Titel Promotor Affiliaties "Korte inhoud" "Oefening en het brein in gezondheid & ziekten: de toegevoegde waarde van mensgerichte robotica" "Romain Meeusen" "Robotica & Multibody Mechanica onderzoeksgroep, Kinesitherapie, Menselijke Fysiologie en Anatomie, Menselijke Fysiologie en Sportkinesitherapie, Revalidatietechnologie, Onderzoeksgroep Wervelkolom, Toegepaste Mechanica, Menselijke Fysiologie" "Een van de huidige knelpunten op het gebied van robotica met het doel de menselijke beweging te ondersteunen, is de effectiviteit van exoskeletale apparaten. De afdeling MFYS is gespecialiseerd in het beoordelen van psychofysiologische metingen tijdens rust en beweging, die kunnen helpen om de effectiviteit van robot-geassisteerde menselijke beweging te bepalen. In het verleden resulteerde dit in baanbrekend werk met betrekking tot hersenbeelden tijdens lopen met een robot. Onlangs heeft het onderzoek van de afdeling zich toegespitst op het meten van elektro-elektrische activiteit van de hersenen met behulp van elektro-encefalografie (EEG). Dit is relevant voor het gebied van robotica, omdat een van de hoofddoelen is om de besturing van robotonderdelen met brain-computer interfaces (met behulp van EEG) mogelijk te maken." "Paard-specifieke beeldvormingstechnieken op basis van echocardiografie die minimaal-invasieve intracardiale procedures mogelijk maken" "Gunther van Loon" "Vakgroep Morfologie, Vakgroep Inwendige Ziekten Grote Huisdieren" "Diagnose en behandeling van hartaandoeningen bij mensen gebeurt meestal met minimaal invasieve intracardiale procedures. Bij paarden zijn deze katheterisatieprocedures amper ontwikkeld, voornamelijk omdat humane beeldvormingstechnieken (fluoroscopie, CT-scan) niet toepasbaar zijn bij dergelijk grote dieren. Dit onderzoeksproject ontwikkelt nieuwe, efficiënte hartkatheterisatietechnieken onder echocardiografische begeleiding voor diagnose en behandeling van hartaandoeningen bij paarden." "Hersenstimulatie in het ""licht"" tijdperk: Controleren en aansturen van corticale cellulaire elektrofysiologie voor toekomstige slimme neuroprothesen gebruikmakend van Optogenetica." "Moleculaire, Cellulaire en Netwerk Exciteerbaarheid (MCNE), Theoretische neurobiologie en neuroengineering" "De hersenen leren door de synaptische contacten tussen neuronen aan te passen. Op de schaal van neuraal netwerken, wordt hun 'toestand' dus vertegenwoordigd door een connectiviteitsprofiel. Elektrische neuronale activiteit kan dit profiel beïnvloeden door veranderingen te induceren in het aantal en de sterke van de synapsen, collectief gekend als activiteits-afhankelijke synaptische plasticiteit. Op hun beurt, beïnvloedt de bedrading van een netwerk de activiteit die het kan vertonen. De wisselwerking tussen activiteit en connectiviteit resulteert in een evenwicht, dat vatbaar is voor verstoringen door nieuwe externe inputs in het netwerk. Met dit project wil ik verkennen hoe de toestand van een netwerk, gecultiveerd op micro-electrode arrays, kan aangepast en gecontroleerd worden door stimulatie. Deze stimulatie zal voorzien worden via lichtgevoelige ionenkanalen, genetisch bezorgd aan bepaalde neuronen, en geactiveerd door ze te belichten. Deze techniek, optogenetica, heeft het voordeel extreem specifiek te stimuleren, zowel in de tijd als in de ruimte, wat zeer fijne manipulatie toelaat. Door in real-time te functioneren, zal de stimulatie ook de dynamische toestand van het netwerk in achting nemen. Het resultaat is een zogenaamde closed-loop: de stimulatie beïnvloedt de neuronale activiteit, welke op zijn beurt toekomstige stimulatie beïnvloedt. Zo een closed-loop aanpak staat centraal in het efficiënt interageren met neuronaal weefsel. Het resultaat van deze studie zal bijdragen tot onze kennis over de eigenschappen van het interfacen van artificiële elektronische toestellen met in vitro hersenpreparaten, zoals in toekomstige hersenprothesen." "Het uiteenrafelen van perifere en corticale processen in het ouderwordende auditieve systeem." "Astrid van Wieringen" "Onderzoeksgroep Experimentele Oto-rino-laryngologie" "Onderzoek rond het uiteenrafelen van perifere en corticale processen in het ouderwordende auditieve systeem." "Onderzoek naar de aard van spasticiteit bij kinderen met cerebrale parese gebaseerd op biomechanische en electrofysiologische metingen" "Kaat Desloovere" "Onderzoeksgroep Neurorevalidatie, Afdeling Productietechnieken, Machinebouw en Automatisering, Vrouw en Kind" "Spasticiteit komt voor bij 85% van de kinderen met cerebrale parese (CP). CP wordt gedefiniëerd als een motorische stoornis die wordt gekenmerkt door snelheidsafhankelijke over-activatie van stretch-reflexen. Wanneer een spier met spasticiteit wordt gestretched, veroorzaakt deze over-activatie een pathologische toename in spieractiviteit die de vloeiende beweging verstoort. Spasticiteit kan pijn veroorzaken, leiden tot secundaire spier- en botafwijkingen, en de normale mobiliteit en het dagdagelijks functioneren beperken. Ter wille van een effectieve behandeling van spasticiteit is het van cruciaal belang dat de diagnostisering accuraat wordt uitgevoerd en voldoende kwantitatieve data verschaft.In de klinische praktijk wordt de ernst van de spasticiteit vaak beoordeeld op basis van de weerstand die wordt gevoeld tijdens het uitvoeren van een passieve stretch van de spier. Een andere mogelijkheid is het bepalen van de gewrichtshoek op het moment dat de beweging verstoord wordt door een snelle passieve spier stretch. Deze beoordelingen hangen echter sterk afvan de subjectieve interpretatie van de verhoogde spieractiviteit ende ervaring van de clinicus. Bovendien kan een verhoogde weerstand ook veroorzaakt worden door niet-neurale mechanische eigenschappen van een spier, zoals spier stijfheid. Huidige klinische testen zijn bijgevolg minder betrouwbaar en laten geen correcte beoordeling van spasticiteit toe.Er is een duidelijke nood aan een objectieve meetmethode van spasticiteit. De onderliggende pathofysiologie van spasticiteit is echterbijzonder complex, waardoor de ontwikkelde meetmethoden niet toepasbaarzijn in een klinische omgeving en niet geschikt zijn voor kinderen. Hetdoel van dit doctoraatsproject was bijgevolg de ontwikkeling van een gestandaardiseerde en klinisch toepasbare meetmethode voor de evaluatie van spasticiteit in kinderen met CP, om aldus meer inzichten te verwerven in de onderliggende kenmerken van spasticiteit.In het eerste deel van dit doctoraat werden de bestaande methoden voor de objectieve meetmethoden voor spasticiteit in kaart gebracht en kritische besproken (Hoofdstuk 1). Hoewel er een veelheid aan ontwikkelde meetmethoden beschreven is in de literatuur, bleek geen enkele methode geschikt voor de evaluatie van spieren met spasticiteit in kinderen met CP. Bovendien waren er geen richtlijnen voor de standaardisatie van de meting of de selectie van geschikte parameters die spasticitiet kunnen kwantificeren. De bestaande literatuur vormde echter een belangrijk kader waarbinnen de nieuwe objectieve meetmethode voor spasticiteit werd ontwikkeld.De ontwikkeling van deze meetmethode vormde de opzet voor deel twee van dit doctoraat (Hoofdstuk 2, 3). Spasticiteit wordt hierbij geëvalueerd door de gelijktijdige meting van elektrofysiologische en biomechanische signalen die ontstaan tijdens het passieve stretchen van een spier aan verschillende snelheden. Op basis van de integratie van deze signalen worden specifieke parameters berekend die een objectieve weergave zijn van de gemeten spasticiteit. Deze meetmethode werd specifiek ontwikkeld voor vier spieren van het onderste lidmaat, maar is ook toepasbaar voor andere spieren. De bruikbaarheid van de meetmethode en de spasticiteits-parametersin kinderen met CP werd in de verschillende studies in Hoofdstuk 2 en 3nagegaan. De resultaten van deze studies toonden aan dat de spasticiteits-parameters betrouwbaar zijn en differentiatie toelaten tussen spierenmet en zonder spasticiteit. Bovendien bleken de parameters voldoende gevoelig om verandering voor en na botuline toxine injecties (BTX) te meten, een predictie van het effect van BTX te maken, en tenslotte om te differentiëren tussen verschillende BTX injectietechnieken.Deze bevindingen bevestigden niet enkel de bruikbaarheid van de geïnstrumenteerdespasticiteitsmeting in een klinische omgeving, maar toonden ook aan datde meetmethode een bijdrage kan leveren in de verdere verfijning en optimalisatie van bestaande behandel protocollen. De resultaten van deel 1 en deel 2 van dit doctoraat creëerden aldus een sterke basis voor verdere exploratie van nieuwe onderzoeksvragen die kunnen bijdragen aan de verdere oppuntstelling van de behandeling van spasticiteit in de klinische praktijk. In het derde deel van dit doctoraatsproject werd dieper ingegaan op de grote variabiliteit in spasticiteit die bestaat binnen de groep van kinderen met CP (Hoofdstuk 4). Hiervoor werd een grote groep kinderen gemeten, en op basis van de resultaten van de geïnstrumenteerde spasticiteitsmeting werden zij onderverdeeld in subgroepen. Elke subgroep werd daarbij gekenmerkt door een specifiek spieractivatie patroonen drempelwaarden voor het uitlokken van de stretch-reflex. De eerste resultaten toonden hier ook aan dat de verschillende spieren van het onderste lidmaat in verschillende subgroepen onderverdeeld werden. De eigenlijke verklaring voor deze onderverdeling is tot heden niet gekend. Vervolgens werd er dieper ingegaan op de rol van spasticiteit versus de rol van niet-neurale mechanische eigenschappen van de spier in het ontstaan van weerstand tijdens de passieve stretch van een spier. In de laatste studie werd de relatie nagegaan tussen spasticiteits-parameters gemeten tijdens passief stretchen van een spier en typische tekens van spasticiteit tijdens het stappen. De resultaten toonden een verband aan tussen beide metingen, maar gaven ook het belang aan van de invloed van andere factoren op het stappatroon van kinderen met CP.In dit doctoraat werdeen betrouwbare, valide en klinische toepasbare meetmethode ontwikkeld voor de objectieve evaluatie van spasticiteit bij kinderen met CP en leverde daarmee een fundamentele bijdrage aan de dagdagelijkse klinische praktijk. De verworven inzichten zijn cruciaal voor de verdere oppuntstelling van de behandeling van spasticiteit, en vormen de basis voor verder onderzoek dat ongetwijfeld zal bijdragen tot een verbeterde zorgverlening voor kinderen met CP."