Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Islam in Brusselse gevangenissen na terreuraanslagen: een etnografisch onderzoek naar de rol van Islam in gevangenisbeleid, - ervaringen en -masculiniteiten." "Iman Lechkar" "Criminologie, Politieke Wetenschappen, Brussels Interdisciplinair onderzoekscentrum Migratie en Minderheden" "Na de terreuraanslagen in Frankrijk (2015) en België (2016) kreeg radicalisering in Belgische gevangenissen uitzonderlijke internationale aandacht in het publieke en politieke debat. Academisch onderzoek daarentegen blijft beperkt. In dit onderzoek gaan we na hoe het radicaliseringsdiscours invloed heeft op 1) de veranderende rol van religie en islam in het bijzonder op het huidige gevangenisbeleid (macro-niveau); 2) hoe islam gereguleerd is en ervaren wordt door actoren werkzaam binnen het gevangeniswezen; 3) hoe moslim gedetineerden islam beleven. Gevangenis- en moslim masculiniteiten worden als concepten gehanteerd om inzicht te krijgen in huidige beleidsontwikkelingen en ervaringen in de penitentiaire context. Dit baanbrekend onderzoek maakt gebruik van traditionele etnografische ( participatieve observatie en semi- gestructureerde interviews) en vernieuwende methodologieën zoals digital storytelling. Deze interdisciplinaire benadering verrijkt tot slot verschillende onderzoeksdomeinen binnen de antropologie, criminologie, politieke wetenschappen en minderheden studies." "Moslim worden: bekering tot de islam en islamisering in Oost-Ethiopië" "Wim Van Neer" "Ecologie, Evolutie en Biodiversiteitsbehoud" "Why do people convert to Islam? The contemporary relevance of this question is immediately apparent.""Becoming Muslim"" will transform our knowledge about Islamisation processes and contexts through archaeological research in Harar, Eastern Ethiopia, and examine this in comparison to other regions in sub-Saharan Africa via publication and a major conference. Assessing genuine belief is difficult, but the impact of trade, Saints, Sufis and Holy men, proselytisation, benefits gained from Arabic literacy and administration systems, enhanced power, prestige, warfare, and belonging to the larger Muslim community have all been suggested. Equally significant is the context of conversion. Why were certain sub-Saharan African cities key points for conversion to Islam, e.g. Gao and Timbuktu in the Western Sahel, and Harar in Ethiopia? Archaeological engagement with Islamisation processes and contexts of conversion in Africa is variable, and in parts of the continent research is static. This exciting 4-year project explores, for the first time, Islamic conversion and Islamisation through focusing on Harar, the most important living Islamic centre in the Horn of Africa, and its surrounding region.Islamic archaeology has been neglected in Ethiopia, and is wholly non-existent in Harar. Excavation at 5 key sites: 2 shrines, 2 abandoned settlements, 1 urban site, will permit evaluation of urban Islam, the veneration of saints, pilgrimage and shrine based practices, rural Islam, architecture and jihad, changes in lifeways, and early and comparative evidence for Islam and long-distance trade, through analysis of, e.g. architecture, epigraphy, burial orientation, imported artifacts, and faunal and botanical remains. Although it is fully acknowledged that conversion to Islam and Islamisation processes are not universal, my project is groundbreaking in developing and applying a transferable methodology for the archaeological explanation of ""Becoming Muslim"" in sub-Saharan Africa." "Het leggen van de grondslagen voor de islam in West-Europa in het interbellum: islamitische religieuze organisaties en Europees koloniaal beleid" "Umar Ryad" "Onderzoeksgroep Arabistiek, Leuven" "Deze dissertatie geeft een overzicht van de institutionalisatie en ontwikkeling van de islam in cosmopolitische centra in het interbellum in West-Europa. De kwestie van de 'Europese', 'Britse', 'Duitse' of 'Franse' islam zal worden bekeken vanuit een meer microhistorie/geschiedenis-in-persoonsperspectief, het onderzoeken van specifieke worstelingen en hoe deze hebben bijgedragen aan het maken van identiteit. Het eerste deel onderzoekt op welke manier en in welke mate opkomende islamitische instellingen werden gedefinieerd door het Britse, Duitse en Franse islambeleid, beide als een uitdrukking van het oriëntalistische discours, en als het nut van de islam voor West-Europese propagandadoeleinden als onderdeel van een imperiale concurrentie tussen Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk. Op welke manier hebben islamitische moskee-initiatieven en islamitische instellingen invloed op Europees beleid en vice versa? Hoe beïnvloedden beide Wereldoorlogen het beleid met betrekking tot mosliminstellingen? Dit deel probeert de institutionalisering van de islam in West-Europa te plaatsen in het bredere kader van een concurrerend en dynamisch Europees islamitisch beleid. Het tweede deel beschrijft de ontwikkeling en inspanningen van Europese moslimgroepen, te beginnen met het vierde hoofdstuk, waarin moslimmissionaire strategieën en institutionaliseringsinspanningen in Europa worden beoordeeld binnen hun translokale context. Met name worden de (Ahmadiyya) missies in Europa geanalyseerd, en hun verschillende karakter en benaderingen van missie. Hoe verhouden de verschillende missies zich tot elkaar en hoe zien zij hun eigen plek in Europa? We zullen hun eigen publicaties, tijdschriften en boekjes onderzoeken en berichten in de media over evenementen die door islamitische instellingen werden georganiseerd. In het vijfde hoofdstuk onderzoek ik enkele onderwerpen in Europese geschriften van moslims en plaats ze in het interbellum. Het zesde hoofdstuk plaatst dit islambeleid in een breder mondiaal perspectief door zich te concentreren op de hadj en hoe deze praktijk zich verhoudt tot het Europese islambeleid en Europese moslims." "De islam bemiddelen in het digitale tijdperk. Huidige problemen en eerdere ervaringen van technologische revoluties" "Umar Ryad" "Onderzoeksgroep Arabistiek, Leuven" "We are witnessing the emergence of what is in very important ways essentially a new religion. Digitisation and globalisation have influenced not only social and political practices and organisation, but also religious beliefs and practices. Islam, the Islamic commonwealth and the Muslims, are at the forefront of the most recent developments. Hitherto relatively marginal theological and ideological trends have acquired new prominence within Islam and this new Islam is being disseminated as a brand in an ever-expanding corpus of public images and imaginaries. This newly acquired hyper-visibility is reminiscent of the impact of the printing press on the Catholic church in the 16th century, and its role in the Reform movement. The impact today of technological innovations on the development of Islam requires urgent assessment.The MIDA proposal aims to understand how digitisation is shaping Islam (i.e. beliefs, practices, political and social institutions, and outlooks). How is this technological revolution modifying the relation Muslims have with the past? Why is it reshaping Islam in more profound ways than other monotheisms? We need to understand the developments that are transforming religious belief in our time and to do so scholarship itself needs to seize the resources of the technological revolution that is spurring change. The MIDA project will make possible the necessary training of a group of young researchers, able to answer collectively to the challenge, providing them inter-sectoral, interdisciplinary, international skills.To tackle the complexity of the issue, five interlocking work packages have been designed, each including comparative work on historical case-studies: ‘Narratives of the Self’; ‘Languages and Translation’; ‘Images and Materiality in Islam’; ‘Contested Authority and Knowledge Production’ and ‘Mobility and Mobilisation beyond Borders’." "De Hadith in de eigentijdse islam. Hadithkritiek en een orthodoxie in het verweer." "John Nawas" "Onderzoeksgroep Arabistiek, Leuven" "De vijf dagelijkse, verplichte ṣalāt-gebeden worden in de Qurʾān niet op expliciete wijze opgelegd. In de Middeleeuwen zochten islamitische geleerden legitimatie voor de gebedspraktijk in het normatieve voorbeeld van de Profeet Muḥammad, de zogenaamde Sunna. In deze dissertatie wordt de ontwikkeling van het ṣalāt-gebed en met name de gebedstijden in de eerste twee eeuwen van de islamitische tijdrekening (zevende en achtste eeuw AD) gereconstrueerd aan de hand van de vroegste bronnen: de Qurʾān, de exegetische traditie (tafsīr), de tradities over de handelingenen uitspraken van de Profeet (Ḥadīth), juridische werken (fiqh), en werken van drie historiografische genres, namelijk profetische biografieën (sīra), kronieken (tārīkh), de awāʾil. Met uitzondering van de Qurʾānbestaan deze bronnen uit korte berichten die elk voorzien zijn van een overleveringsketen (isnād), die het bericht toeschrijft aan een vroegere autoriteit, vaak de Profeet zelf.Op basis van de overleveringsketens is het niet enkel mogelijk inzage te krijgen in de overlevering van zulke berichten van generatie op generatie, maar ook om de oorsprong van de berichten vast te stellen. In dit onderzoek wordt een verbeterde versie van de Common Link-methode ontwikkeld en toegepast, die onder meer rekening houdt met variante lezingen van hetzelfde bericht, en waarbij de resultaten van de analyse van de overleveringsketens steeds getoetst worden, hetzij aan literaire kenmerken van het bericht in kwestie, hetzij aan informatie verkregen uit andere bronnen. Deze techniek is met name toepasbaar op de Ḥadīth-tradities die de fundamenten vormen van de klassieke islamitische wetgeving omtrent de gebedstijden. Onder de vroegste exegeten, uit de tweede helft van de tweede eeuw, heerste een consensus over het aantal verplichte gebeden en degebedstijden, die zij verbonden aan bepaalde verzen in de Qurʾān, zonder echter te beweren dat ze daar eenduidig worden voorgeschreven. Van de vroege juristen kan hetzelfde gezegd worden: toen de belangrijkste rechtscompendia van de Mālikitische, Ḥanafitische, en Shāfiʿitische rechtsscholen werden opgesteld in de eerste helft van de tweede islamitische eeuw, stonden de gebedstijden min of meer vast. Een isnād-analyse van de Ḥadīth en de biografische literatuur verschaft een inzicht over de periode daarvoor. Twee narratieven in het bijzonder houden verband met de ṣalāt-gebeden. Het eerste is het verhaal van Muḥammads Hemelreis (miʿrāj), tijdens dewelke hij het bevel kreeg vijf gebeden per dag uit voeren. Het tweede narratief is het verhaal van de neerdaling van de engel Jibrīl, om aan Muḥammadvoor elk van de vijf verplichte gebeden te tonen wat de vroegste en laatste toelaatbare tijdstippen zijn. Een kritische analyse van de berichten en hun overlevering toont aan dat de narratieven geleidelijk ontwikkelden in de tweede helft van de eerste en de eerste helft van de tweede islamitische eeuw.De belangrijkste conclusie is dat de vijf gebedstijden nog niet waren vastgelegd tijdens het leven van de Profeet. Nog voor het einde van de eerste islamitische eeuw was het aantal verplichte ṣalāt-gebeden vastgelegd op vijf. Dat neemt niet weg dat het idee dat de ṣalāt-gebeden aan een bepaald uur van de dag toebehoren, uit het begin van de islam stamt. De precieze voorschriften betreffende de gebedstijden dateren van het midden van de tweede eeuw, wanneer ook de eerste soennitische rechtsscholen ontstonden. De debatten over bepaalde vrijwillige gebeden hielden nog een aantal decennia aan: over de modaliteiten van het voormiddaggebed werd gediscussieerd tot aan het eind van de tweede eeuw. Dit onderzoek demonstreert, ten slotte, dat het mogelijk is uitspraken te doen over de formatieve periode van de islam, mits de vroegste bronnen, die minstens anderhalve eeuw jonger zijn, kritisch worden aangewend." "Islam en hedendaagse wereldliteratuur" "Carool Kersten" "Onderzoekseenheid Systematische Theologie en Religiewetenschap" "Dit is de voorlopige titel van een onderzoeksmonografie in opdracht van Edinburgh University Press. Het project wil laten zien hoe religieuze referenten met betrekking tot de islam en de moslimwereld in literaire geschriften van zowel moslim- als niet-moslimachtergronden kunnen worden gebruikt als een fijnmazig instrument voor het analyseren van cultureel-religieuze bezittingen, gebaseerd op geïndividualiseerde interpretaties van de islam. Dit project is ontstaan naar aanleiding van de migrantencrisis van 2015, veroorzaakt door een samenvloeiing van twee migratiestromen, bestaande uit vluchtelingen die conflictgebieden in het oostelijke en zuidelijke Middellandse Zeegebied en elders in de moslimwereld, ontvluchten en een meer aanhoudend patroon van economische migranten uit het noorden en West-Afrika. Dit heeft geleid tot een dramatische en radicale reset van de sociaal-culturele engineering-oefening die bekend staat als multiculturalisme vanwege de polarisatie tussen voorstanders en tegenstanders, die beide blijven opereren op basis van collectieve identiteitsformaties die respectievelijk zijn gebaseerd op religieus communitarisme en etnisch-religieus nationalisme. Geïnspireerd door het werk van John Caputo, Kevin Hart, Richard Kearney en Mark C. Taylor in de westerse theologie en filosofie, is het onderzoek gebaseerd op de veronderstelling dat ook literaire teksten met islam en moslims een rijke bron vormen voor geïndividualiseerde interpretaties van religie. Een selectie van een tiental casestudy's over verschillende vormen van interactie tussen de moslimwereld en andere cultureel-religieuze beschavingen, variërend van vruchtbare intellectuele kruisbestuiving tot gewelddadige ontmoetingen, en bijeengehouden door een groeiend conceptueel raamwerk op basis van postmoderne en postkoloniale theorieën over kosmopolitisme (Beck, Dabashi), culturele hybriditeit (Bhabha) en het zogenaamde nomadisch denken (Braidotti, Deleuze, Shayegan) zullen een alternatief perspectief geven ter ondersteuning van een gedurfd en robuust geformuleerd argument om meer belang te hechten aan het individu bij de verantwoording van de religieuze aspecten van meerdere bezittingen van moslims in een steeds meer onderling verbonden wereld." "Het management van de Islam op de werkvloer" "Patrizia ZANONI" Diversiteit "Niettegenstaande het maatschappelijk debat rond de Islam en de uitdagingen van de integratie van praktiserende Moslims op de werkvloer heeft de Islam weinig aandacht gekregen in de wetenschappelijke organisatieliteratuur rond diversiteit. Verankerd in de Noord-Amerikaanse traditie, deze blijft voornamelijk focussen op ras en interraciale relaties. Dit project wil nagaan hoe Europese organisaties met de Islam en praktiserende Moslim medewerkers omgaan steunend op Belgische data. Specifiek willen we theoretische en empirische bijdragen leveren aan de bestaande diversiteitsliteratuur over: 1) hoe de Islam en Moslim praktijken gemanaged worden in organisaties; 2) hoe diversiteitpraktijken rond de Islam worden verzoend met bestaande HR principes en praktijken; 3) de rol van lijnmanagers in het managen van de Islam en Moslim praktijken; 4) hoe Moslim en niet-Moslim werknemers diversiteitspraktijken rond de Islam en Moslim praktijken. Het onderzoek zal steunen op een meervoudige gevalsstudie. In het bijzonder zullen drie gevalsstudies worden uitgevoerd in organisaties in België die gekend staan voor hun diversiteitsbeleid en die een groot aantal mensen met een Moslim achtergrond tewerk stellen." "Hoe de Oriënt te construeren? Adellijke reisverhalen uit Europa en de representatie van de wereld van de Islam in de late middeleeuwen." "Malika Dekkiche" "Power in History - Centrum voor Politieke Geschiedenis" "Landen van mirakels en wonderen, van specerijen en ongebreidelde rijkdom. De ""Oriënt"" heeft voortdurend de middeleeuwse geest geprikkeld en gefascineerd. Het succes van reizigers als Marco Polo en anderen heeft in grote mate bijgedragen tot deze fascinatie. Maar tegelijk werd de ""Oriënt"" ook beschouwd als bedreigend. Het was het land van de religieuze vijand, het was het land van de Islam. Een binaire en antagonistische visie was het resultaat. De Oriënt werd vereenzelvigd met de er heersende religie, maar tegelijk werden, Ottomanen en bij uitbreiding alle Moslims vanaf de late vijftiende eeuw ook meer en meer als ""barbaars"" omschreven (en het Christelijke Europa als ""beschaafd""). Het onderzoek heeft de voorbije decennia vooral aandacht besteed aan de visies op de Islam van clerici en intellectuelen, veelal ten koste van die van andere groepen in de samenleving. Maar veel andere Europeanen hebben ook hun visies op de Islam beschreven, en vaak zelfs, indien ze zelf de reis naar het Midden-Oosten hadden ondernomen, op basis van persoonlijke observatie. Een rigide analyse van deze teksten (en van de contexten waarin ze tot stand kwamen) ontbreekt echter nog altijd. Met name de representatie van de Islamitische andere in reisverhalen geschreven door of gemaakt op bevel van edelen biedt interessante perspectieven. Edelen stonden vaak dicht bij vorsten, die in deze periode steeds machtiger werden en ze koesterden bij uitstek militaire identiteiten, die hen op de voorgrond brachten bij de uitwerking van de opnieuw opkomende kruisvaartinitiatieven. Hun narratieven hebben dus een diepe impact nagelaten op de manieren waarop Europa omging met de Islamitische andere. Dit project wil de reisverhalen van laatmiddeleeuwse edelen onder de loep nemen in drie heel verschillende politieke constellaties en zo hun potentiële invloed in kaart brengen op latere ontwikkelingen van Europese discoursen over de Islam." "Coëxistentie, conflict en calamiteit: Verstrengelde werelden van hindoeïsme en islam in het hart van India" "Daniela De Simone" "Vakgroep Talen en Culturen" "Identiteitspolitiek in India heeft het publieke discours gepolariseerd tussen een fundamentele botsing van culturen en een liberale, pluralistische kijk op de samenleving. Achter de huidig impasse gaat een lange, complexe geschiedenis schuil van ontmoetingen tussen hindoeïstische en moslimbeschavingen weerspiegeld in hun monumenten. In de 11e-12e eeuw overlapten de grenzen van de islamitische wereld met het cultureel geladen landschap van het tempel-hindoeïsme, dat op zijn beurt beïnvloed werd door de vroomheid van moskeeën die in de 13e-15e eeuw onder de sultanaatregering in Noord-India werden gebouwd. Recent onderzoek naar interacties tussen hindoes en moslims wijst op een paradigmaverschuiving, weg van de grove stereotypen van confrontatie, naar geavanceerde analyses van interculturele dialoog en uitwisseling. Deze bevindingen hebben echter de hernieuwde populariteit van verdeelde geschiedenissen, aangewakkerd door het geweld van de islamitische verovering en tempelvernietigingen, niet verhinderd. Hun vragen over hoe religieus conflict zich historisch ontvouwde, zijn zelden verankerd in het sociale leven van specifieke plaatsen noch gelinkt aan klimatologische en seismische verstoringen in het ecosysteem. Met behulp van een ongekend scala aan archeologische, tekstuele en omgevingsgegevens, zal dit project een nieuw interpretatief model ontwikkelen, en zo verandering brengen de huidige polariserende percepties over hindoeïsme en islam in het culturele landschap van India." "RELIGIE EN VERBEELDING: ISLAM EN HEDENDAAGSE WERELDLITERATUUR" "Carool Kersten" "Onderzoekseenheid Systematische Theologie en Religiewetenschap" "Dit project is de eerste gestructureerde onderzoeksexercitie naar Islamitische referenties in hedendaagse wereldliteratuur. Islamitische themas, tropes en vignette in literaire teksten worden gebruikt als data voor het in kaart brengen en analyseren van het gebruik van de verbeelding voor individuele articulaties van cultureel-religieuze identiteit, ter ondersteuning van een argument dat zulke interpretaties van de Islam kunnen functioneren als een tegenwicht voor het communitaire en gecollectiveerde opvattingen over religieuze affiliatie die dominant zijn in conventiële identiteitspolitiek. De belangrijkste output is een monografie bestaande uit een representatieve selectie van case studies, bijeengehouden door een conceptueel raamwerk van theoriëen over cosmpolitanisme, culturele hybriditeit en nomadisch denken dat wordt gesitueerd in het actuele wetenschappelijke onderzoek aangaande wereldliteratuur."