< Terug naar vorige pagina

Project

Thomas van Aquino's commentar op de Metafysica, boek XII van Aristoteles. Een historische en leerstellige studie van de tekst.

In het hoofdstuk “De definitie van verandering” (2) zal ik ingaan op Aquinas’ ideeën over verandering. Ik beweer dat Aquinas in zijn uiteenzetting zowel de spirituele als materiële veranderingen beschrijft. Om deze reden is de hylomorfistische theorie van verandering in de zin van het overgaan van vormloze materie naar materie met vorm niet in staat om alle veranderingen te beschrijven. In tegenspraak met Brower (2014) stel ik voor dat Aquinas het overgaan van potentialiteit naar actualiteit als model prefereert. Bovendien beweer ik dat ‘verandering’ identiek is aan de tweede potentialiteit/eerste actualiteit van een proces dat bestaat uit drie stappen, een eerste potentialiteit, een tweede potentialiteit (of eerste actualiteit), en een tweede actualiteit.

In het hoofdstuk getiteld “Aquinas, Presentisme, en Adverbialisme” (3) analyseer ik de semantiek van de proposities die veranderingsprocessen beschrijven. Ik zal betogen dat Aquinas de visie onderschreef dat beweringen uit de verleden en toekomstige tijd waarheidswaarde kunnen hebben.

Hoofdstuk vier (“Aristoteles en Aquinas over het principe van volheid”) is gewijd aan het zogenaamde principe van overvloed/volheid, dat is, de these dat alle mogelijkheden op een bepaald punt in de toekomst gerealiseerd zullen worden. Er wordt aangenomen dat Aquinas dit principe onderschreef, terwijl dit voor Aristoteles’ teksten veel meer betwist wordt. In dit hoofdstuk zal ik een nieuwe interpretatie bieden volgens welke Aristoteles een beperkte versie van het principe van overvloed/volheid accepteerde, maar Aquinas het principe in al zijn formuleringen afwees.

In hoofdstuk vijf “Aquinas over toekomstige contingenten” ga ik in op Aquinas’ theorie van toekomstige contingente gebeurtenissen. In dit hoofdstuk zal ik twee stellingen verdedigen. De eerste is dat in Aquinas’ theorie toekomstige gebeurtenissen niet bestaan volgens de “eigenlijke” zin van bestaan. De tweede heeft betrekking op de logica van toekomstige contingenten. Ik stel dat Aquinas’ argument logisch juist is, maar veronderstelt dat de zogenaamde K-formule geen tautologie is in Aquinas’ modale systeem.

In hoofdstuk zes behandel ik Aquinas’ definitie van tijd. Ik stel dat Aquinas’ definitie niet circulair is en dat tijd in zowel definitie als in essendo onderscheiden dient te worden van verandering. Mijn conclusie zal zijn dat tijd een extra-mentaal bestaan heeft.

Datum:8 sep 2011 →  30 sep 2016
Trefwoorden:Theory of substance, Medieval philosophy, Aquinas, Metaphysics, Aristotle
Disciplines:Theorie en methodologie in de filosofie
Project type:PhD project