< Terug naar vorige pagina

Publicatie

A grammar of Fwe : a Bantu language of Zambia and Namibia

Boek - Dissertatie

Deze scriptie bespreekt de grammatica van het Fwe. Het Fwe is een Bantoetaal die gesproken wordt in de Zambezi regio van Namibië (voorheen bekend als Capri-vistrook), en in aangrenzende delen van Zambia, in de zuidwestelijke punt van de Western Province. Met ongeveer 20,000 moedertaalsprekers is het Fwe een kleine taal, maar desondanks niet bedreigd. De gegevens waarop dit onderzoek gebaseerd is heb ik verzameld door middel van veldwerk in zowel Zambia als Namibië. Ik heb vier veldwerkreizen ondernomen van in totaal zeven maanden, en heb gegevens verzameld door middel van elicitatie, maar ook verhalen, gesprekken, en popmuziek. Hoofdstuk 2 beschrijft de contrastieve medeklinkers en klinkers het Fwe gebruikt. Hoofdstuk 3 beschrijft enkele morfofonologische processen in het Fwe, namelijk prenasalisatie, de verschillende manieren waarop aangrenzende klinkers elkaar kunnen beïnvloeden, en klinker- en nasaalharmonie in werkwoordelijke suffixen. Hoofdstuk 4 beschrijft het toonsysteem van het Fwe, en toont aan dat er een binair contrast is tussen hoog en laag, maar dat enkel hoge tonen fonologisch gespecificeerd zijn. Dit hoofdstuk bespreekt de toonregels die actief zijn in het Fwe, en welke toonpatronen voor kunnen komen of naamwoorden en werkwoorden. Zoals kenmerkend is voor Bantoetalen zijn zelfstandig naamwoorden in het Fwe opgedeeld in naamwoordklassen, ook wel geslachten, die gemarkeerd zijn met een prefix op het werkwoord en die congruentie op andere woordsoorten bepalen. Fwe heeft 19 naamwoordklassen, die besproken worden in hoofdstuk 5. Naamwoordklassen hebben ook een derivationeel gebruik, bijvoorbeeld voor het uitdrukken van verkleining en vergroting. In hoofdstuk 6 worden processen besproken die zelfstandig naamwoorden creëren: deverbale suffixen, een nominaal diminutief suffix, samenstelling en geredupliceerde woorden. Hoofdstuk 7 bespreekt overige elementen die voor kunnen komen in het naam-woordelijk gezegde. Het Fwe heeft een gesloten klasse van bijvoeglijk naamwoorden, die veel overeenkomsten vertonen met zelfstandig naamwoorden maar ook enkele verschillen. Het Fwe heeft vier paradigmata van aanwijzend voornaamwoorden, die onderscheiden worden door de relatieve afstand tussen het object waar ze naar verwijzen en de spreker en de luisteraar, hoewel ze ook voor niet-situationele (niet-fysieke) doeleinden gebruikt worden, bijvoorbeeld anaforisch. Het Fwe maakt ook gebruik van zogenaamde ‘quantifiers’, woorden die noties zoals ‘veel’, ‘alle’, en ‘sommige’ uitdrukken. Bezittelijke voornaamwoorden in het Fwe kunnen vrije woorden zijn of suffixen; in het eerste geval volgt het voornaamwoord op het naamwoord dat het beschrijft. Om twee zelfstandig naamwoorden met elkaar te verbinden gebruikt het Fwe een connectiefcliticum, dat onder andere relaties van bezit, associatie, of kwalificatie uitdrukt, of een comitatiefcliticum, dat globaal overeenkomt met de vertaling ‘en’, of ‘met’. Nominale predicatie wordt uitgedrukt door middel van een copulatiefprefix, dat in twee vormen bestaat, die onderscheiden worden door de notie van bepaaldheid. Tot slot heeft het Fwe appositieven, die uitdrukken dat een zelfstandig naamwoord gelijk staat met een eerste of tweede persoon (‘ik, jouw moeder’). Vanaf hoofdstuk 8 wordt het werkwoordssysteem van het Fwe besproken. Werk-woorden in het Fwe zijn morfologisch zeer complex, en de noties tijd, aspect, ont-kenning, wijs, onderwerp, lijdend voorwerp, en plaats, worden door middel van werkwoordelijke affixen en clitica uitgedrukt. Hoofdstuk 8 bespreekt het gebruik van werkwoordelijke derivatie in het Fwe. Het Fwe heeft 15 derivationale strategieën, waarvan er 13 bestaan uit een suffix, en twee uit gedeeltelijke of volledige verdubbeling van de werkwoordsstam. Sommige deriavationele strategieën kunnen nog altijd gebruikt worden om nieuwe werkwoorden af te leiden, andere zijn enkel in versteende vorm in bestaande werkwoorden te herkennen. Hoofdstuk 9 bespreekt de markering van onderwerp, lijdend voorwerp, en locatiefbepaling op het werkwoord. Het markeren van onderwerp, door middel van een voorvoegsel, is verplicht. Het markeren van het lijdend voorwerp, ook door middel van een voorvoegsel, is enkel verplicht in afwezigheid van een zelfstandig naamwoord dat als lijdend voorwerp dient. Een locatief cliticum kan enkel gebruikt worden als een nominale plaatsbepaling niet in dezelfde zin gebruikt wordt. Dit cliticum heeft ook niet-locatieve functies, zoals het uitdrukken van een partitief, een beleefd verzoek, of het focussen van aspect in progressieve constructies. Hoofdstuk 10 bespreekt de werkwoordstijden die in het Fwe voorkomen. De interpretatie hiervan wordt sterk beïnvloed door lexicaal aspect, de structuur van de gebeurtenis die door het werkwoord wordt uitgedrukt. Het Fwe heeft een tegenwoordige tijd, die ook toekomende tijd, of een hypothetische gebeurtenis uit kan drukken. Het Fwe heeft vier verleden tijden, die onderscheiden worden door de relatieve afstand tussen de gebeurtenis en het heden, namelijk recent (‘eerder vandaag’) en langer geleden (‘voor vandaag’), en door aspect, namelijk voltooid (de gebeurtenis wordt voorgesteld als een afgerond geheel) en onvoltooid (de interne structuur van de gebeurtenis wordt naar voren gebracht). Het Fwe heeft twee toekomende tijden, die ook worden onderscheiden door een verschil in afstand, namelijk een nabije toekomst (‘later vandaag’) en een verre toekomst (‘na vandaag’). Hoofdstuk 11 bespreekt de vervoeging van werkwoorden voor aspect, de manier waarop de structuur van de gebeurtenis wordt voorgesteld. Het Fwe heeft twee progressive constructies (‘aan het X-en’), namelijk met hulpwerkwoorden of met een constructie van werkwoordsverdubbeling, die naast progressiviteit ook focus uitdrukt. Het Fwe heeft ook twee affixen die een habitualis uitdrukken, een herhaalde, karakteristieke gebeurtenis. Het Fwe heeft een suffix dat een staat uitdrukt (‘hij is getrouwd’, ‘ik ben ziek’), maar dat in gebruik en interpretatie sterk afhangt van het lexicale aspect van het werkwoord. Met een prefix drukt het Fwe een persistief uit (‘nog aan het X-en’). Het Fwe heeft ook een inceptief prefix, dat verschillende gebruiken heeft, namelijk inceptief (‘beginnen te X-en’), proximatief (‘op het punt staan te X-en’), contrastief (‘nu X-en, in tegenstelling tot eerder/elders’), en completief (‘al ge-X’t hebben’). De vervoeging van werkwoorden voor wijs komt aan bod in hoofdstuk 12, namelijk een gebiedende wijs, en een voltooid en onvoltooid aanvoegende wijs. Hoofdstuk 13 bespreekt de vervoeging van werkwoorden voor het uitdrukken van spatiale deixis, namelijk om aan te geven dat een gebeurtenis ergens anders plaats vindt dan de plaats van spreken, of dat een gebeurtenis plaats vindt op meerdere locaties. Hoofdstuk 14 bespreekt de ontkenning van werkwoorden, namelijk door middel van affixen en hulpwerkwoorden, afhankelijk van de werkwoordsvervoeging. Hoofdstuk 15 beschrijft de strategieën die bestaan in het Fwe voor het vormen van bijwoorden. Hoofdstuk 16 gaat in op de syntaxis van het Fwe. De basiswoordvolgorde van het Fwe is onderwerp - werkwoord - lijdend voorwerp, maar woorden kunnen naar het begin van de zin verplaatst worden om als ‘topic’ te fungeren, of naar het einde van de zin om bepaaldheid uit te drukken. Een plaatsbepaling kan naar het begin van de zin worden gehaald om aan te geven dat de informatie die na het werkwoord komt nieuw is. Andere strategieën om informatie als nieuw te markeren zijn cleftconstructies, die bestaan uit een nominaal predicaat en een betrekkelijke bijzin. Betrekkelijke bijzinnen in het Fwe beginnen met een aanwijzend voornaamwoord dat de bijzin inleidt, gevolgd door het werkwoord, dat een afwijkend toonpatroon heeft. Andere soorten bijzinnen worden ook in dit hoofdstuk besproken. Hoofdstuk 17 bespreekt de structuur van het Fwe vanuit het oogpunt van contact, met sprekers van verscheidene Khoisantalen. Deze talen worden gesproken door de oorspronkelijke bewoners van zuidelijk Afrika, en met hun zuidwaartse migratie kwamen Fwe sprekers met hen in contact, wat een aantal Khoisan invloeden in het Fwe heeft opgeleverd. Dit hoofdstuk beschrijft hoe dergelijke invloeden herkend kunnen worden, en bespreekt enkele kenmerken van het Fwe die mogelijk door taalcontact tot stand gekomen zijn.
Aantal pagina's: 1
Jaar van publicatie:2018
Toegankelijkheid:Open