< Terug naar vorige pagina

Project

Succesvolle uitbouw van de teelt van bataat in Vlaanderen

De hoofddoelstelling van dit project is het succesvol uitbouwen van de teelt van bataat in Vlaanderen, zowel op teelttechnisch als economisch vlak, om te komen tot een geschikt product zowel voor afzet via verse markt als voor de verwerkende industrie.   De interesse in de teelt en consumptie van bataat zit in de lift, maar de nodige know how ontbreekt om reeds op grote schaal te kunnen produceren. De hoofddoelstelling van dit project is het succesvol uitbouwen van de teelt van bataat in Vlaanderen, zowel op teelttechnisch als economisch vlak, om te komen tot een geschikt product zowel voor afzet via verse markt als voor de verwerkende industrie. Deze doelstelling wil de projectgroep bereiken door het volledige productieproces in kaart te brengen.   De voornaamste veranderingen die de projectgroep met dit project wil bereiken binnen de sector zijn:  - Ontwikkelen van de specifieke teelttechniek voor de teelt van bataat in Vlaanderen en de introductie van deze nieuwe teelt op akkerbouw- en tuinbouwbedrijven. Dit omvat o.a. het zoeken naar optimale rassen, de juiste teelttechniek en de mechanisatie om dit op een efficiënte en betaalbare manier te laten verlopen.   - Ontwikkeling en evaluatie van een methode voor opkweek van kwalitatief, betaalbaar plantmateriaal van bataat en de toename van het aanbod aan plantmateriaal.  - Voldoende aanbod van kwalitatieve bataat en bewustwording van het belang van lokaal geproduceerde, duurzame voeding met als gevolg een stijging van het aanbod aan bataat van Vlaamse bodem op de verse markt en in de verwerkende industrie.    Hoewel reeds veel gekend is over deze teelt in de huidige productielanden, is het cruciaal dat deze informatie aangepast wordt aan de Vlaamse klimatologische en bodemkundige omstandigheden en vertaald wordt naar de sector. De doelgroep binnen de primaire sector is erg ruim, zowel voor tuinbouwbedrijven als akkerbouwers kan deze innovatie een meerwaarde betekenen op het bedrijf. De huidige importcijfers (van ruim 5000 ton bataat voor menselijke consumptie) geven aan dat er op dit moment reeds een potentiele afzetmarkt is in België voor een kleine 200 ha bataat. De stijgende importcijfers van de laatste jaren doen echter vermoeden dat het potentieel de komende jaren nog zal toenemen. Gerekend met een gemiddelde productie van 2 ha per teler, biedt de teelt van bataat in Vlaanderen op dit moment reeds mogelijkheden voor 100 Vlaamse bedrijven.  De ondergeschikte doelstellingen die het behalen van de hoofddoelstelling moeten garanderen zijn: optimalisatie van de teelttechniek, mechanisatie, productie van kwalitatief plantmateriaal, optimalisatie van de bewaring, gefundeerde rassenkarakterisatie naar gebruikswaarde, kwaliteit en functionaliteit, studie van de economische haalbaarheid van de teelt in Vlaanderen, kennisverspreiding en adviesverlening. De resultaten van de verschillende onderzoeksvragen worden gebundeld en kenbaar gemaakt door middel van verschillende leverbaarheden die ontwikkeld worden zoals protocols voor de opkweek van plantmateriaal op bedrijfsniveau en bij de plantenkweker, een gevalideerde methode voor bewaring van bataat, een rendabiliteitsstudie voor de teelt van bataat in Vlaanderen en een karakterisering van verschillende rassen bataat.    De projectresultaten worden kenbaar gemaakt aan de sector via verschillende publicaties, verspreiding van een teelthandleiding, organisatie van proefveldbezoeken en demonstraties en individuele begeleiding en advies bij telers. Op basis van de gebundelde resultaten kunnen telers ook na afloop van de projectperiode aan de slag met deze nieuwe teelt. Het vervangen van geïmporteerde bataat door lokaal geteelde bataat heeft een duidelijke impact op zowel ecologische als economische duurzaamheid. De hoge 'food miles' die gepaard gaan met de huidige import kunnen vermeden worden door meer lokaal te produceren.
Datum:1 okt 2017 →  30 sep 2021
Trefwoorden:bataat, bewaring, economische haalbaarheid, plantmateriaal, rassenkeuze, teelt, zoete aardappel
Disciplines:Landbouwwetenschappen, diergeneeskunde en levensmiddelenwetenschappen niet elders geclassificeerd
Resultaten:

In 2016 zagen we dat de interesse in de teelt en consumptie van bataat duidelijk in de lift zat. De nodige know- how ontbrak echter om reeds op grote schaal te kunnen produceren. De hoofddoelstelling van dit project was het succesvol uitbouwen van de teelt van bataat in Vlaanderen, zowel op teelttechnisch als economisch vlak, om te komen tot een geschikt product zowel voor afzet via verse markt als voor de verwerkende industrie. Deze doelstelling wou de projectgroep bereiken door het volledige productieproces in kaart te brengen.

WP1: Ontwikkeling en evaluatie van een methode voor de opkweek van kwalitatief, betaalbaar plantmateriaal

De beschikbaarheid van kwalitatief, betaalbaar plantmateriaal bleek een struikelblok bij de teelt van bataat. Buitenlands plantmateriaal is vaak duur en de kwaliteit is niet altijd gegarandeerd. Bovendien worden enerzijds ongewortelde slips aangeboden en anderzijds voorgewortelde stekken in pluggen. Voor de telers was het dan ook niet duidelijk welk plantmateriaal het meest geschikt was. Om een goede vergelijking te kunnen maken van de soorten plantmateriaal, werden gedurende verschillende projectjaren rassenproeven aangelegd waarin het beschikbare materiaal werd uitgetest.

Tijdens het eerste onderzoeksjaar van het project stelden we vast dat de buitenlandse paperpots vaak te oud zijn als ze op het bedrijf toekomen. De wortels waren al te ver ontwikkeld, wat er voor zorgde dat er gedraaide wortels ontstonden die tijdens de teelt leiden tot onregelmatige knolvormen en in elkaar gedraaide knollen. Dit resultaat zorgde uiteindelijk voor een groot aandeel niet vermarktbare knollen wat een groot verlies betekent voor de teler. De voorkeur op dat moment ging duidelijk uit naar het aankopen van slips. Bij het werken met slips werden mooiere, uniformere knolvormen bekomen. Ook tijdens het tweede werkjaar werden deze bevindingen bevestigd in het veld. Toch waren ook veel telers op zoek naar een goed geworteld plantje om de teelt mee te starten omwille van de mogelijkheid om deze machinaal te planten. De resultaten van de proeven werden teruggekoppeld naar de Vlaamse plantenkwekers betrokken in het project, die aan de slag gingen om geschikte, kwalitatieve pluggen te ontwikkelen voor bataat. Belangrijke aandachtspunten die meegenomen werden in het proces waren enerzijds dat het wortelgestel nog niet te ver ontwikkeld mag zijn zodat het geen aanleiding geeft tot onregelmatige knollen en anderzijds dat de stek goed vastzit in de plug zodat de plantjes vlot uit de trays kunnen gehaald worden.

Tijdens de laatste 2 jaren van het project werden opnieuw verschillende pluggen van verschillende leveranciers vergeleken in proef en zagen we duidelijk betere resultaten met de gewortelde pluggen dan de jaren ervoor. Hoewel het percentage onverkoopbare knollen door onregelmatige vormen nog steeds iets hoger ligt bij pluggen dan bij slips, is dit ondertussen sterk verminderd dankzij de verbeteringen aan het plantmateriaal die de plantenkwekers doorvoerden. Wel zien we qua producties vrij grote verschillen tussen het plantmateriaal van verschillende leveranciers, ook al gaat het om hetzelfde ras. Dit toont aan dat niet alleen de genetische eigenschappen van een ras de producties bepalen, maar dat gezond en kwalitatief plantmateriaal (dat in het goede stadium wordt uitgeplant) mogelijk nog belangrijker is. Hoewel al het materiaal dat aangeleverd werd voor de vergelijking er kwalitatief goed uit zag, leken sommige planten minder afgehard en daardoor meer af te zien van de vrij koude omstandigheden bij planten in 2021. 

De mogelijkheid om als productiebedrijf zelf plantmateriaal op te kweken vanuit knollen in plaats van aan te kopen werd in het begin van het project uitgetest op PCG. We konden hieruit concluderen dat dit mogelijk is op het productiebedrijf maar dat er enkele belangrijke aandachtspunten zijn waar de productiebedrijven rekening moeten mee houden. Enerzijds is het belangrijk dat ze voor vermeerdering op het eigen bedrijf een vrij ras gebruiken dat niet onder licentie is. Rassen die onder licentie zijn, mogen namelijk niet gebruikt worden om zelf te vermeerderen. Ook zien we dat de warmte die vereist is voor het opkweken van de scheuten op de knollen veel energie vraagt in het voorjaar en dat de haalbaarheid en rendabiliteit van dit proces afhankelijk is van de installatie/inrichting aanwezig op het productiebedrijf om dit uit te voeren. Ten slotte moeten telers er zich van bewust zijn dat er vrij gemakkelijk virussen worden ingesleept in de teelt van bataat. Vaak zijn deze latent aanwezig en op het eerste zicht niet zichtbaar. Deze virussen kunnen aanwezig zijn zonder dat ze (grote) invloed hebben op de productie van het gewas, maar ze kunnen ook zorgen voor een aanzienlijk verlies in opbrengst. Bij constante vermeerdering op het productiebedrijf, vertrekkende van het zelfde eigen materiaal is het mogelijk dat deze virussen ook vermeerderd worden in het materiaal en dat zo de kwaliteit jaar na jaar afneemt.

WP2: Optimalisatie van teelttechniek in functie van de Vlaamse klimatologische en bodemkundige omstandigheden

Tijdens de vier jaren van het project werden verschillende proeven aangelegd om de teelttechniek van bataat te optimaliseren. Daaruit kwamen volgende belangrijke zaken naar boven.

Voor de teelt van bataat kan gewerkt worden met ongewortelde slips of plugplanten. Beide soorten plantgoed geven mooie resultaten. Het is aan de teler om de beste keuze te maken voor zijn bedrijf, afhankelijk van de beschikbaarheid van mechanisatie en arbeid, het al dan niet gebruiken van zwarte mulchfolie, het afzetkanaal … Wordt met slips gewerkt, dan is het belangrijk om ze schuin te planten (onder een hoek van 45° of minder), zodat de planten maximaal kunnen profiteren van de warmte bovenaan in de rug. Uit het onderzoek blijkt immers dat het verticaal planten van slips de opbrengst met gemiddeld 23% vermindert.

De trappenproeven die aangelegd werden voor enerzijds stikstof en anderzijds kalium bevestigden dat bataat niet zo veeleisend is wat betreft bemesting en dat het gewas goed kan groeien met weinig input. Het object met een nul-bemesting stikstof en het object met een nul-bemesting kalium, haalden beide nog steeds een verkoopbare opbrengst van ongeveer 58 ton/ha (sortering S t.e.m. Jumbo). Het optimum van 66 ton/ha werd gehaald met een stikstofbemesting van 140 eenheden en een kaliumbemesting van 200 eenheden. Hogere giften gaven geen enkele meerwaarde in opbrengst.

Zowel in 2017 als 2018 kon duidelijk de meerwaarde van het gebruik van zwarte mulchfolie worden aangetoond. De folie zorgt voor een voorsprong in het begin van de teelt, enerzijds door de extra warmte onder de folie en anderzijds door het beter vasthouden van het aanwezige vocht. Die voorsprong vertaalde zich in de proef in gemiddeld 17% meeropbrengst bij oogst.

De invloed van de watergift is erg seizoenafhankelijk. In een eerder nat seizoen, zoals 2021, bleek beregening bijna geen meerwaarde te geven in de proef. Toch houdt het ontbreken van de mogelijkheid om water te geven in een teelt van bataat een groot risico in. In een erg droog seizoen, zoals dat van 2018, zorgde het gebrek aan water immers voor een opbrengstreductie van meer dan 50% ten opzichte van de beregende teelt.

Om een verandering te brengen in het gebrek aan erkenningen in de teelt van bataat werden ook verschillende jaren proeven aangelegd om herbiciden uit te testen in de teelt van bataat en hun selectiviteit en werkzaamheid aan te tonen. De resultaten van de verschillende herbicidenproeven tonen aan dat de strategie voor beheersen van onkruiden in de teelt van bataat in de toekomst zal gebaseerd moeten worden op het toepassen van een goede combinatie van bodemmiddelen kort na planten om zo de bodem onkruidvrij te houden tot het gewas de bodem bedekt. Corrigerende behandelingen met contactmiddelen later in de teelt kunnen immers zorgen voor schade aan het gewas of een tijdelijke groeiremming.

Tijdens het project werd ook rassenonderzoek uitgevoerd. Elk jaar werden ruim 15 rassen met elkaar vergeleken in een gerandomiseerde blokkenproef. Zowel oranje, witte als paarse rassen lagen aan in proef. Tot op heden zien we dat de interesse bij de afzet voornamelijk bij de oranje rassen ligt. De oranje rassen die over de jaren heen het best presteerden, zijn de rassen Orleans, Bellevue, Bayou belle, Beauregard, Indosweet en Radiance. Het is duidelijk dat bataat een warmteminnend gewas is en de opbrengsten erg kunnen variëren van seizoen tot seizoen. In 2018 en 2019, twee warme seizoenen, lagen de opbrengsten een stuk hoger dan in 2020 en 2021, twee eerder matige seizoenen.

Omdat mechanisatie één van de heikele punten is, werden tijdens de jaarlijkse proefveldbezoeken bataat verschillende machines gedemonstreerd die kunnen worden ingezet in de teelt van bataat (Taak 2.3). In 2019 demonstreerde Tuinbouwloonwerk Debusschere uit Kortemark een machine om schuine gaten te ponsen op ruggen voor de manuele aanplant van slips en een plantmachine van het merk Checchi & Magli om gewortelde plugplanten te planten op ruggen met folie. Ze demonstreerden ook een oogstmachine om bataat te rooien in kisten. Het Nederlandse mechanisatiebedrijf ‘Nanne Kooiman’ demonstreerde een Ferrari plantmachine voor het planten van plugplanten en een Japanse 1-rijige plantmachine van het merk Iseki voor het planten van slips in ruggen met folie. Het PCA demonstreerde de nieuwe 2-rijige loofklapper van het merk Baselier die voor het loofklappen van bataat zal worden uitgerust met extra schijven die het lange loof tussen de ruggen afsnijden om verstrikken van resterend loof in de oogstmachine te vermijden. Het PCG demonstreerde hoe de proefvelden worden gerooid met een AVR-aardappelrooier die de knollen met voldoende aarde uit de grond licht en terug neerlegt op het veld.

In 2020 demonstreerde bioteler David Van den Houte uit Opwijk een plantmachine voor het planten van slips die hij zelf ontwikkeld heeft. Met behulp van perslucht werden schuin gaten in de rug geponst waarna twee planters op de machine de slips in de geponste gaten staken en de machine met behulp van aandrukwielen de slips aanduwden zodat ze goed vastzaten in de grond. Het PCA demonstreerde hun 2-rijige loofklapper van het merk Baselier die ondertussen voor het loofklappen van bataat werd uitgerust met extra schijven die het lange loof tussen de ruggen afsnijden om verstrikken van resterend loof in de oogstmachine te vermijden. Tuinbouwloonwerk Debusschere uit Kortemark demonstreerde tenslotte een Nobels bollenrooier die de bataat knollen los reed en opvoerde tot in aardappelkisten. Helemaal perfect ging het zeker nog niet. Aan alle machines waren nog aanpassingen nodig om de werkzaamheden in bataat te optimaliseren.

In 2021 tenslotte stelde mechanisatiebedrijf Nanne Kooiman de 4-rijige Ferrari-planter voor, voor het planten van plugplanten in folie. Ook bracht hij een 4-rijige planter mee voor het planten van slips in folie, geconstrueerd door Lommers Tuinbouwmachines. Deze planter is gebaseerd op de 1-rijige semi-automatische Iseki plantmachine die hij twee jaar geleden demonstreerde tijdens het proefveldbezoek bataat. Als laatste kon ook een 4-rijige aangepaste Gregoire-planter worden bekeken van het productiebedrijf ‘de Aardappelhoeve’ voor het schuin planten van slips op aardappelruggen zonder folie. Voor het oogsten van de bataat demonstreerde Tuinbouwloonwerk Debusschere de Nobels bollenrooier die ondertussen verder aangepast werd.

WP3: Optimalisatie van de bewaring van bataat

Omdat er maar weinig gekend was over de bewaring van Vlaamse bataat, werd er binnen het project gezocht naar de ideale bewaaromstandigheden (temperatuur en relatieve vochtigheid).

Wondheling (curing) is cruciaal voor een probleemloze, lange bewaring. Aangezien de schil van bataat kort na de oogst niet vast is, kan deze beschadigd geraken en een ingangspoort vormen voor bacteriën en schimmels. Bovendien drogen de knollen uit als gevolg van het ontbreken van een natuurlijke barrière (gewichtsverlies!). De noodzaak tot wondhelen bij voldoende hoge temperatuur was duidelijk gebleken uit een eerste oriënterende bewaarproef. Wondhelen bij lage temperaturen (15°C) leek weliswaar in eerste instantie te lukken, maar leidde in het latere bewaartraject tot té veel verliezen. Daarnaast werd ook onderzocht of bataat kon bewaard worden in dezelfde omstandigheden als aardappelen, maar ook hier bleken beschadiging in combinatie met de lage bewaartemperaturen nefast. Bataat is immers zeer gevoelig voor koudeschade. Koudeschade is cumulatief; één korte periode onder 10°C kan geen waarneembare schade veroorzaken, terwijl vele korte perioden en/of sterke temperatuurschommelingen aanzienlijke schade kunnen veroorzaken. Soms kan deze schade zich pas weken of zelfs maanden na de onderkoeling manifesteren.

Tijdens het vervolg van het project werd er ingezet op 2 wondheelstrategieën bij hoge temperatuur, maar met variërende relatieve vochtigheid: 28°C en >95 % RV en 28°C en 65 % RV. Het belang van een voldoende hoge RV werd duidelijk vastgesteld: wondhelen bij een RV van 65 % resulteerde immers in een meer dan 5 % hoger gewichtsverlies t.o.v. wondhelen bij een RV van 95 %.

Ondanks een goede wondheling blijven bataat knollen relatief kwetsbaar bij het verhandelen en het marktklaar maken. Voorafgaand aan de verpakking worden de knollen gereinigd. In project werd nagegaan wat de invloed is van de reinigingstechnieken wassen, borstelen of handmatig reinigen (afwrijven) van bataat knollen op de verdere houdbaarheid (gewichtsverlies en kieming). Handmatig de knollen ontdoen van aarde leverde de minste gewichtsverliezen op. Wassen leverde de properste knollen op met beperkt gewichtsverlies. De borstelactiviteit bood onvoldoende reiniging, maar vertoonde wel de meeste beschadiging. De gewichtsverliezen lagen hoger (+1,4%) dan bij wassen (+0,5%) of afwrijven (+0,3%). Borstelen en afwrijven zijn handelingen gebleken waarbij de meeste kiemen afbraken. De kieming hernam zich evenwel niet. De gekozen methode voor het marktklaar maken van de knollen, had geen invloed op de verdere kieming.

In alle bewaarseizoenen verliep de bewaring zonder noemenswaardige problemen qua kieming. Tot eind augustus werd de bataat in goede staat bewaard: de knollen bleven hard en vertoonden geen betekenisvolle kieming. Ook bij de praktijkbedrijven die aan de slag gingen met de bewaring van bataat werd weinig of geen kieming vastgesteld. Voorwaarde is wel dat de wondheling kort en krachtig is (5 à 7 dagen bij hoge RV en hoge temperatuur). Van zodra de knollen tekenen van kieming vertonen, moet de wondheling stop gezet worden en moeten de knollen bij lagere temperaturen gebracht worden (13°C). Bij lagere bewaartemperatuur valt de kieming weer stil. Alle aspecten van de bewaring van bataat werden toegelicht en samengevat in een heldere brochure.

Doorheen het project werden ook de vele rassen uit het veldonderzoek opgevolgd tijdens de bewaring en beoordeeld op hun bewaarpotentieel. Concreet betekent dit dat rassen in de bewaring werden gescoord op hardheid, uitval, kieming en gewichtsverlies. Op basis van dit onderzoek kon beslist worden dat alle rassen uit de Erato-lijn weinig geschikt waren voor lange bewaring. Omwille van die reden werden deze rassen niet verder meegenomen in het rassenonderzoek. De gewichtsverliezen variëren sterk van ras tot ras. Begin maart (na 5 maanden bewaring) werden - in optimale bewaaromstandigheden - verliezen van 4 tot 16% genoteerd. De minste verliezen deden zich voor bij de rassen Orleans, Indosweet en Dondu. De grootste verliezen werden genoteerd bij de rassen JP1, JP2, Bayou Belle, Radiance, JP3, Diana, Purple "Sakura“, Evangeline en Burgundy. De hardheid van de knollen bleef goed en de kieming vormde doorgaans geen probleem.

WP4: Karakterisering van de gebruikswaarde en kwaliteitseigenschappen van verschillende rassen bataat

De Belgische consumptie van bataat kende de voorbije 5 jaar een duidelijke stijging van nog geen 30 gram per persoon per jaar in 2016 tot ongeveer 400 gram per persoon per jaar voor 2020. De consument geraakt alsmaar meer vertrouwd met het product. In werkpakket 4 werd onderzoek gevoerd naar de gebruikswaarde, kwaliteitseigenschappen en consumentenappreciatie van verschillende rassen bataat zowel meteen na oogst als doorheen de bewaring.

Algemeen stellen we vast dat de lokaal gekweekte bataat iets minder droge stof bevat dan de meeste geïmporteerde knollen (gemiddeld 20 %). Bij de Belgische klimatologische omstandigheden bevatten de oranje rassen ongeveer 14 à 19 % droge stof. Het lagere droge stof gehalte doet geen afbreuk aan de smaak en kwaliteit van het verse product, maar is voor de verwerkende voedingsindustrie minder ideaal om te gebruiken. We merken echter duidelijke verschillen tussen de rassen. Rassenkeuze zal dan ook zeker van belang zijn bij het produceren voor industriële verwerking. Zo behoren Bellevue en Bayou belle tot de rassen met een eerder laag droge stof gehalte, terwijl Evangeline en Covington wat betreft de oranje rassen het hoogste gehalte droge stof bevatten.
Witte en paarse rassen hebben algemeen een hoger droge stof gehalte (20 à 25%) dan oranje rassen, zo bleek uit de resultaten. Daardoor zijn ze uiterst geschikt voor verwerking.

Om bataat goed te kunnen bewaren worden de knollen na de oogst aan een warmtebehandeling of ‘curing’ blootgesteld (meestal 5-7 dagen bij ± 27°C en RV >95%). Dit proces zorgt niet alleen voor de wondheling, maar bevordert ook de smaak van de bataat. Tijdens het bewaarseizoen 2019-2020 volgden we de kwaliteitseigenschappen en consumentenappreciatie van acht verschillende rassen in de bewaring op. We voerden analyses uit van opgelostestofgehalte , suikers en zetmeel op 3 verschillende tijdstippen: meteen na oogst, na de wondheling en na langere bewaring van ongeveer 3 maand. Niet alle rassen reageren hetzelfde tijdens de bewaring. Toch kunnen we enkele duidelijke conclusies trekken. Zo zien we dat het opgelostestofgehalte (uitgedrukt in °Brix) sterk toeneemt tijdens de wondheling en voor verschillende rassen ook tijdens de verdere bewaring.

Het opgelostestofgehalte is een maat voor de totale hoeveelheid opgeloste stof (voornamelijk suikers) in het sap. Bij de meeste gewassen correleert dit met de zoetheid. Ook voor bataat lijkt dit het geval. De bataat wordt dus zoeter tijdens de wondheling en de bewaring. De grootste toename in opgelostestofgehalte gebeurt door de warmtestoot tijdens de wondheling. Sommige rassen bereiken hun maximale opgelostestofgehalte na de wondheling (bv. Orleans en Beauregard), terwijl bij andere rassen het opgelostestofgehalte nog verder toeneemt tijdens de lange bewaring (bv. Evangeline en Covington). Witte en paarse rassen hebben van bij de oogst meteen een hoger opgelostestofgehalte dan oranje rassen. Ook voor deze rassen is het tijdens de wondheling dat de stijging van het opgelostestofgehalte wordt gerealiseerd.

Zoete aardappelen bevatten gemiddeld 4,2 gram suikers en 10,1 gram zetmeel per 100 gram bataat, zo geeft de NUBEL Merknamendatabank aan. Maar hoe zit het nu met onze lokale bataat? Meteen na de oogst bevatten de oranje rassen gemiddeld 3,8 gram suikers met beperkte variatie tussen de rassen. Voor alle rassen neemt de hoeveelheid suikers toe tijdens de wondheling en de bewaring. De verschillen tussen de rassen worden groter tijdens de bewaring. Na wondheling varieert de hoeveelheid aanwezige suikers tussen 4,9 en 6,5 gram. Na lange bewaring varieert deze tussen 6,5 (Bellevue, gevolgd door Bayou belle met 6,7) en 9,2 gram (Covington).

Het zetmeelgehalte ligt algemeen een stukje lager dan wat de databank aangeeft. Meteen na oogst ligt dit voor de oranje rassen gemiddeld op 7,2 gram/100 gram bataat. Tijdens de wondheling en de bewaring neemt het zetmeelgehalte geleidelijk aan vrij traag af. Na lange bewaring bedraagt het zetmeelgehalte nog gemiddeld 4,9 gram/100 gram bataat. Witte en paarse rassen bevatten duidelijk meer zetmeel dan oranje rassen. Het zetmeelgehalte blijft ook stabieler tijdens de bewaring in vergelijking met de oranje rassen. Wat betreft suikergehalte kregen we dan weer tegengestelde resultaten. Het witte ras Bonita zat in de groep van hoogste gehaltes aan suiker terwijl het paarse ras Sakura over de volledige bewaring het laagste suikergehalte had.

Op de zelfde tijdstippen van de analyses werd ook een uitgebreid consumentenonderzoek uitgevoerd. In dit consumentenonderzoek proefden 92 consumenten de 8 rassen bataat waaronder 6 oranjevlezige rassen, 1 witvlezig en 1 paarsvlezig. Elk panellid scoorde 6 van de 8 rassen, waardoor alle rassen door 64 tot 79 mensen geproefd werden. Ook zij beoordeelden naast parameters zoals textuur, uiterlijk en smakelijkheid, de zoetheid van de verschillende rassen. In het consumentenonderzoek net na oogst vonden we geen significante verschillen in zoetheid tussen de rassen. Alle rassen werden net iets te weinig zoet bevonden met algemeen erg goede scores tussen 4,3 en 4,8 (waarbij 1 = veel te weinig zoet en 5 = juist goed). Ook na de wondheling bleven de verschillen in zoetheid tussen de oranje rassen voor de consumenten beperkt. Het witte ras Bonita vonden de consumenten het zoetst, terwijl het paarse ras Sakura het minst zoet was. De oranje rassen Orleans, Evangeline en Covington waren bijna perfect in zoetheid met een score van respectievelijk 4,9, 4,8 en 4,7 (waarbij 1 = veel te weinig zoet en 5 = juist goed). Na lange bewaring konden de consumenten duidelijkere verschillen waarnemen in zoetheid tussen de rassen. De zoetste rassen waren Covington en Evangeline. Deze rassen, met een opgelostestofgehalte van 11,1 en 10,1 ° Brix respectievelijk, werden zelfs net iets te zoet bevonden met scores van respectievelijk 5,7 en 5,3 (waarbij 5 = juist goed en 9 = veel te veel zoet). Het paarse ras Sakura was ook hier het minst zoet, gevolgd door Bellevue bij de oranje rassen.

Uit de resultaten blijkt dat zeker voor oranjevlezige bataat en na bewaring het opgelostestofgehalte gebruikt kan worden als maat voor de zoetheid van de knollen. De ideale zoetheid voor een consument voor dit type bataat lijkt overeen te komen met een opgelostestofgehalte tussen 9 en 9,5 ° Brix.

In literatuur is te vinden dat ook het loof van bataat potentieel kan hebben. Lokaal wordt hier momenteel nog niets mee gedaan, maar de toename van de teelt van bataat in Vlaanderen kan zeker ook aanleiding geven tot valorisatiemogelijkheden voor het loof. In de tropen worden zoete aardappelen vaak voor dubbel doel gebruikt, de ranken worden gedurende het volledige seizoen op gestelde tijdstippen geoogst ofwel om als groenvoer te dienen voor dieren of voor menselijke consumptie als bladgroente (gekookt). Aan het einde van het seizoen oogst men dan de knollen. Sommige rassen zijn hier beter voor geschikt dan andere maar het is alleszins aangetoond dat de totale opbrengst aan knollen wel met ongeveer 40% daalt bij dubbel doel. De bladeren zijn geschikt voor toepassingen als veevoeding aangezien ze rijk zijn aan ruwe eiwitten (16 tot 29 % op droge stof) en bovendien bevat het loof xanthophyl, een carotenoïde, die bij leghennen de eigeelkleur kan verbeteren. Maar ook als bladgewas voor humane voeding zijn ze geschikt. Ze bevatten namelijk ijzer (50 mg/100g vers), caroteen (45 mg/100g vers) en ook Zink (2,8 mg/100 g vers) en kunnen dus bijdragen aan het vermijden van bepaalde voedingstekorten. In China bijvoorbeeld worden de bladeren reeds als bladgewas geconsumeerd omdat ze rijk zijn aan anti-oxydanten en caroteen.

WP5: Kostprijsberekening en rendabiliteitsstudie voor de teelt van bataat in Vlaanderen in functie van vermarkting

De Belgische handel in bataat is de laatste jaren sterk toegenomen, zo blijkt. In 2020 was België (op basis van volume) de derde grootste bataatimporteur van Europa, na Nederland en Frankrijk. Ook op wereldschaal staat België als importeur in de top tien. Een deel van deze bataat wordt ook opnieuw geëxporteerd. Wat betreft export staan we binnen Europa op de vierde plaats na Nederland, Spanje en Portugal. Op wereldschaal heeft België een kleiner belang als bataatexporteur.

Op basis van de veelbelovende resultaten van het onderzoek namen talrijke bedrijven bataat op in hun teeltplan. Over de projectjaren heen nam het areaal bataat in België toe van zo goed als onbestaande in 2016, tot ongeveer 260 ha (waarvan 85% in Vlaanderen en 15% in Wallonië) in 2021.

Van in het begin van het project werd aandacht besteed aan de kostprijs van de verschillende deelaspecten van de teelt van bataat (aankoop plantmateriaal, teeltbenodigdheden, loonwerk, arbeid,…). Deze gegevens werden aangevuld met gegevens van telers die werden verzameld in een telerswerkgroep rond de kostprijs van de teelt van bataat met deelnemende telers die reeds verschillende jaren ervaring hadden met de teelt. Een artikel hierover zal verschijnen in de vakpers.

Algemeen zien we dat de afzet van bataat via verschillende kanalen verloopt. Zo bevestigden de groenteveilingen dat de verkoop van bataat via de veiling geleidelijk aan is toegenomen over de jaren heen. Ook zijn er telers die rechtstreeks aan de retail verkopen. Daarnaast zien we ook verschillende telers die verkopen aan (bio)groothandels. Ook thuisverkoop of verkoop via lokale korte keten initiatieven vindt plaats. Tenslotte zien we dat ook enkele telers hun product aanleveren bij de verwerkende industrie voor verwerking tot bereide maaltijden en/of diepvriesproducten. De mogelijkheden zijn dus erg breed, maar uiteraard niet voor alle bedrijven weggelegd. Het is belangrijk dat de bedrijven een rendabel afzetkanaal zoeken, dat in lijn ligt met de werking van het bedrijf, rekening houdend met de bedrijfseigen kostprijs van het product.