optimalisatie van de beeldvormingsmethodologie beogen. De expertise van de MICA (m.b.t. de ontwikkeling van nieuwe radiotracers) en van Visielab (m.b.t. de ontwikkeling van beeldreconstructie, segmentatie en analyse algoritmes) bieden hierbij mogelijkheid voor de strategische opbouw van intellectuele eigendom." "Prognose verbeteren in hoofd- en halskanker." "Sandra Nuyts" "Laboratorium Experimentele Radiotherapie" "Hoofd- en halskanker (HHK) blijft wereldwijd een aanzienlijkemortaliteit en morbiditeit veroorzaken, ondanks belangrijke klinischevooruitgang die vroege diagnose en behandeling mogelijk maakt.Radiotherapie (RT) is een van de meest effectieve modaliteiten in debehandeling van HKH waarbij tot 80% van de HHK-patiëntenradiotherapie krijgen als onderdeel van hun oncologischebehandeling. Technologische vooruitgang in zowel radiotherapie alsbeeldvorming hebben de precisie van radiotherapie de afgelopenjaren aanzienlijk verhoogd. Het doel van curatieve RT is omkankercellen te elimineren en tegelijkertijd schade aan normaleweefsels te beperken. Hoewel locoregionale tumor controle kanworden bereikt bij een groot aantal patiënten, blijft er aanzienlijkeruimte voor verbetering. Dit is vooral het geval voor HHK-patiëntenwaarbij locoregionaal falen een belangrijke doodsoorzaak is.Dit project omvat mijn professionele ambitie om eerst de huidigeradiotherapiestandaard te verbeteren door het probleem vanintekenfouten en interobserver-variabiliteit aan te pakken, waardoorlokale recidieven worden verminderd en de prognose bij patiëntenmet hoofd- en halskanker wordt verbeterd. Ten tweede, onderzoeknaar nieuwe therapeutische opties op basis van verbeterde kennisvan tumorbiologie. Meer inzicht in tumorbiologie en in het bijzonderde oorzaken van radioresistentie zal ons nieuwe therapeutischemogelijkheden bieden om de resultaten voor onze patiënten teverbeteren." "De voordelen van artificiële intelligentie in de radiotherapeutische behandeling van hoofd- en halskanker." "Sandra Nuyts" "Laboratorium Experimentele Radiotherapie, Translationele MRI, Beeld- en Spraakverwerking (PSI)" "Plaveiselcelcarcinoom in het hoofd-halsgebied is de zevende meest frequente oorzaak van kankersterfte wereldwijd en wordt vaak behandeld met radio(chemo)therapie. Nauwkeurige aflijning van de doelvolumes is noodzakelijk voor een correcte bestralingsbehandeling, maar is in belangrijke mate afhankelijk van de ervaring en perceptie van de arts en is daardoor gevoelig voor menselijke fouten. Inaccurate volume aflijning blijkt een belangrijke oorzaak te zijn van lokaal herval. Een eerste stap in het beperken van de variabiliteit in aflijning werd onlangs genomen met de publicatie van internationale richtlijnen. Deze richtlijnen zijn echter nog niet gevalideerd en geïmplementeerd in de Belgische praktijk. De voornaamste doelstelling van ons project is het probleem van variabiliteit in doelvolume aflijning aan te pakken en op deze manier de prognose van patiënten te verbeteren. Eerst plannen we een validatie van de recente richtlijnen door middel van een restrospectieve studie met aflijning volgens de nieuwe richtlijnen en een analyse van het effect op de dosis-volume histogrammen en de verwachte toxiciteit. Vervolgens zal met behulp van artificiële intelligentie een 3D neuraal netwerk voor gevalideerde en geautomatiseerde volume aflijning ontwikkeld worden. We streven naar de ontwikkeling van automatische aflijning van doelvolumes in hoofd- en halspatiënten op zowel de planningsCT als de dagelijkse CT beelden (cone beam CT)." "Semi-geautomatiseerde beeldsegmentatie en -registratie, waardoor multimodale beeldanalyse voor selectieve interne radionuclidentherapie (SIRT) wordt vergemakkelijkt" "Johan Nuyts" "Nucleaire Geneeskunde & Moleculaire Beeldvorming" "Het doel van dit project is om speciale beelduitlijning (registratie) en AI gebaseerde segmenteringstechnieken te ontwikkelen om meer te extraheren informatie van deze afbeeldingen. Dit zal leiden tot nauwkeurigere dosisberekeningen en verificatie van de behandeling, wat op zijn beurt de effectiviteit van de therapie." "Impact van multimodale behandeling bij slokdarmkanker op de ziekte, de patiënt en behandeling zelf" "Philippe Nafteux" "Thoraxheelkunde, Laboratorium voor Tumorinflammatie en Angiogenese (VIB-KU Leuven)" "Multimodale behandeling voor potentieel curatief te behandelen lokaal uitgebreid slokdarmkanker (EC) of kanker van de gastro-oesofagale junctie (GEJC) is de standaard behandeling bij de meeste patiënten, omdat het de lokale ziektecontrole en de overleving verbetert bij de meerderheid van de patiënten. We veronderstellen dat multimodale behandeling in deze patiënten niet altijd gelijk staat aan een betere uitkomst vergeleken met enkel een chirurgische behandeling enerzijds, maar anderzijds kan multimodale behandeling potentieel wel een meerwaarde bieden in een groep van EC en GEJC patiënten die daarvoor als palliatief beschouwd zouden worden. In het eerste deel worden de histologische effecten van de multimodale behandeling nagekeken ten opzichte van patiënten overleving, alsook de prognostische waarde van deze microscopische bevindingen, in vijf afzonderlijke deelstudies: het effect van de behandeling op de histologische resectie marge, op de primaire tumor en op de lymfeklieren. Deze verschillende resultaten worden gekoppeld aan de algemene en zieketevrije overleving van de patiënten. In het tweede deel wordt het selectieproces bekeken van EC en GEJC patiënten die starten met multimodale behandeling, met de vraag waar dit proces verbeterd kan worden. In de eerste studie onderzoeken we de patiënten die uiteindelijk nooit een chirurgische ingreep ondergingen. De laatste twee studies behandelen de potentiële rol van multimodale behandeling bij ziekteprogressie, zowel synchroon als metachroon.  " "Europees trainingsnetwerk voor de ontwikkeling van slimme neuromonitoringoplossingen ter ondersteuning van precisiegeneeskunde bij acuut centraal zenuwletsel" "Bart Depreitere" "Onderzoeksgroep Experimentele Neurochirurgie en Neuroanatomie" "In traumatic brain/spinal cord injury and stroke – major causes of death and disability -, progress has come from monitored intensive care and swift action upon detection of secondary insults. Although it is possible to monitor intracranial pressure, the brain & spinal cord still behave as a black box. Current measurable signals only roughly represent ongoing pathophysiological processes, and dynamic insults (eg impaired autoregulation and neurovascular unit dysfunction) cannot be reliably monitored. As a result, no therapeutic action has been shown to be beneficial in randomized patient trials. The project goal is to prepare novel dynamic insult monitoring technologies and to develop improved decision support by integrating disease models and insult/treatment ontologies into smart multimodality monitor software. A parallel goal is to unite high level expertise in clinical, biomedical, statistical and engineering sciences into one network to boost the next generation of researchers to substantially advance the field of neuromonitoring. The network includes 3 relevant animal models and access to large (multi)center patient databases with injury, treatment & outcome data (eg Center-TBI). Direct autoregulation visualization in the cranial window piglet model will be elaborated to improve circulation models and relations with measurable high resolution signals to develop a real-time autoregulation monitor. These metrics will be associated with spreading depolarizations, vasospasm, ischemia and brain function in the rodent stroke models. The models and monitor technology are highly transferrable to patient care. Patient data will be used to build multidimensional statistical disease models. Insult and treatment ontologies will be developed in parallel with insult prediction and insult burden visualization concepts. Smart monitor platforms that aid precision medicine in acute central nervous system injury close to trials and future innovation leaders are expected results." "CIRCULATIONS AND IMAGINARIES: PHOTOGRAPHY AND MULTILITERACY IN THE POST-MODERN ERA" "Hilde Van Gelder" "Onderzoeksgroep Kunstwetenschappen, Leuven" "Dit gezamenlijk doctoraat tussen Sorbonne Nouvelle en KU Leuven betreft een interdisciplinair onderzoek op het kruispunt van taalwetenschap, kunst en fotografiegeschiedenis dat laat zien hoe fotografie en taaldidactiek, die in de negentiende eeuw ontstonden en gemeenschappelijke politieke en economische belangen delen, aan de constructie van representaties van otherness hebben bijgedragen. Het onderzoekt de rol van beelden in de context van mobiliteit en migratie en hun impact op de tekstuele productie van mensen die talen leren in het postmoderne tijdperk. Het wil bijdragen aan de ontwikkeling van didactische hulpmiddelen die de verbinding tussen tekst en beeld in het vreemdetalenonderwijs optimaliseren, om deelnemers wegwijs te maken in de complexe wereld van teksten en stilstaande en bewegende beelden die deel uitmaken van de 21e-eeuwse geletterdheid. Het wil lesgevers die fotografie in hun lessen willen gebruiken een kritisch referentiekader bieden. Werken van hedendaagse kunstenaars worden in het academisch debat betrokken om te benadrukken dat ze een actieve rol kunnen spelen en een stem kunnen hebben in onderzoeksprogramma’s buiten de kunstinstellingen. De academische tekst wordt aangevuld met persoonlijk werk, dat bijdraagt aan een breder perspectief op onderzoek op basis van kunst." "Een constructionele multimodale benadering van coördinatie in spraak" "Geert Brône" "Onderzoeksgroep Multimodaliteit, Interactie en Discours (MIDI), Leuven" "Dit project beoogt het beschrijven van de verbale en nonverbale (prosodie, gestiek) kenmerken die bijdragen tot de realisatie van coördinatie in het Engels. Het onderzoek is gebaseerd op een corpus van audiovisuele opnames van spontane dialogen, semi-scripted tv-talkshows en televisie-uitzendingen. De doelstellingen van deze studie zijn tweeledig. We onderzoeken 1) hoe sprekers coördinatiestructuren uitdrukken, met een specifieke focus op de  identificatie van terugkerende verbale, vocale en visuele kenmerken van coördinatie voor de realisatie van multimodale ‘boundary cues’. We onderzoeken ook 2) of sprekers coördinerende constructies in dezelfde verhouding en op dezelfde manier gebruiken in verschillende discours types en in verschillende soorten sequentiële formats. Vervolgens stellen we een representatie voor van coördinatiestructuren als multimodale constructies, gebaseerd op hun impact op de interpretatieve frames van sprekers en op de aandachts frames van co-sprekers." "Van lexicale entrainment naar interpersoonlijke coördinatie: een onderzoek naar synchronisatie in het onderwijs" "Bert Oben" "Onderzoeksgroep Multimodaliteit, Interactie en Discours (MIDI), Leuven" "Meer dan veertig jaar geleden merkten LaFrance en collega's (LaFrance & Broadbent, 1976; LaFrance, 1979) een verband op tussen het delen van houdingen en de verstandhouding tussen leraar en studenten in klaslokalen van colleges. Evenzo beschreef Bernieri (1988) een sterke relatie tussen rapport en de mate van beweging synchronisatie in interacties tussen leraar en leerling. Uitgebreid onderzoek heeft aangetoond dat sprekers waarschijnlijk een synchronisatieproces volgen tijdens dialoog op verschillende semiotische niveaus (Oben & Brône, 2016): ze kunnen convergeren in toonhoogte (Quezada, Robledo, Román & Cornejo, 2012), accent (Giles, 1973), syntactische structuur (Branigan, Pickering & Cleland, 2000) en / of spreeksnelheid (Street, 1984). Deelnemers kunnen hun communicatieve gedrag veranderen, maar deze zijn niet beperkt tot taalkenmerken: paralinguïstische (bijv. Pauzes of uitingslengte) en non-verbale elementen (bijv. Glimlachen of staren) zijn ook vatbaar voor accommodatie in interactie (Giles & Ogay, 2007). Disciplines zoals taalkunde, cognitieve wetenschappen, kunstmatige intelligentie en bewegingswetenschappen zijn geïnteresseerd geraakt in het fenomeen synchronisatie vanwege de sociale gevolgen ervan voor interactie (Rennung & Göritz, 2016). Coördinatie wordt vaak beschreven als een manifestatie van een intrapersoonlijke toestand. Hoewel individuele factoren een soort van invloed uitoefenen (Lumsden et al., 2012; Feyaerts et al., 2017), lijkt het erop dat synchronie een functioneel onderdeel van communicatie kan zijn (Bavelas et al., 1987; Louwerse et al., 2012) ). Communicatieve contexten kunnen dus bepalen hoe synchronisatie ruimtelijk en temporeel wordt uitgedrukt. Hoewel er voldoende bewijs is voor het bestaan van coördinatie, proberen de huidige studies de specifieke kenmerken van het fenomeen te ontrafelen. Een vorm van interactie die recentelijk interesse heeft gekregen, is asymmetrische interactie, die wordt gekenmerkt door het presenteren van verschillen tussen deelnemers in de vorm van overtuigingen, doelen en/of macht (Paxton & Dale, 2013). Dit soort asymmetrie is terug te vinden in de sociale rollen die sprekers spelen, bijvoorbeeld tijdens psychotherapiesessies (Ramseyer & Tschacher, 2008, 2010, 2011, 2014). Dit project beoogt met name inzicht te krijgen in hoe sociale rollen, zoals docent en student, de coördinatie tijdens tutoring-sessies moduleren. Gezien de complexiteit van synchronisatie, beschouwt dit onderzoek drie interessegebieden of semiotische niveaus: lexicale entrainment, uitlijning van gebaren en het delen van houdingen. De beschrijving van coördinatiepatronen in de interactie tussen leraar en leerling zou nieuwe inzichten kunnen opleveren over a) hoe contextuele factoren, zoals verschillen in sociale rollen, interactie moduleren en b) hoe synchronisatieprocessen plaatsvinden op verschillende semiotische niveaus. In het verleden wezen Bernieri & Rosenthal (1991) erop dat interpersoonlijke coördinatie in schoolleraren kan helpen bij het identificeren van leerstijlen of ritmes. Tegelijkertijd benadrukken recente trends in het onderwijs de rol van verstandhouding bij het opbouwen van een leeromgeving (Starcher, 2011). Leraren die een goede verstandhouding hebben opgebouwd in hun lessen, hebben waarschijnlijk studenten die de les bijwonen, tijdens de les opletten en plezier beleven aan de stof (Benson et al., 2005). Gezien de relatie tussen coördinatie en rapport, kan dit project over de interactie tussen leraar en leerling belangrijke gevolgen hebben voor verschillende vakgebieden."