< Terug naar vorige pagina

Project

Zelfverwondend gedrag in de adolescentie: prevalentie, kwetsbaarheden en protectieve factoren in adolscent en omgeving.

Opzettelijk zelfverwondend gedrag (ZVG) refereert naar niet sociaal geaccepteerde, intentionele en directe verwonding van het lichaam zonder suïcidale intentie (Nock & Favazza, 2009). Het risico op ZVG is bijzonder hoog tijdens de adolescentie (Hooley, 2009), met een gemiddelde prevalentie van 18% (Muehlenkamp, Claes, Havertape, & Plener, 2012). Gegeven het verhoogd risico op ZVG tijdens deze periode van ontwikkeling (Nixon & Heath, 2009), kiezen wij ervoor om opzettelijke zelfverwonding te bestuderen in de adolescentie. Het vergaren van kennis omtrent ZVG in de adolescentie, is cruciaal voor het opzetten van preventie- en interventieprogrammas voor jongeren die zichzelf verwonden.


In dit proefschrift bestuderen we de rol van en interactie tussen psychologisch welbevinden en opvoedingsgedrag in relatie tot opzettelijk zelfverwondend gedrag in de adolescentie. Het verband tussen intrapersoonlijke en interpersoonlijke risicofactoren is essentieel voor het begrijpen van de etiologie van ZVG, en is van belang bij de ontwikkeling van preventie en interventie voor ZVG. 

In een eerste onderzoekslijn wordt de prevalentie van ZVG in Vlaanderen onderzocht. In hoofdstuk 2 wordt de prevalentie van ZVG (in vergelijking met suïcidepogingen) onderzocht in een steekproef van schoolgaande Vlaamse jongeren tussen 12 en 18 jaar. De prevalentie van ZVG in Vlaanderen wordt vergeleken met prevalentiecijfers van ZVG in andere Westerse landen. Bovendien worden verschillen onderzocht tussen jongeren die zichzelf verwonden en jongeren die een suïcidepoging hebben ondernomen op vlak van socio-demografische factoren, functionaliteit van gedrag, en ingrijpende levensgebeurtenissen.  


In een tweede onderzoekslijn wordt de rol van intrapersoonlijke risicofactoren in relatie tot ZVG in de adolescentie bestudeerd (Hoofdstuk 2). In een eerste studie in hoofdstuk 3, wordt het verband tussen ZVG en psychologische symptomen (internaliserend en externaliserend) onderzocht. In een tweede studie wordt het verband tussen ZVG en temperament beschreven in een steekproef van adolescenten tussen 14 en 19 jaar. 

Een derde onderzoekslijn onderzoekt het verband tussen ZVG en distale/proximale familiale risicofactoren: het verband tussen ZVG en opvoedingsgedrag, socio-economische status (SES), gezinsstructuur wordt bestudeerd in een niet-klinische steekproef van Vlaamse jongeren (12 jaar) en hun ouders (Hoofdstuk 4). 

In een vierde onderzoekslijn ligt de focus op de interactie tussen intrapersoonlijke (psychologisch welbevinden) en interpersoonlijke (opvoedingsgedrag) risicofactoren in relatie tot ZVG in de adolescentie. Deze onderzoekslijn draagt bij tot de internationale literatuur door meer inzicht te verwerven in de factoren die ZVG beïnvloeden. 

In hoofdstuk 6 wordt een overzicht van resultaten en discussie van sterke kanten en beperkingen van dit proefschrift beschreven, alsook perspectieven voor toekomstig onderzoek en de klinische praktijk.

Datum:1 nov 2008 →  29 aug 2013
Trefwoorden:Nonsuicidal self-injury
Disciplines:Biologische en fysiologische psychologie, Algemene psychologie, Andere psychologie en cognitieve wetenschappen
Project type:PhD project