Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "De school van Sade: seksueel sadisme in de moderne Nederlandse en Vlaamse literatuur." "Lars Bernaerts" "Vakgroep Letterkunde" "De school van Sade traceert de literaire erfenis van D.A.F. Markies de Sade in de Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf de jaren zestig. Het project onderzoekt zowel de receptie van Sade als de mate waarin de representatie van literair sadisme diverse waardesystemen betreffende seks en seksualiteit overbrengt op de lezer. De analyse verschaft inzicht in de manier waarop auteurs zich in een Sadeaanse traditie inschrijven en, meer bepaald, in hoeverre de representatie van seksueel sadisme maatschappelijke en culturele normen met betrekking tot seks uitdaagt en/of versterkt. Door een corpus van Nederlandse en Vlaamse auteurs te onderzoeken - zowel canonieke als minder bekende - die zich in essays, narratieve fictie en vertalingen op het werk van Sade hebben gebaseerd, stelt het huidige project literair sadisme voorop als het middel bij uitstek waarmee narratieve instanties worden uitgenodigd om over (seksuele) waarden te onderhandelen. Op basis van methodologische benaderingen uit de narratieve ethiek en de retorische narratologie verkent het project de complexe wisselwerking tussen vrijheid en dwang die inherent is aan sadisme, zowel op individueel als op maatschappelijk niveau. Op die wijze wordt een nieuw licht geworpen op een tijdperk dat alom wordt geprezen als het tijdperk van seksuele bevrijding." "Ontregeling en vermoeden:Ironie en de moderne Nederlandse roman" "Bart Vervaeck" "Onderzoeksgroep Culturele Studies, Leuven, Onderzoeksgroep Nederlandse Literatuur, Leuven" "Ontmaskering en vermoeden. Een studie over de ironie en de Nederlandse romanMijn proefschrift betreft een interpretatiestudie van vier Nederlandse romans vanuit de ironie en bestaat uit twee delen: in deel 2 stel ik de theoretische basis aan de orde en in deel 2 de toepassing ervan op de interpretatie van de vier gekozen romans. Centraal in deel 1 staat het begrip ironie als taalkundige en filosofische notie. Taalkundig is de basis voor mijn omschrijving van het ironiebegrip gelegd door het Coöperative Principle (CP) van de filosoof en taalkundige Paul Grice. Met zijn pragmatische hypothese gaat Grice ervan uit dat de mens met zijn taal zo goed mogelijk begrepen wil worden. Maar volgens Grice voldoet ironie hier niet aan. Sperber en Wilson scherpen de hypothese van Grice aan met hun principe van relevantie: iedere opzettelijke handeling is ingegeven door relevantie. Als een bewuste taalhandeling valt ironie hier ook onder. Op basis van dit uitgangspunt heb ik gezocht naar een pragmatische omschrijving van het begrip ironie. Daarbij heb ik recht willen doen aan de ongrijpbaarheid van de ironieals op zichzelf staand verschijnsel en aan de veelkleurigheid ervan opdat aan het begrip ironie in al zijn verscheidenheid recht gedaan zou kunnen worden. Zo ben ik gekomen tot de volgende omschrijving van verbale ironie: Ironie is het taalverschijnsel waarbij de hoorder vanwege schijnbare contextuele ongerijmdheden een moment van kritische afstand ervaart dat hem ertoe brengt in plaats van een normaal geldende interpretatie van een taaluiting een specifieke interpretatie te kiezen.Behalve taalkundig kan het bergip ironie ook filosofisch benut worden. Daarvoor ben ik te rade gegaan bij de Amerikaanse pragmatische filosoof Richard Rorty die met zijn filosofische kijk op de plaats van de mens in de wereld aan de ironie een centrale plaats toekent. Dat blijkt uit zijn omschrijving van de ironicus als iemand die radicale en permanente twijfels heeft over zijn eindvocabulaire waarmee hij zijn positie in de wereld beschrijft. Via deze pragmatisch-filosofische route kan het begrip ironie verruimd worden en gekoppeld worden aan de visie van de personages en de vertelinstantie in literaite teksten. Het aldus begrepen begrip ironie gebruik ik bij de interpretatie van de gekozen teksten in deel 2.Omdat het voor de interpretatie en de plaats van de ironie in literaire teksten nodig is te weten wie er vertelt, heb ik in het theoriedeel 1 ook expliciet aandacht besteed aan de narratologie. Verder heb ik mij gerealiseerd dat het de lezer is die interpreteert en daarom heb ik de receptietheorie aan de orde gesteld. Ten slotte heb ik het modernisme en postmodernisme kort besproken, omdat ik die begrippen wil gebruiken bij het plaatsen van de vier romans in het grotere geheel.In deel 2 volgt de toepassing van de verworven inzichten bij de interpretatie van vier romans waarin de ironie een bepalende rol speelt : Max Havelaar (1860) van Multatuli, Bint (1934) van Bordewijk, Mystiek lichaam (1986) van Frans Kellendonk en Het Boek Van Violet En Dood (1996) van Gerard Reve. Bij de bespreking van elke roman besteed ik veel aandacht aan de receptie ervan, weaardoor in beeld komt hoe de gekozen romans destijds gelezen zijn, waar men op heeft gelet en ook waarop juist niet.    " """Wordt vervolgd..."" Vertalingen van Russische literatuur in Nederlandse kranten, 1840-1970." "Piet Van Poucke" "Vakgroep Letterkunde, Vakgroep Vertalen, tolken en communicatie" "In de 19e en 20e eeuw kwam de modale krantenlezer in contact met buitenlandse literatuur. Stof aan het vergaren in nationale bibliotheken en beschouwd als ‘lage cultuur’ ging onderzoek tot recent voorbij aan dit specifieke medium. Dankzij de digitalisering en de hernieuwde belangstelling voor serialisering groeit de wetenschappelijke belangstelling voor Periodical Studies. Dit project focust op vertaalde Russische literatuur in Nederlandse dagbladen en is zo uniek in haar soort. Het corpus bestaat uit 853 vertalingen, verschenen tussen 1840 en 1970, en is samengesteld met behulp van het digitale archief van de Nationale Bibliotheek (Den Haag). Het onderzoek beschouwt vertalingen als elementen die door de redactie omwille van verschillende redenen werden ingezet: Vertalingen werden niet willekeurig gekozen, maar gaven een meerwaarde aan nieuws, bvb. een verhaal over de burgeroorlog dat net naast een artikel over de Russische revolutie werd geplaatst. Op die manier komt een dialoog tussen feit en fictie tot stand. Vertaalde literatuur werd ingezet als eductief materiaal, bvb. als duiding bij het vieren van bepaalde Russische feestdagen. Vertalingen verschenen als voorpublicatie. De selectie ervan lag wellicht in lijn met de krants uitgeefbeleid. Het publiceren van feuilletons, zoals ze doorgaans genoemd werden, was ook een vorm van klantenbinding. Lezers moesten de vervolgafleveringen lezen en op die manier droeg het feuilleton bij tot het creëren van een lezersgemeenschap." "Lijsten vertellen. Een dynamische studie van de aard en functie van de lijstvorm in de Nederlandse literatuur" "Bart Vervaeck" "Onderzoeksgroep Nederlandse Literatuur, Leuven" "Dit project heeft een tweeledige doelstelling. Vooreerst wil het een hermeneutische hulpmiddel ontwikkelen om lijsten te interpreteren in moderne romans, met name romans geschreven vanaf de tweede helft van de 19e eeuw tot nu. Ten tweede wil het dat hulpmiddel gebruiken om de ontwikkeling van literaire lijsten te traceren vanaf de eerste moderne Nederlandse roman (Multatuli’s Max Havelaar, 1860) tot hedendaagse romans (Grunberg, 2010).Ondanks de praktische en methodologische aard van het eerste luik, is er een theoretische afbakening van het onderwerp vereist. Dat betekent echter niet dat er een exhaustieve classificatie opgesteld wordt van de verschillende soorten lijsten en de verhouding van de lijstvorm tot archieven, taxonomieën, catalogi, enzovoort. Er zijn eerder reeds pogingen ondernomen tot dergelijke classificatie (e.g. Mainberger 2003, 37-118; Eco 2009, 278-398; Goody 1977, 84-103), maar die pogingen leverden uiteenlopende resultaten op die in de praktijk verwarrend blijken. Dit project bestudeert voornamelijk de manier waarop de lijstvorm functioneert, niet de manier waarop hij geclassificeerd kan worden. Toch is er een praktische definitie van de lijst nodig als basis van het onderzoek.  Zodra de lijst gedefinieerd is, wordt er verder gefocust op de vorm en inhoud van de lijst. Vormelijk kan een lijst horizontaal zijn – zoals in een enumeratieve opsomming – of verticaal. De combinatie van eenheid en discontinuïteit is het eerste centrale kenmerk van de lijstvorm (Jullien 1990). Bovendien zijn er een aantal vergelijkbare spanningen te onderscheiden (Veel 2009, 18-23). Na de vorm en inhoud van de lijst, komt de functie van de lijst in de narratieve context aan bod. De specifieke aard van die functie(s) kan pas achterhaald worden na de analyse van literaire teksten. Dergelijke analyses trachten een toolbox te ontwikkelen die voorziet in de interpretatie van lijsten in romans. Bestaande studies tonen aan dat lijsten niet enkel duale karakteristieken vertonen zoals orde vs. chaos en tekst vs. object, maar ook dat ze dubbelzinnige functies kunnen uitoefenen – bijvoorbeeld het verhaalverloop verhinderen of juist vooruit helpen. Die dualismen zijn belangrijk in de ontwikkeling van het leesmodel voor literaire lijsten.Dat leesmodel wordt vervolgens aangewend voor de analyse van twaalf Nederlandstalige romans vanaf 1860 tot 2010. Op die manier wordt (1) de toepasbaarheid en de flexibiliteit van het leesmodel getest in de verschillende literaire periodes en (2) kan de diachrone evolutie van de literaire lijstvorm getraceerd worden. Het literaire corpus volgt de traditionele literaire historiografie en bevat romans uit verschillende periodes en stromingen.Methodologisch staat dit project eerst voor de afbakening van de lijstvorm en van de romans, daarna volgt een close reading van de lijsten en hun literaire functies, om ten slotte af te ronden met een historische vergelijking van de verschijningsvorm en de functie van de lijsten in de romans uit verschillende periodes.De dynamische studie van literaire lijsten zal aantonen dat de ontwikkeling van fictie gelinkt is aan de evolutie van ‘feiten’ en kennisstructuren die in de roman vervat zitten. " "Periodisering in de literatuurgeschiedenis: een computationeel model van de geschiedenis van de Nederlandse literatuur." "Antwerp Centre for Digital humanities and literary Criticism (ACDC), Centrum voor Computerlinguïstiek, Psycholinguïstiek en Sociolinguïstiek (CLiPS), Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)" "In literaire geschiedschrijving is het gebruikelijk dat onderzoekers historische gebeurtenissen opdelen in periodes (bv. de romantiek). Dit proces heet periodisering en wordt beschouwd als een belangrijke taak in het historisch literair onderzoek. Niettegenstaande de grote relevantie hiervan, is periodisering een controversiële aangelegenheid: sommige bijzonder invloedrijke modellen worden beschouwd als een erfenis uit de negentiende eeuw, en hun hedendaagse relevantie wordt niet zelden in vraag gesteld. Het doel van dit project bestaat eruit een computationeel model te ontwikkelen van de evolutie van de Nederlandstalige literatuur in de Lage Landen (13e tot 20e eeuw). Dit diachroon model zal technieken gebruiken uit de computationele tekstanalyse ('Distant Reading') om veranderingen op te sporen inzake de stilistische en thematische eigenschappen van teksten. Het is belangrijk dat dit een data-gedreven model is, dat niet zal vertrekken vanuit bestaande, mogelijk vooringenomen hypotheses. Dit model zal zorgvuldig geïnterpreteerd worden tegen het achterdoek van de bestaande, traditionele vakbeoefening in literaire studies. Op deze wijze kunnen we tot een beter begrip komen van de validiteit van bestaande periodiseringsvoorstellen inzake de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Dit project draagt zo bij aan het intensieve, internationale debat over de integratie van van traditionele 'close reading'-methodes, en moderne computationele methodes voor Distant reading." "À l'oeuvre! Het schrijversoeuvre in de moderne literaire cultuur van de Lage Landen" "Linde De Potter" "Onderzoeksgroep Nederlandse Literatuur, Leuven" "Al eeuwenlang heeft de notie van het schrijversoeuvre een duidelijke impact op de productie en receptie van literatuur. Literatuurgeschiedenissen en bibliotheekcollecties worden georganiseerd rond schrijversoeuvres; individuele literaire werken worden zowel door professionele als niet-professionele lezers vaak in verband gebracht met en/of geïnterpreteerd vanuit het schrijversoeuvre waarvan ze deel uitmaken. Auteurs onderhandelen hun auteursbeeld d.m.v. hun oeuvre en ook in literaire teksten zelf wordt het idee van samenhang met een oeuvre onderhandeld. Ook institutioneel (bv. literaire prijzen) speelt de notie van het oeuvre een belangrijke rol. Tegelijk stelt men wel eens dat het oeuvre in de hedendaagse literaire cultuur ‘verdampt’ zou zijn. Dit onderzoek ontwikkelt een kader voor de studie van schrijversoeuvres en verheldert de rol ervan in de in de 20ste- en 21ste-eeuwse literaire cultuur in de Lage Landen. Aan de hand van zowel gecanoniseerde als zich ontwikkelende, hedendaagse oeuvres, gaat het na hoe deze notie circuleert. Welke functies krijgt het schrijversoeuvre? In welke mate hangt de notie samen met kwesties als poëtica, hoge en lage literaire genres, gender, canoniseringsprocessen? Tekstanalyse wordt gecombineerd met een functionalistisch en literair-historisch perspectief." "Mystiek erfgoed en moderne identiteiten. Receptie en toe-eigening van de middeleeuwse 'Vlaamse' mystica Hadewijch tijdens het interbellum in België." "Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis, Onderzoekscentrum Ruusbroecgenootschap" "Dit project biedt een exhaustieve studie van de polymorfe receptie van de Middelnederlandse mystieke schrijfster Hadewijch (ca. 1240) in Vlaanderen (inclusief Brussel) tijdens het Interbellum. In een samenleving gekenmerkt door acute verzuiling werd het voorheen nauwelijks bekende oeuvre van Hadewijch enthousiast uitgegeven, vertaald en verspreid door intellectuelen uit zeer diverse kringen. Flamingante katholieken, francofone modernisten, avant-garde kunstenaars – allemaal creëerden ze 'hun Hadewijch'. Het project onderzoekt de onderliggende redenen daarvoor en vertrekt daarbij van de door recent onderzoek aangeleverde bevinding dat het 'Vlaamse literaire erfgoed' in het interbellum een groter scala aan groepen inspireerde dan tot nog toe gemeenlijk wordt aangenomen. De casus wordt onderzocht middels een gecombineerde methode die gebruik maakt van werkwijzen en concepten uit de receptiestudies, de vertooganalyse en de imagologie. De aanpak is drieledig. Een materiële en contextuele analyse van alle publicaties over Hadewijch die in Belgie tijdens het interbellum werden gepubliceerd, geeft zicht op de belangrijkste actoren, hun netwerken, en hun opvattingen en motivaties. Deze bevindingen worden verrijkt met archiefonderzoek. Vervolgens wordt de symbolische productie van Hadewijch als nationale figuur bestudeerd via een discursieve en narratieve analyse van een weloverwogen selectie van teksten. Een 'indexicale' lectuur van de teksten zal een genuanceerde typologie van geconstrueerde Hadewijchbeelden opleveren en de ideologische motieven voor de verspreiding van haar werk reveleren. Tenslotte worden de bevindingen van stap één en twee gecorreleerd, wat zal leiden tot een gedifferentieerd beeld van de receptie en toe-eigening van Hadewijch in verschillende maatschappelijke kringen, waarbij kruisverbanden, op het vlak van netwerken en op het vlak van opvattingen, zichtbaar worden. Het unieke perspectief van de multifocale receptie van Hadewijch dwingt ons om kritisch afstand te nemen van klassieke tegenstellingen zoals katholiek vs. liberaal en traditioneel vs. modern(istisch). Het onderzoek levert daardoor een vernieuwende cultuurgeschiedenis van Vlaanderen in het interbellum, waarin diverse vormen van Vlaamse identificatie zichtbaar worden die tot nu toe onderbelicht bleven. De studie biedt bovendien een belangrijke bijdrage tot de moderne receptiegeschiedenis van een middeleeuwse schrijfster die vandaag wordt beschouwd als een canonauteur van de Nederlandse letterkunde en een belangrijke exponent van de Westerse mystiek. Meer algemeen levert het project nieuwe inzichten op in de wijzen waarop (literair) erfgoed wordt toegeëigend voor de constructie van identiteiten." "À l'oeuvre! Het schrijversoeuvre in de moderne literaire cultuur van de Lage Landen" "Linde De Potter" "Onderzoeksgroep Nederlandse Literatuur, Leuven" "Al eeuwenlang heeft de notie van het schrijversoeuvre een duidelijke impact op de productie en receptie van literatuur. Literatuurgeschiedenissen en bibliotheekcollecties worden georganiseerd rond schrijversoeuvres; individuele literaire werken worden zowel door professionele als niet-professionele lezers vaak in verband gebracht met en/of geïnterpreteerd vanuit het schrijversoeuvre waarvan ze deel uitmaken. Auteurs onderhandelen hun auteursbeeld d.m.v. hun oeuvre en ook in literaire teksten zelf wordt het idee van samenhang met een oeuvre onderhandeld. Ook institutioneel (bv. literaire prijzen) speelt de notie van het oeuvre een belangrijke rol. Tegelijk stelt men wel eens dat het oeuvre in de hedendaagse literaire cultuur ‘verdampt’ zou zijn. Dit onderzoek ontwikkelt een kader voor de studie van schrijversoeuvres en verheldert de rol ervan in de in de 20ste- en 21ste-eeuwse literaire cultuur in de Lage Landen. Aan de hand van zowel gecanoniseerde als zich ontwikkelende, hedendaagse oeuvres, gaat het na hoe deze notie circuleert. Welke functies krijgt het schrijversoeuvre? In welke mate hangt de notie samen met kwesties als poëtica, hoge en lage literaire genres, gender, canoniseringsprocessen? Tekstanalyse wordt gecombineerd met een functionalistisch en literair-historisch perspectief." """“Belgische” literatuur voor 1830" "Tom Verschaffel" "Onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750, Campus Kulak Kortrijk, Onderzoeksgroep Franse, Italiaanse en Spaanse Literatuur, Leuven" "Tot nu werd in het onderzoek naar de geschiedenis van de letterkunde in de achttiende eeuw voorbijgegaan aan haar multicultureel en meertalig karakter. Zij werd opgedeeld in eentalige corpora die werden bestudeerd in het kader van hetzij de Nederlandse hetzij de Franse literatuurgeschiedenis. In dit project willen we de Zuid-Nederlandse literatuur bestuderen als een geheel en als onderdeel van een meertalige cultuur en maatschappij, die zich op het kruispunt situeert van gevestigde literaire tradities. Daarvoor worden methodes en concepten gebruikt uit de cultuurgeschiedenis en de literatuurwetenschap, zoals discoursanalyse, culturele transfer, receptiestudies, digital humanities, om de literaire en culturele patronen bloot te leggen die bepalen wat kan worden beschouwd als een gebied van culturele transfer en hybriditeit. Het project focust op de Nederlandstalige en Franstalige periodieken die in de tweede helft van de achttiende eeuw in de Zuidelijke Nederlanden verschenen en circuleerden. Uitgaande van een inclusieve definitie van 'belles lettres', beoogt het project (1) de analyse van het functioneren van de tijdschriften als een platform voor de dynamische wisselwerking van deze verschillende soorten intellectuele, ideologische, politieke en culturele discours, en (2) het in kaart brengen van de veelsoortige inbreng- en overdrachtspatronen, die de ‘pre-Belgische’ literaire en intellectuele productie in de late achttiende en vroege negentiende eeuw hebben vormgegeven." "Leren om te lezen. Lezen om te leren. De pedagogie van de literatuur (1800-vandaag)." "Pieter Verstraeten" "Onderzoeksgroep Nederlandse Literatuur, Leuven" "In de negentiende eeuw groeit het onderwijs uit tot een van de belangrijkste literaire instituties. De school bepaalt mee hoe en wat mensen lezen, welke literatuuropvattingen er bij een ruimer publiek ingang vinden, welke schrijvers en werken tot de canon gaan behoren, enz. Tegelijk ontstaat in de literatuur het dominante narratief dat de ‘ware’ literatuur zich aan de invloed van de school onttrekt en een schoolse omgang met literatuur authentieke literaire ervaring juist in de weg staat. Dit onderzoek brengt de complexe verhouding in kaart tussen de school en de literatuur in Vlaanderen en Nederland van 1800 tot vandaag. Welke functies worden er in de school aan de literatuur toegekend? Hoe verhoudt de literatuur zich tot de schoolse omgang met teksten, schrijvers, de literaire geschiedenis? In onderwijswetten, curriculumoverzichten, bloemlezingen, literatuurgeschiedenissen, egodocumenten én romans en gedichten wordt op zoek gegaan naar een antwoord op die vragen."