< Terug naar vorige pagina

Project

Arbeidsmarkten en rurale ontwikkeling: Perspectieven op gender, migratie en degelijk werk

In de afgelopen decennia zijn de arbeidsmarkten op het platteland van lage- en middeninkomenslanden enorm veranderd. Werkgelegenheid buiten de boerderij vormt een aanzienlijk en groeiend deel van het huishoudinkomen. Vooral loonarbeid binnen de agrovoedingssector speelt hierin een belangrijke rol. In dit proefschrift onderzoek ik in welke mate de werkgelegenheid binnen het agrovoedingssysteem bijdraagt aan plattelandsontwikkeling. Meer bepaald onderzoek ik in welke mate de ontwikkeling van de agrovoedingssector een effect heeft op jobkwaliteit, inclusiviteit van kwetsbare werknemers, en migratie. Ik focus op twee specifieke gevalstudies, namelijk de tuinbouwsector van Senegal en Peru. In beide landen is de agrovoedingssector de afgelopen twee decennia sterke gegroeid, en deze groei heeft bijgedragen aan substantiële rurale arbeidsmarkten ontwikkelingen.

In het tweede hoofdstuk onderzoek ik wie er tewerkgesteld is in de agro-industriële tuinbouwbedrijven in Senegal, en wat de job kwaliteit is in deze sector. Ik vergelijk de jobkwaliteit tussen mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, migranten en lokale werknemers, en agro-industrieën en kleinschalige boeren. Ik doe dit met behulp van primaire onderzoeksgegevens, regressies en een decompositieanalyse. Om de job kwaliteit te bepalen kijk ik naar het loon van de werknemers, en bereken ik een jobkwaliteit-index die meerdere dimensies van een job omvat. Ik toon aan dat agro-industriële bedrijven veel kwetsbare groepen, zoals vrouwen, jongeren en migranten, tewerkstellen, en betere jobs aanbieden dan de kleinschalige boerderijen. Anderzijds vind ik wel dat vrouwen, jongeren, en migranten in de agro-industriële bedrijven een lagere job kwaliteit hebben dan mannen, ouderen, en lokale werknemers.

In het derde hoofdstuk onderzoek ik het verband tussen de gender ongelijkheid, jobkwaliteit en job tevredenheid. Ik maak hiervoor opnieuw gebruik van primaire onderzoeksgegevens van de tuinbouwsector van Senegal, en gebruik een mediatie-analyse om directe en indirecte verbanden tussen gender en job tevredenheid te ontrafelen. Ik vind een positief verband tussen job kwaliteit en job tevredenheid. Paradoxaal genoeg vind ik ook dat vrouwen meer tevreden zijn met hun job dan mannen, ondanks hun lagere job kwaliteit. Desondanks toon ik aan dat de gender ongelijkheid de job tevredenheid van vrouwen negatief beïnvloedt, en dat het wegwerken van deze ongelijkheid een positief effect kan hebben op het mentaal welzijn van vrouwen.

In het vierde hoofdstuk ga ik na wat de drijfveren zijn van degelijk en gelijk werk in de agrovoedingssector. Ik focus op verschillende groepen werknemers van de tuinbouw-sector in Peru, en bestudeer, net zoals in hoofdstuk 2, job kwaliteit aan de hand van het loon en een jobkwaliteit-index. Ik gebruik een regressieanalyse om de potentiële impact van verschillende mechanismen op degelijk werk te bestuderen, en een decompositie analysis om de impact op gelijk werk te bestuderen. Net zoals in Senegal vind ik dat vrouwen en migrant arbeiders een lagere job kwaliteit hebben dan mannen en lokale werknemers. Ik vind dat werknemers die op het veld werken een lager loon maar betere werkcondities krijgen dan werknemers die in de fabrieken werken (waar de groenten en fruit bv. verpakt en gesorteerd worden). Tot slot vind ik dat voornamelijk het formaliseren van werk een belangrijke drijfveer is voor degelijk werk alsook voor meer gelijk werk.  

In het vijfde hoofdstuk onderzoek ik de welvaartseffecten van arbeidsmigratie naar de agrovoedselsector, en rurale gebieden in het algemeen. Meer specifiek, voor verschillende inkomensgroepen en verschillende regio’s van Peru, bestudeer ik of de welvaarsimpact van tijdelijke arbeidsmigratie varieert per geografische en sectorale bestemming. Ik gebruik hiervoor paneldata, en een combinatie van verschillende econometrische technieken. Ik vind dat voor elke bestemming de welvaartswinst positief is, en dat deze hoger is voor armere huishoudens. Tijdelijke arbeidsmigratie naar de niet-agrarische voedingssector resulteert in lagere welvaartseffecten dan migratie naar de landbouwsector of naar de niet-agrovoedingssector. Daarentegen vind ik geen verschillen tussen migratie naar rurale, peri-urbane of urbane bestemmingen. Ik concludeer daarom dat, mits een aantal verschillen, arbeidsmobiliteit naar elke bestemming potentieel heeft om welvaart van rurale huishoudens te verhogen, en benadruk dat migratie en tewerkstelling in landbouwsector en rurale gebieden net zo belangrijk zijn als migratie meer stedelijke en industriële gebieden.

Tot slot concludeer ik dat de agrovoedingssector een belangrijke bron van tewerkstelling kan zijn voor kwetsbare groepen zoals vrouwen, jongeren en migranten in lage- en middeninkomenslanden, en kan bijdragen aan een hogere welvaart in de herkomstregio’s van de migranten. Bovendien kan de toenemende agro-industrialisatie bijdragen aan meer degelijke jobs in rurale gebieden. Desondanks tonen mijn resultaten aan dat er voldoende aandacht moet geschonken worden aan eventuele verschillen tussen loon en niet loon gerelateerde werkcondities, en aan de lagere job kwaliteit van kwetsbare werknemers. Degelijk werk en gelijk werk zijn belangrijk voor het mentaal welzijn van werknemers, en dit kan, onder andere, door het formaliseren van de tewerkstelling in de sector bevordert worden. 

Datum:15 mei 2018 →  12 dec 2022
Trefwoorden:Value chains
Disciplines:Landbouw, land- en landbouwbedrijfsbeheer, Toegepaste economie, Economische ontwikkeling, innovatie, technologische verandering en groei
Project type:PhD project