Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "De combinatie van state-of-the-art moleculaire dynamica simulaties en klikchemie synthese met als doel het ontwerpen van nieuwe therapeutische verbindingen uitgaande van kleine synthese blokken." "Hans De Winter" "Medicinale chemie (UAMC)" "Binnen de moleculaire modeling groep van het UAMC worden een aantal technieken bestudeerd en ontwikkeld met als doel de verschillende mogelijkheden te bestuderen om op een de novo wijze nieuwe moleculen te ontwikkelen met farmacologische eigenschappen. Eén van deze technieken is atomaire resolutie moleculaire dynamica met inbegrip van expliciet solvent. De potentiële binding van kleine moleculaire fragmenten aan therapeutisch relevante eiwitten kan met deze methode bestudeerd worden door middel van simulaties op lange tijdsschaal. Het hier gepresenteerd project exploreert de mogelijkheid om experimentele technieken zoals klikchemie te combineren met virtuele technieken zoals geavanceerde moleculaire dynamica simulaties van de beweging en interacties van kleine moleculaire fragmenten in de nabijheid van een interessant therapeutisch eiwit. Het extensief gebruik van chemische synthese, biochemische testen en de combinatie van geavanceerde moleculaire dynamica berekeningen met moleculaire stereographics zullen de hoofdingrediënten zijn voor een succesvol eindresultaat van dit project." "Georienteerde covalente koppeling van plaatsspecifiek gemodificeerde nanobodies aan gefunctionaliseerde geconjugeerde polymeren met behulp van 'click chemie'" "Peter ADRIAENSENS" "Toegepaste en Analytische Chemie, Organische en Bio-polymere Chemie" "De kwaliteit van veel bio-oppervlak toepassingen, inclusief systemen gebaseerd op biosensing , hangt af van de resulterende fysicochemische eigenschappen van de biomoleculen na immobilisatie op het oppervlak. De gevoeligheid en selectiviteit van dergelijke systemen zijn direct gerelateerd aan de toegankelijkheid en de activiteit, bepaald door de oriëntatie, van de geïmmobiliseerde biomoleculen. Het is gekend dat immobilisatie door fysische adsorptie leidt tot een zwakke reproduceerbaarheid. In het laatste decennium is er veel vooruitgang geboekt op het gebied van bio-actieve oppervlakken, in het bijzonder met covalent gekoppelde DNA (fragmenten). Vanwege de diversiteit en veelheid van de functionele groepen in de natuurlijke aminozuren is veel minder aandacht besteed aan de gecombineerde, covalente en georiënteerde, koppeling van eiwitten aan gefunctionaliseerde oppervlakken. Een dieper begrip van dit is van het grootste belang voor de verdere doorbraken op het gebied van op eiwit gebaseerde oppervlaktematerialen. Dit project heeft tot doel fundamentele inzichten te krijgen over de impact van een covalente en georiënteerde proteineoppervlakkoppeling op de interactie eigenschappen met een doelgroep van moleculen. Daarom zijn eiwitten sitespecifically gewijzigd en covalent gekoppeld door klik-chemie aan oppervlakken bekleed met semi-geleidende polymerenzijketens. Nanobodies (camelidl afgeleid van enkel-domein antilichamen fragmenten) worden gebruikt als proteïne modelsysteem." "Ontwikkeling van een op click chemie gebaseerde synthesemethodologie voor de aanmaak van innovatieve potentiële ""lead"" verbindingen en/of scheikundige probes." "Koen Augustyns" "Medicinale chemie (UAMC)" "Verschillende lopende projecten binnen het Laboratorium voor Medicinale Chemie zijn afhankelijk van click chemie benaderingen (1) als essentieel aspect van bio-orthogonale derivatisering van eiwitten onder fysiologische condities of (2) voor de aanmaak van innovatieve, biologisch actieve verbindingen. De aangetrokken onderzoeker zal zijn expertise op dit gebied aanwenden voor ondersteuning en ontwikkeling van deze lopende projecten. Daarbij zal getracht worden om state-of-the-art topics in het domein van de click-chemie op een grensverleggende manier te benaderen." "Een vernieuwend CD4 cel gericht nanomedicijn gebaseerd op CRISPR/Cas9 om HIV te genezen" "Linos Vandekerckhove" "Vakgroep Inwendige ziekten en Pediatrie, Vakgroep Geneesmiddelenleer" "HIV treft wereldwijd ongeveer 38 miljoen mensen en veroorzaakt AIDS via vermenigvuldiging in CD4+ immuuncellen. Huidige therapieën slagen erin de virusreplicatie te stoppen, maar niet het virale reservoir te elimineren, dat bestaat uit geïntegreerde kopieën van viraal DNA in het genoom van langlevende CD4+ cellen. Daarom moeten HIV patiënten de behandeling levenslang volhouden, ondanks de ernstige bijwerkingen, het stigma en de grote maatschappelijke impact ervan. Een innovatievere aanpak zou gentherapie gebruiken, maar klassieke virale vectoren falen om het virale reservoir te bereiken. Hier ontwerpen we lipide nanopartikels (LNPs), gecoat met anti-CD4 nanobodies (Nb), die CRISPR/Cas9 ribonucleoproteïnen bevatten gericht tegen beide uiteinden van het viraal genoom en de virale co-receptor CCR5. Zo zal ons nanomedicijn het HIV reservoir in CD4+ cellen elimineren, terwijl het gezonde CD4+ cellen resistent maakt tegen herinfectie in het geval van overgebleven virus en blijven off-target effecten in niet-target cellen minimaal. Hiervoor zullen we een LNP bibliotheek en verschillende klikchemie methoden screenen om anti-CD4 Nb-gecoate LNPs te selecteren die optimaal mRNA capteren en CD4+ cellen transfecteren. Geselecteerde LNPs worden gevalideerd, zowel in vitro in primaire humane CD4+ cellen, als in vivo in een gehumaniseerd muismodel van HIV infectie. Alles bijeen heeft dit project een groot potentieel om de basis te leggen voor een definitieve genezing van HIV." "Gerichte nanoimmunotherapie voor in vivo modificatie van CD8+ T cellen." "Bruno De Geest" "Vakgroep Geneesmiddelenleer" "In dit project willen we een strategie ontwikkelen om CD8+ T-cellen in vivo te pre-targeten met een chemische groep die vervolgens celspecifieke afgifte van nanomedicijnen, gefunctionaliseerd met een complementair reactieve groep mogelijk maakt via ultrasnelle covalente klikchemie. Met deze technologie willen we T-cellen in vivo in het bloed en in de micro-omgeving van de tumor moduleren." "Synthetische hulpmiddelen en strategiën voor de opheldering van signaalcascades in planten" "Johan Winne" "Vakgroep Plantenbiotechnologie en Bio-informatica, Vakgroep Organische en Macromoleculaire Chemie" "Organische synthese is een krachtige methode om biologische processen te onderzoeken, complementair aan genetica studies. In dit project zullen innovatieve synthetische strategieën worden ontwikkeld die bruikbaar zijn in biologieonderzoek. De voornaamste focus hierbij zullen toepassingen in onderzoek naar plantenbiologie zijn, waar 'kleine moleculen' recent naar voor zijn gekomen als krachtige hulpmiddelen voor het bestuderen en controleren van celbiologische processen." """On-target"" assemblage van ""druglike"" kleine molecules: een bottomup benadering met urokinase plasminogeen activator en caspase 1 als modeldoelwitten." "Pieter Van Der Veken" "Medicinale chemie (UAMC)" """On target"" -strategieën steunen op directe hulp van het medicijndoelwit, dat dient als een fysieke matrijs die bruikbare geneesmiddelfragmenten selecteert en samenvoegt tot gefinaliseerde liganden. Op deze manier worden synthese en potentiebepaling, samen met aspecten van moleculair ontwerp, samengevoegd tot een enkele, tijd-efficiënte experimentele stap. Beperkt maar overtuigend bewijs voor het ""on-target"" concept van het geneesmiddelontwerp is aanwezig in de literatuur en is gebaseerd op ""klikchemie"", reductieve aminering, hydrazonvorming en disulfide-uitwisseling. Om de praktische waarde van on-target-benaderingen voor het ontdekken van geneesmiddelen te vergroten, zijn drie factoren vereist: (1) uitbreiding van het bereik van (bio-orthogonale) chemietypen die vatbaar zijn voor on-target benaderingen en, in verband met de eerste, ( 2) verbetering van de ""drugsachtigheid"" van de soorten verbindingen die kunnen worden geproduceerd. (3) Bovendien zijn modellen die inzicht bieden in de fundamentele kinetische en thermodynamische factoren van ""on-target"" -reacties, naast een voorbeeld, vrijwel afwezig in de wetenschappelijke literatuur.2) Huidige status in geneesmiddelontdekking voor urokinase plasminogeenactivator (uPA) en caspase 1. uPA en caspase 1 zijn geselecteerd als de modeldoelen voor dit werk. Langdurige expertise in het opsporen van remmers en biochemische screening bestaat voor deze doelen bij UAMC. Bovendien worden beide over het algemeen beschouwd als ""ontmoedigende doelen"" waarvoor het ontdekken van geneesmiddelen een uitdaging is gebleken. uPA is een trypsine-achtige serineprotease die tot overexpressie wordt gebracht bij het metastaseren van vaste tumoren. Het enzym is een waardevol oncologisch doelwit, maar de klinische ontwikkeling van zijn remmers was problematisch. Dit is hoogstwaarschijnlijk gerelateerd aan de twijfelachtige biofarmaceutische kwaliteit van ontwikkelde verbindingen en hun onvoldoende selectiviteit ten opzichte van andere, fylogenetisch gerelateerde trypsine-achtige proteases. Evenzo zijn selectiviteitsproblemen ook een constante zorg met caspase 1-remmers geweest. Caspase 1, ook bekend als interleukine 1 converting enzyme (ICE), is een cysteïneprotease en een zogenaamde ""inflammatoire caspase"". Gezien de betrokkenheid bij inflammasoomvorming, pyroptose en necrose is ICE een gevalideerd medicijndoelwit voor een reeks stoornissen die worden gekenmerkt door ontsteking en hermodellering van het weefsel." "Ontwikkeling van geïntegreerde beeldvormingstechnieken om individuele HIV partikels te bestuderen tijdens de vroege replicatiestappen" "Zeger Debyser" "Moleculaire Virologie en Gentherapie" "HIV-1 vereist de interactie met verschillende cellulaire cofactoren om zijn replicatiecyclus te volbrengen. In de eerste plaats zal het virale enveloppe proteïne binden aan de CD4-receptor en CXCR4 of CCR5 co-receptor om toegang te verkrijgen tot de gastheercel. Deze interactie resulteert in een membraanfusie en de vrijstelling van het virale capside in het cytoplasma van de gastheercel. Tijdens het transport van het virus naar de celkern wordt het virale RNA omgezet naar dubbelstrengig viraal DNA (vDNA) door het virale reverse transcriptase (RT) enzym; tegelijk start de capside ontmanteling. Aan het nucleaire porie complex zal het viraal capside proteïne interageren met verschillende nucleoproteïnen, componenten van het nucleaire porie complex, om zo toegang te verkrijgen tot de celkern. Daarnaast zijn verschillende cellulaire importfactoren, zoals importine-7, importine-a1, importine-a3 en transportine-SR2 (TRN-SR2) ook geassocieerd met HIV-1 nucleaire import. In 2008 werd TRN-SR2 geïdentificeerd als een HIV-1 cofactor in twee onafhankelijke genoombrede RNAi experimenten en als bindingspartner van HIV-1 integrase (IN). Nadat het virus de celkern heeft kunnen binnendringen, zal het vDNA gebonden worden aan het genoom van de gastheercel door het cellulaire proteïne LEDGF/p75, waarna het onomkeerbaar geïntegreerd zal worden in het cellulaire genoom door IN.De verschillende stappen van de vroege replicatiecyclus zijn allemaal onderling verbonden en exact getimed. Finaal zal er maar een kleine aantal virussen al deze stappen correct kunnen uitvoeren en leiden tot een productieve infectie. Single virus fluorescentie methoden, door middel van het fluorescent labelen van een viraal proteïne, geven ons de mogelijkheid specifieke stappen van de replicatiecyclus te bestuderen in de cel zelf en dit met een hoge sensitiviteit en selectiviteit. Deze technieken geven ons meer informatie over de intracellulaire locatie van deze processen, eventuele interactiepartners en de dynamica van deze stappen. Dit is zelfs mogelijk in levende cellen.In hoofdstuk 3 zal ik focussen op een ziekte-veroorzakende TRN-SR2 mutatie en het effect hiervan op HIV-1 replicatie. TRN-SR2, gecodeerd door het TNPO3 gen, transporteert essentiële pre-mRNA splicing proteïnen naar de celkern, bijvoorbeeld ASF/SF2, SC35 en CPSF6. Een adenosine deletie in het stopcodon van TRN-SR2 werd geïdentificeerd als de genetische oorzaak van een spierziekte, meer bepaald van bekkengordeldystrofie 1F (LGMD1F). Deze deletie resulteert in een frameshift waardoor patiënten met LGMD1F een vijftien aminozuren langer TRN-SR2 proteïne bevatten. Voorheen werd reeds aangetoond dat deze verlenging van TRN-SR2 de normale verplaatsing naar de nucleus aantastte, maar het exacte mechanisme waardoor deze mutatie leidt tot LGMD1F is momenteel nog niet opgehelderd. Omwille van de belangrijke rol van TRN-SR2 in HIV-1 nucleaire import, bestudeerde ik het effect van deze TRN-SR2 mutant op HIV-1 replicatie. In deze studie werden verschillende in vitro en cellulaire technieken gebruikt, inclusief het gebruik van fluorescent gelabelde virussen, door IN te koppelen aan een versterkt groen-fluorescerend eiwit (eGFP). We hebben kunnen aantonen dat de HIV-1 replicatie wel degelijk belemmerd wordt in cellijnen die het mutant TRN-SR2 bevatten en zelfs nog meer uitgesproken in primaire cellen van patiënten met LGMD1F. Deze inhibitie kon echter niet verklaard worden door een defecte nucleaire import. Tot slot zal extra onderzoek nodig zijn om het exacte mechanisme op te helderen waarmee deze TRN-SR2 mutant HIV-1 infectie kan blokkeren.De fluorescent gelabelde virussen maken het mogelijk om afzonderlijke virussen te bestuderen, maar laten het echter niet toe de echte infectieuze partikels te onderscheiden van de grote achtergrond aan niet-infectieuze virussen. Omdat een succesvolle infectie finaal bepaald wordt door de integratie van het vDNA in het gastheer chromosoom, heb ik me in hoofdstuk 4 geconcentreerd op de ontwikkeling van een vDNA labeling strategie die gecombineerd kan worden met de IN gelabelde virussen.Verschillende HIV-1 specifieke, maar ook aspecifieke DNA visualisatie methoden zijn reeds ontwikkeld, maar de meeste van deze technieken kunnen niet gecombineerd worden met natuurlijk voorkomende fluorescente proteïnen zoals GFP. Daarom hebben we getracht een HIV-1 DNA labeling methode te ontwikkelen die de combinatie met de IN gelabelde virussen wel toe zou laten. Deze techniek is gebaseerd op de azide-alkyne cycloadditie reactie ofwel klikchemie. Infectie zal plaats vinden in de aanwezigheid van nucleosiden met een drievoudige binding die ingebouwd kunnen worden door HIV-1 RT. Vervolgens zullen deze analogen gekoppeld kunnen worden aan een organische fluorescent molecule, waardoor het vDNA fluorescent gelabeld zal worden.5-ethynyl-2’-deoxyuridine (EdU) is een commercieel beschikbaar nucleoside analoog dat reeds gebruikt werd in HIV-1 onderzoek. Dit analoog resulteert echter in een aanzienlijke achtergrond kleuring van de gastheercel zelf. Daarom hebben we getracht om nieuwe nucleosiden te ontwikkelen, die selectief en efficiënt ingebouwd kunnen worden door HIV-1 RT.Zeven verschillende nucleoside analogen met een propargyl-groep werden gesynthetiseerd en geanalyseerd voor hun gebrek aan cytotoxiciteit en virusinhibitie, in vitro RT-specifieke primer verlenging en incorporatie kinetiek, en de mogelijkheid om hiermee het HIV-1 DNA te visualiseren. Een van de analogen (A5) kan in vitro specifiek geïncorporeerd worden door HIV-1 RT, maar in de cel werd geen vDNA visualisatie waargenomen. Twee andere analogen (A3 en A6) daarentegen kunnen in vitro geïncorporeerd worden door HIV-1 RT en humaan mitochondriaal DNA-polymerase γ, en zijn wel in staat om het virale DNA te visualiseren. De incorporatie van deze analogen is echter niet heel efficiënt. Daarboven kan A3 ook gebruikt worden voor het visualiseren van de mitochondriale DNA synthese. Samengevat kon er geen analoog geïdentificeerd worden dat efficiënt en selectief geïncorporeerd kan worden door HIV-1 RT en daarnaast gebruikt kan worden voor de HIV-1 DNA visualisatie in de cel. Deze resultaten kunnen echter wel dienen als basis voor een verdere chemische optimalisatie om zo uiteindelijk een meer specifieke en efficiënte HIV-1 DNA visualisatie strategie te ontwikkelen." "Synthese van triazoolanalogen van Peloruside A via “click”-chemie als potentiële antikankerverbindingen." "Johan Van der Eycken" "Vakgroep Organische en Macromoleculaire Chemie" "Het doel van dit project is de synthese van vereenvoudigde analogen van Peloruside A. Dit moet tot een beter inzicht leiden in de farmacofore groepen die een rol spelen in zijn antitumoractiviteit, en zal tevens resulteren in synthetisch gemakkelijker toegankelijke analogen." "Fundamentele studie naar de modificatie van gesmolten koper slak voor toegevoegde waarde" "Bart Blanpain" "Functionele materialen (SIEM), Duurzaam Materialenbeheer (SeMPeR)" "Om de koperslak na het Zn-rookproces te valoriseren, wordt de toevoeging van CaO-rijke Linz-Donawits (LD)-slak aan het Zn-rookbad voorgesteld. Hierbij wordt geprobeerd CaO-rijke ijzersilicaatslak te produceren na terugwinning van Zn, dat gerapporteerd werd als een uitstekend bindmateriaal voor cementvervanging. Dit doctoraatsproefschrift heeft als doel de impact te onderzoeken van de verhoging van het CaO-gehalte in het Zn-rookbad op de mineralogie van slak bij hoge temperatuur, de slakreductie, de slakviscositeit en het stollingsgedrag.Ten eerste werd voorlopige kennis verkregen door het effect van CaO toevoeging op standaard- en LD-slak-gemodificeerde Zn-rookprocessen te vergelijken met de chemische samenstelling en de evolutie van de microstructuur tijdens het rookproces, operationele omstandigheden (zoals pO2 en rooktemperatuur), en de thermodynamica van ZnO/FeO-reductie. De standaardslakken bestonden uit ruim 88 gew.% vloeibare fase, samen met spinel en metallisch Fe onder een pO2 van 1×10-13 - 5×10-14 atm bij 1139 - 1180°C. Bij het introduceren van 39 gew.% LD-slak daalde de rooktemperatuur tot onder 1140°C, terwijl de pO2 toenam tot boven 5×10-13 atm. Dit leidde tot het neerslaan van de wustietfase en metallisch Cu, waardoor de fractie in de vloeibare fase verminderde. Het ZnO-gehalte daalde in beide processen van ruim 9 gew.% in de voedingsslak naar minder dan 3 gew.% in de tapslak. Het CaO-gehalte steeg echter van 3 - 4 gew.% in de standaardslak naar 27,8 gew.% in de gemodificeerde tapslak.De CaO-oplosbaarheid in het FeOt-SiO2-CaO-(6 - 10 gew.%) Al2O3-(ZnO, Cr2O3) systeem werd bestudeerd met behulp van de evenwichtsdovingsmethode bij 1200 en 1250°C onder een pO2 van 10-10 atm. In het Cr2O3-vrije systeem is de vloeibare slak geëquilibreerd met meliliet (Ca2(Al3+, Zn2+, Fe2+, Fe3+) [(Al3+, Si4+, Fe3+)2O7]) bij FeO/SiO2 (gewicht) verhoudingen van 0,54 tot 1,66 en met wollastoniet (CaSiO3) bij FeO/SiO2-verhoudingen lager dan 0,42. Wustiet sloeg neer in slakken met 0-1,1gew.% ZnO en FeO/SiO2-verhoudingen groter dan 0,90, terwijl spinel zich vormde in slakken die 3,3 - 8,1 gew.% ZnO bevatten. De toevoeging van 1,0 gew.% Cr2O3 leidde tot het neerslaan van dicalciumsilicaat (Ca2SiO4) en Cr2O3-rijke spinel uit de vloeibare slak. Het belangrijkste was dat de CaO-oplosbaarheid toenam bij een afname van de FeO/SiO2-verhouding, een afname van het ZnO-gehalte, verhoogde temperatuur en de toevoeging van 1,0 gew.% Cr2O3. In het FeOt-SiO2-CaO-(6 tot 10 gew.%) Al2O3-systeem nam de CaO-oplosbaarheid toe van 27,5 naar 36,9 gew.%, waarbij de FeO/SiO2-verhouding afnam van 1,66 naar 0,62 bij 1250°C. Naarmate de temperatuur daalde van 1250 naar 1200°C, nam de oplosbaarheid van CaO af met 5 - 9 gew.% in de slak met een FeO/SiO2-verhouding variërend van 0,56 tot 1,25. De CaO-oplosbaarheid daalde met 1 - 3 gew.% met 0,4 - 1,1 gew.% ZnO opgelost in de slak, en nam met 5 - 11 gew.% af wanneer de slak 3,3 tot 8,1 gew.% ZnO bevatte. Bij aanwezigheid van 1,0 gew.% Cr2O3 nam de CaO-oplosbaarheid in de slak toe met 1 - 3,6 gew.% bij een FeO/SiO2 verhouding van 0,84 - 1,58.De FeO- en ZnO-reductie van het FeOt-SiO2-CaO-Al2O3-ZnO-(Cr2O3) (Al2O3/SiO2 = 0,24) systeem werd experimenteel bestudeerd en vergeleken met de FactSage-berekeningsresultaten. 1,2 gew.% Cr2O3 had een verwaarloosbare invloed op de kritische pO2 voor Fe-vorming, maar vergemakkelijkte de precipitatie van spinel uit de slak. De Fe-productie werd verbeterd door de FeO/SiO2-verhouding, het CaO-gehalte en de temperatuur te verhogen. Om metallische Fe-neerslag te voorkomen kan voor de reductie bij lagere temperatuur een lagere pO2 worden toegepast. De operationele omstandigheden voor het roken van Zn uit FeOt-SiO2-CaO-Al2O3-ZnO-slakken worden aanbevolen als een pO2 van 1×10-12 atm en een temperatuur van 1200°C, waarbij ZnO uit de slakken kan worden geëlimineerd zonder Fe-ontwikkeling.De viscositeit van FeOt-SiO2-CaO-Al2O3 (Al2O3/SiO2 = 0,24) slakken werd gemeten bij een pO2 van 10-12 atm onder isotherme temperaturen van 1050 tot 1200°C en tijdens continu afkoelen. De vloeibare slakstructuur werd gekarakteriseerd met behulp van Raman en Fourier-transform infrarood spectroscopie (FTIR). Onder isotherme temperaturen nam de viscositeit van de slak af met de FeO/SiO2-verhouding en het CaO-gehalte. Deze waarneming was consistent met de structurele identificatie van de slak met behulp van Raman en FTIR. Naarmate het CaO-gehalte of de FeO/SiO2-verhouding toenam, depolymeriseerden de Q2-, Q3-eenheden tot Q1 en Q0, wat resulteerde in een verlaagde slakviscositeit. Wanneer de slakken een lager CaO- en FeO-gehalte bevatten, werd de overgang van een Newtons naar een niet-Newtons regime vertraagd door CaO- en FeO-toevoeging tijdens het afkoelen van de slak. De overgang werd echter vergemakkelijkt door het verhogen van het CaO-gehalte en de FeO/SiO2-verhouding voor slakken met hogere CaO- en FeO-gehalten (lager SiO2).Het onderzoek naar het stollingsgedrag van het FeOt-SiO2-CaO-Al2O3-(ZnO)-systeem onthulde dat de toevoegingen van ZnO en CaO de aanvangskristallisatietemperatuur van de primaire of secundaire precipitaten verhoogden, waardoor het stollen van de slak werd vergemakkelijkt. Bovendien resulteerde het toenemende CaO-gehalte in de neerslag van wustiet in plaats van spinel bij een koelsnelheid van meer dan 1 °C/s, en de vervanging van fayalietvorming door meliliet bij een koelsnelheid van 0,1 - 0,5 °C/s. Evenwichtsafschrikexperimenten suggereerden dat de afschriktemperatuur hoger zou moeten zijn dan 1150°C, en dat het CaO-gehalte in het systeem onder de 20 gew.% zou moeten blijven om de aanwezigheid van SiO2-bevattende fasen en grof wustiet in de gekoelde slak te voorkomen.Dit doctoraatsproefschrift biedt een uitgebreid inzicht in het effect van de toevoeging van CaO-rijke LD-slakken op de mineralogie en de operationele omstandigheden van de rokende slakken. Het bepaalt de maximale CaO-oplosbaarheid in koperslakken en identificeert de invloed van de operationele parameters (dwz slakchemie, temperatuur en atmosfeer) op slakreductie, viscositeit en kristallisatiegedrag. Deze uitkomsten zullen bijdragen aan de valorisatie van Zn-gerookte koperslak en de ontwikkeling van een circulaire economie in de toekomst."