< Terug naar vorige pagina

Project

Transitiviteitsopposities in een diachroon-typologisch perspectief: Labiele werkwoorden in de geschiedenis van de Indo-Europese talen

Veel taalkundigen zijn ervan overtuigd dat de taal van onze Indo-Europese voorouders een groot aantal werkwoorden bezat die zowel in onovergankelijke als overgankelijke constructies verschijnen zonder formele verandering in het werkwoord, zoals in het Engels "The door opened" (De deur ging open) ~ "John opened the door" (Jan opende de deur) of in het Nederlands "De sleutel draait in het slot" ~ "Jan draait de sleutel in het slot". Dergelijke werkwoorden worden 'labiel' genoemd. Opmerkelijkerwijs vereisen veel andere talen van de Indo-Europese familie (b.v. Armeens, Hindi, Litouws of Russisch) juist wel andere vormen in verschillende contexten. Deze talen hebben met andere woorden geen of zeer weinig labiele werkwoorden. Taalkundigen en Indo-Europeanisten hebben zich meer dan honderd jaar het hoofd gebroken over zoveel variatie in dezelfde taalfamilie. Ofschoon het verschijnsel van labiliteit welbekend is uit grammaticale studies, blijft de oorsprong en evolutie ervan onduidelijk. Het onderzoeksproject concentreert zich op de evolutie van labiele werkwoorden in verschillende Indo-Europese taalfamilies (Indo-Arisch, Iraans, Grieks, Italisch, Romaanse, Germaans, Slavisch).

Datum:1 jan 2021 →  Heden
Trefwoorden:labiele werkwoorden, transitiviteit, Indo-Europees, historische taalkunde, typologie
Disciplines:Historische linguïstiek, Diachrone linguïstiek, Corpuslinguïstiek, Grammatica, Linguïstische typologie