< Terug naar vorige pagina

Project

Vorm geven aan maatschappelijk engagement. Architectuur denken in de jaren '70 en '80.

De overkoepelende vraag van deze dissertatie, alsook die van mijn collega Elke Couchez, betreft de beginjaren van architectuurtheorie in Vlaanderen. Welke factoren zorgden ervoor dat architectuurtheorie is kunnen uitgroeien tot een zelfbewuste en erkende discipline in de jaren ’80 en ’90?

Om deze vraag te kunnen stellen, wordt het begrip ‘architectuurtheorie’ verruimd tot ‘architectuurintellectualiteit’, of simpelweg ‘het denken over architectuur’. Dit slaat op een heel uiteenlopend veld, dat vele stemmen bevat, in een veelheid aan omgevingen waar er ‘gedacht’ wordt over architectuur. Terwijl Elke Couchez’ dissertatie focust op de pedagogische context, focust deze dissertatie op 4 contexten waar maatschappelijk geëngageerde protagonisten, om uiteenlopende redenen, trachtten vorm te geven aan hun engagement in hun denken over architectuur. Hoe denk je architectuur als een uiting van maatschappelijk engagement?

Een sleutelgegeven in deze studie is de jaren ’70 te beschouwen als een decennium waar architectuur voorgoed haar eerdere, onwrikbare geloof in modernistische principes verloor en meer dan ooit op zoek was naar haar eigen begrippenkader. Voor velen was ‘het maatschappelijke’ de wijdverspreide toetssteen van deze zoektocht. In het zoeken naar hun maatschappelijk engagement op één of andere manier vorm te geven in hun denken over architectuur, waren de jaren ’70 niet enkel jaren van ‘intellectuele malaise’, maar ook, positief beschouwd, een incubatieperiode die mee heeft vormgegeven aan een ontluikende architectuurcultuur in de daaropvolgende decennia. In deze veelheid aan ‘figuren’ van kennis, worden 4 cases uitgewerkt en in hun historische context geplaatst, waarbij elk van hen, op zichzelf genomen, een oprechte vorm van denken impliceert, ten dienste gesteld aan de maatschappij.

Case 1: De Brusselse Archives d’Architecture Moderne en hun socialistische claim.
Met Maurice Culot als spilfiguur, komen socialistische idealen, een historicistische vormentaal, stadsactivisme, en internationale netwerken, tesamen in een bewuste en veelzijdige publicatiestrategie.

Case 2: Socioloog-urbanist Sieg Vlaemincks pleidooi voor woonecologie.
Sociologische argumenten, een opkomend milieubewustzijn, participatie-idealen, en de naweeën van de secularisering, komen tesamen in een reeks korte boekbesprekingen in een Vlaamse krant.

Case 3: Het Leuvense Post Graduate Centre Human Settlements en het belang van vorm.
Met Han Verchure en André Loeckx als sleutelfiguren, komen een ontluikende academische wereld, een wereldverbredende impuls in de blik naar het zuiden in de ontwikkelingscontext, poststructuralistische theorie, en het verdedigen van de socio-ruimtelijke aspecten van vorm, tesamen in een door de VN gemandateerd trainingsprogramma ‘Housing in Development’.

Case 4: bOb Van Reeth & Geert Bekaerts postulaat van het werkelijke.
Met Van Reeth, Bekaert en Mil De Kooning als sleutelfiguren, komen architectuurkritiek en de figuur van de criticus, de autonomie van architectuur, een diepgaande reflectie op de werkelijkheid, en een ongemak ten opzichte van taal, tesamen in Bekaerts intellectuele energie geïnvesteerd in Van Reeth’s gebouwd oeuvre.

In plaats van te vertrekken vanuit vandaag algemeen aanvaarde paradigma’s om de geschiedenis van architectuurtheorie te bespreken, zoals fenomenologie en kritische theorie, legt deze dissertatie de nadruk op de specifieke historische en culturele factoren die cruciaal waren in het totstandkomen van architectuurtheorie zoals we die vandaag kennen. Hoewel het zich afspeelt in België en Vlaanderen, zijn vele van deze factoren evenzeer te herkennen in andere westerse Europese landen.

Datum:30 jun 2014 →  8 nov 2019
Trefwoorden:architecture theory
Disciplines:Ingenieurswetenschappen in de architectuur, Architectuur, Interieurarchitectuur, Architecturaal design, Kunststudies en -wetenschappen
Project type:PhD project