< Terug naar vorige pagina

Project

Taalbeleid of talenbeleid? De lange weg naar het valoriseren van meertaligheid in het Vlaamse basisonderwijs

Onderwijsvernieuwing is alomtegenwoordig. Scholen en leerkrachten worden geconfronteerd met nieuwe vormen van beleid en projecten die tot doel hebben om de lat hoog te leggen en de kloof te dichten tussen laag en hoog presteerders. Hoe worden die onderwijsvernieuwingen geïnterpreteerd en vertaald naar lokale schoolcontexten, door diverse stakeholders? Deze vraag staat centraal in dit onderzoek. Aanleiding tot het onderzoek was het onderwijsvernieuwend project Validiv (Valoriseren van Linguïstische Diversiteit). Dit project moedigde Vlaamse basisscholen aan om talige diversiteit als een kans te zien om, o.a. de prestatiekloof te dichten tussen leerlingen met moedertaal Nederlands en leerlingen met andere moedertalen, en het meertalig bewustzijn en welbevinden te verhogen van alle leerlingen. Daarnaast wou Validiv scholen ondersteunen in het implementeren van een effectief talenbeleid en in het ontwikkelen van leerkrachtencompetenties om meertaligheid als didactisch kapitaal te benutten.

De vraag die centraal staat binnen dit onderzoek is wat er gebeurt wanneer “enkel Nederlands” scholen worden aangemoedigd om een “enkel Nederlands” beleid om te vormen tot een meertalig talenbeleid. Deze centrale vraag wordt benaderd vanuit twee onderzoekstradities, nl. taalbeleidsonderzoek en onderwijsvernieuwingsonderzoek. Voorgaand onderwijsonderzoek binnen deze tradities wijst op het belang van interpretatie en onderhandeling bij het vormgeven aan talenbeleid op school en bij het implementeren van onderwijsvernieuwingen. Ten eerste speelt interpretatie een rol, waarbij verschillende mensen (bv. leerkrachten, leerlingen, ouders, directieleden, schoolbegeleiders) in diverse contexten betekenis toekennen aan een beleid en aan een onderwijsvernieuwing. Ten tweede vinden er onderhandelingen plaats over wie het beleid mag uitstippelen en dus mag bepalen wat goed onderwijs is en wat niet, en welke middelen geschikt zijn om onderwijsdoelen te bereiken.

Gezien de rol van interpretatieve onderhandelingsprocessen binnen beleidsvorming en onderwijsvernieuwing, gaat dit doctoraatsonderzoek na welke interpretaties en onderhandelingen rond meertaligheid en talenbeleid – twee centrale concepten van het Validiv project – aanwezig zijn op scholen. De mate waarin scholen een meertalig beleid aannemen, wordt beïnvloed door voorgaande ervaringen, attitudes en opvattingen over meertaligheid. Daartoe brengt Studie 1 deze processen van betekenisgeving in kaart. Een tweede factor die de implementatie van het project kan beïnvloeden is het talenbeleid op school bij de start van het Validiv project. Dit talenbeleid en de plaats die meertaligheid daarin krijgt, vormt de focus van Studie 2. Studie 3 gaat na wat de relatie is tussen de leerlingenpopulatie van de school en tolerantie ten opzichte van meertaligheid. Studies 1, 2 en 3 brengen zo de betekenisgeving van meertaligheid en talenbeleid in kaart voorafgaand aan het Validiv project. Deze studies geven m.a.w. weer in welke context of beginsituatie Validiv terechtkomt. Studie 4, daarentegen, vertrekt vanuit een longitudinaal, dynamisch perspectief waarbij interpretatieve onderhandelingsprocessen gedurende twee schooljaren worden geanalyseerd. Studie 4 bevat een exploratieve case study naar deze processen die de beslissingen sturen van schoolteamleden tijdens de implementatie van Validiv. Daarbij gaat de focus naar het “realiseren van voice”; hoe proberen verschillende mensen hun stempel te drukken op de implementatie van Validiv?, hoe interpreteren ze het project en overtuigen ze anderen van hun interpretatie?

Dit onderzoek maakt gebruik van zowel kwalitatieve onderzoeksmethoden (studies 1 en 2) als mixed method aanpakken (studies 3 en 4). De kwalitatieve studies zijn gebaseerd op verschillende types data verzameld in negen basisscholen uit de Limburgse mijngemeenten met een meertalige leerlingenpopulatie, o.a. beleidsdocumenten, veldnotities, audio-opnames van Validiv overlegmomenten, interviews met leerkrachten, taalcoaches, zorgcoördinatoren en directeurs. Voor de kwantitatieve benaderingen werd ook gebruikgemaakt van vragenlijsten afgenomen in 67 basisscholen in Gent, Brussel en de Limburgse mijngemeenten.

De resultaten van studies 1 en 2 tonen dat zowel meertaligheid als talenbeleid gelaagde concepten zijn waarbij verschillende interpretaties naast en door elkaar bestaan, zelfs binnen één en dezelfde persoon. Schoolteamleden interpreteren en negotiëren de betekenis die ze toekennen aan meertaligheid en talenbeleid, waarbij ze hun interpretaties flexibel aanpassen aan de situatie, plaats, taal, taalfunctie en taalgebruiker waarmee ze te maken hebben. Dit leidt binnen één en hetzelfde individu tot inconsistenties en zelfs tegenstrijdigheden in percepties, en in een de facto taalbeleid dat kan verschillen van het officieel gecommuniceerde taalbeleid van de school. Positieve en negatieve interpretaties van meertaligheid en zowel eentalige als meertalige vormen van taalbeleid zijn aanwezig op de deelnemende scholen. Toch zijn negatieve percepties en een “enkel Nederlands” beleid de norm. De plaats van meertaligheid binnen het talenbeleid van scholen is zeer beperkt, vaak puur formeel en niet-functioneel. Studie 3 toont dan weer dat de plaats van meertaligheid wel ten dele wordt bepaald door en afhankelijk is van de linguïstische samenstelling van de leerlingenpopulatie. De hoogste tolerantieniveaus voor meertaligheid zijn te vinden in scholen waar het leerlingenpubliek gemengd is (grote proportie meertalige leerlingen met een hoge linguïstische diversiteit). Lagere tolerantieniveaus werden geregistreerd in scholen met een lage linguïstische diversiteit, en dit zowel in combinatie met een groot (“minority dominant”) als een klein (“majority dominant”) aandeel meertalige leerlingen. Studie 3 attesteert dus situaties waarin meertaligheid wordt getolereerd, en dit zowel vanuit positieve als negatieve motivaties.

Studie 4, ten slotte, volgt het implementatieparcours in één enkele school vanuit een longitudinaal, dynamisch perspectief. De studie legt interpretatieve onderhandelingsprocessen bloot waarbij verschillende betrokkenen proberen hun stempel te drukken op de implementatie van Validiv. Doorheen de implementatie is er een voortdurende herinterpretatie van het project, waarbij diverse stakeholders het project proberen vorm te geven vanuit de verschillende organisatorische, persoonlijke en socio-professionele belangen die spelen. Stakeholders proberen de legitimiteit van het project en van hun interpretaties te verhogen om zo collega’s aan te zetten actief aan het project mee te werken. Om de legitimiteit te verhogen wordt vooral verwezen naar externe instanties (bv. officiële leerplannen, onderwijsinspectie, beleidsnota van de minister van onderwijs), eerder dan naar de mogelijke intrinsieke meerwaarde van Validiv voor de school en haar leerlingen. Door veranderingen in sociale posities van kernteamleden, veranderen ook de communicatiestijl en interpretaties van het project. De veranderingen gaan van direct, dwingend taalgebruik naar communicatie die meer openstaat voor de inbreng van anderen. Nieuwe interpretaties en implementatiestrategieën worden geïntroduceerd of vinden meer weerklank, waarbij strategieën gericht op het beleid en minder op de klasvloer de bovenhand krijgen. Daarmee toont de casus dat implementatieprocessen van onderwijsvernieuwende projecten onderhevig zijn aan herinterpretaties, waarbij verschillende belangen van verschillende stakeholders meespelen. Een nieuw beleid wordt niet zomaar geïmplementeerd, maar krijgt een eigen leven in een specifieke context.

De vier studies leveren een aantal belangrijke inzichten op voor de praktijk van implementaties van onderwijsvernieuwingen. Ten eerste blijken brugfiguren cruciaal te zijn om tot geïntegreerde implementatiestrategieën te komen, en om de brug te slaan tussen een kernteam en het leerkrachtenteam van een school. Ten tweede toont dit onderzoek het belang aan van vaardig interpreteren en onderhalen in discussies over onderwijsvernieuwingen en mogelijke implementatiestrategieën. Daarbij is het bij een onderwijsvernieuwing als Validiv cruciaal om een diepgaand inzicht te krijgen in hoe verschillende betrokkenen betekenis geven aan concepten als meertaligheid en talenbeleid, en hoe die betekenissen veranderen naargelang de context, taalgebruikers, talen, taalfuncties en situaties. Het onderzoek toont hoe processen van interpretatie en onderhandeling de uiteindelijke implementatiepraktijken bepalen. Hierin ligt ook de maatschappelijke waarde van dit onderzoek: een duidelijk inzicht in deze processen helpt onderwijsvernieuwers en pedagogische begeleiders van scholen om implementatie van vernieuwingen te begeleiden en te sturen. Dit inzicht kan leiden tot een efficiëntere aanwending van overheidsmiddelen die geïnvesteerd worden in allerlei onderwijsprojecten waarvan de implementatie meer of minder succesvol kan verlopen.

Datum:1 okt 2011 →  1 jun 2022
Trefwoorden:language policy, multilingualism, educational innovation
Disciplines:Linguïstiek, Theorie en methodologie van de linguïstiek, Andere linguïstiek en literatuurwetenschappen
Project type:PhD project