< Terug naar vorige pagina

Project

Variaties van receptie. De axiomatische presentatiemethode van Proclus en een aantal mijlpalen in de latere receptie ervan

 

Dit proefschrift maakt deel uit van een onderzoeksproject naar Proclus’ mos geometricus (Elementatio theologica (ET) en Elementatio physica (EP)). Het heeft tot doel de achtergrond, de basiskenmerken en bepaalde sleutelmomenten van de receptie van Proclus’ axiomatische methode (grotendeels, maar niet uitsluitend) in de ET te onderzoeken. Het eerste deel onderzoekt de Epicureïsche en Procliaanse opvatting van elementatio. Via een analyse van de Brief aan Herodotus wijst het eerste hoofdstuk op de Epicureïsche behandeling van preconcepties als axioma’s en op hun impliciete gebruik in individuele demonstraties. Het tweede hoofdstuk reconstrueert de Procliaanse theorie van elementatio (in de Euclides commentaar) in termen van doel, middelen, efficiënte oorzaak enz. Het betwist de wijd verbreide vertaling van de term “στοιχείωσις” als ‘Elements’ en werpt licht op de strategische rol en taken van de elementator.

Het tweede deel richt zich uitsluitend op Proclus’ praktijk van elementatio. Het derde hoofdstuk bespreekt een aantal argumentatieve strategieën in de ET en brengt argumentatieve parallellen met de EP aan het licht. Het betoogt verder dat Proclus’ begrip van schijnbaar ‘nutteloze stellingen’, dat geëxpliciteerd wordt in zijn Euclides commentaar, is aangewend in zowel de ET als in de EP , en dat het ons in staat stelt om zijn visie op het verband tussen natuurkunde en metafysica beter te vatten. Het vierde hoofdstuk is geheel gewijd aan de ET. Het bespreekt waarom Proclus nalaat een aparte lijst met eerste principes te geven en suggereert dat een impliciete axiomaticiteit het hele werk doordringt, aangezien Proclus herhaaldelijk vertrekt van onbetwiste aannames die een axiomatische status hebben.

Het derde deel richt zich (selectief) op de receptie van Proclus’ ET, vooral met betrekking tot de dialectische methode en de argumentatieve structuur. Het vijfde hoofdstuk bestudeert de weerlegging van de ET door de Byzantijnse bisschop Nicolaas van Methone (12e eeuw). Het reconstrueert zijn afwijzing van de methode van Proclus en stelt een lezing voor van zijn Weerlegging als een christelijke contra-Elementatio. Het zesde hoofdstuk bestudeert de christelijke toe-eigening van de ET door Berthold van Moosburg (14e eeuw). In dit hoofdstuk beargumenteer ik dat Berthold geen recht doet aan Proclus’ behandeling van discursief redeneren, aangezien dit laatste uiteindelijk ondergeschikt is aan een cognitief vermogen (het unum animae) waarvan de activering afhangt van goddelijke genade. Ten slotte laat het zevende hoofdstuk zien hoe het magnum opus van Marsilio Ficino (15e eeuw), de Platoonse theologie, gebruik maakt van de argumentatieve structuur en de dialectische opgang van de ET.

Een eerste conclusie is dat Epicurus en Proclus belangrijke argumentatieve parallellen delen. Hoewel Proclus Epicurus in dit opzicht nooit bespreekt, is de axiomatische elementatio van Epicurus een belangrijke voorloper van Proclus’ praktijk, naast Aristoteles (Physica VI, VIII) en Euclides (Elementa). De tweede conclusie, onderbouwd in het derde deel van het proefschrift, is dat de argumentatieve structuur en methode van de ET niet alleen levendige reacties van middeleeuwse auteurs heeft opgeroepen, maar ook heeft bijgedragen aan de heropleving van het platonisme in de Renaissance.

Datum:30 sep 2019 →  20 sep 2023
Trefwoorden:ancient philosophy, Proclus
Disciplines:Geschiedenis van de filosofie
Project type:PhD project