< Terug naar vorige pagina

Project

Stemmotieven binnen een context van volatiliteit.

De aanwezigheid van electorale volatiliteit, en het feit dat kiezers van verkiezing tot verkiezing van partij kúnnen wisselen, is van grote waarde binnen een goed functionerende representatieve democratie. Wanneer kiezers open staan voor verandering kunnen verschuivingen in de publieke opinie immers ook worden vertaald naar verschuivingen in welke partijen verkozen worden, hoeveel stemmen die partijen halen en wie de regering vormt. Door van partij te veranderen kunnen kiezers ook tot uiting brengen dat ze ontevreden zijn over hun vertegenwoordigers of de regering. Louter de mogelijkheid dat kiezers bij een volgende verkiezing een andere partij verkiezen, kan partijen en politici bovendien prikkelen om zich verantwoordelijk te gedragen en om goed beleid te voeren. Of die hoge verwachtingen worden ingelost hangt echter in grote mate af van de kenmerken van kiezers die van partij veranderen en wat hen motiveert om de ene partij voor de andere in te wisselen. Dit doctoraatsonderzoek biedt nieuwe inzichten in die kenmerken en motivaties. Binnen dit doctoraatsonderzoek worden de evolutie en determinanten van volatiliteit in gevestigde democratieën bestudeerd. Daarbij is zowel oog voor verschuivingen in verkiezingsresultaten (het macroniveau) als voor de individuele kiezers (het microniveau).

 

Meer volatiliteit

 

Sinds 1950 zijn verkiezingsresultaten in West-Europa significant meer onstabiel geworden. De Pedersen index – een indicator voor de netto-verschuivingen in kiesresultaten van partijen van de ene verkiezing tot de andere – is over die lange periode bijna verdubbeld. De gemiddelde waarde van de Pedersen index was 7 in verkiezingen georganiseerd voor 1960, en stijgt naar een gemiddelde waarde van 13 voor verkiezingen sinds 2000. Die duidelijke trend naar meer volatiliteit blijkt ook wanneer niet verkiezingsresultaten, maar het stemgedrag van individuele kiezers wordt geanalyseerd. In Nederland bijvoorbeeld, één van de landen in West-Europa met de sterkste toename in netto-volatiliteit, gaf in 1971 nog 13% van de kiezers aan van de ene verkiezing tot de andere van partij te zijn gewisseld. In 2010 was dat al 47%, of bijna 1 op 2 kiezers.

 

Geen proteststemmen

 

Kiezers die van partij wisselen zijn duidelijk ontevreden over de partij op wie ze eerder stemden. Dat is evenwel geen reden om die kiezers als proteststemmen te definiëren. Uit de dissertatie blijkt immers dat volatiele kiezers nog steeds tevreden zijn over de democratie, in tegenstelling tot kiezers die niet langer gaan stemmen. De resultaten suggereren dan ook dat het wisselen van partij over het algemeen moet worden beschouwd als een positieve keuze. Volatiele kiezers keren het partijsysteem niet de rug toe, maar zoeken een alternatief voor een partij die hen eerder ontgoochelde. Het lijkt er dan ook op dat kiezers hun stem gebruiken om partijen terecht te wijzen wanneer ze ontevreden zijn over hoe partijen presteerden. Ook de analyses op een macroniveau die binnen dit doctoraatsproject werden uitgevoerd, suggereren een mechanisme waarbij partijen door kiezers worden ‘gestraft’ wanneer ze niet voldoende presteren. Dat blijkt uit het feit dat verschuivingen in kiesresultaten systematisch hoger zijn wanneer het economisch minder gaat.

 

Geïnformeerde keuzes

 

In deze doctoraatsthesis wordt het idee dat volatiliteit vooral zou voorkomen bij kiezers met weinig belangstelling voor politiek en politieke kennis ontkracht. Een eerste aanwijzing daarvoor is het feit dat, over het algemeen, het wisselen van partij vooral voorkomt bij kiezers met een gemiddelde belangstelling voor politiek, en een gemiddelde politieke kennis. Een tweede aanwijzing is te vinden in analyses naar het moment waarop verschillende groepen kiezers van partij wisselen. Terwijl laag opgeleiden en kiezers met weinig belangstelling voor politiek een grotere kans hebben om in de loop van een verkiezingscampagne van partij te veranderen, wordt hun impact op verschuivingen in kiesresultaten grotendeels gecompenseerd doordat hoogopgeleiden en sterk politiek geïnteresseerde kiezers al van partij wisselden vooraleer de kiescampagne begon. De grote – en steeds groter wordende – verschuivingen in kiesresultaten die we in westerse landen waarnemen zijn dus niet het gevolg van het ‘zweven’ van een grote groep weinig geïnformeerde kiezers. Van partij wisselen vergt een minimum aan informatie over en belangstelling voor politiek.

 

Het belang van ideologie

 

Wie van partij wisselt doet dat niet naar om het even welke andere partij, maar laat zich daarbij sterk leiden door de ideologische positie van politieke partijen. Wanneer een kiezer van partij verandert, is dit dan ook meestal naar een partij die ideologisch nauw verwant is met de partij waarvoor de kiezer eerder stemde. Dat blijkt duidelijk uit analyses naar de ideologische afstand die kiezers in gevestigde democratieën overbruggen wanneer ze van partij wisselen. Voor wie van partij wisselde, is de gemiddelde ideologische (links-rechts) afstand tussen die partijen slecht 1,3 op een schaal van 0 tot 10. Hoewel er veel wordt geswitcht, zijn de ideologische verschuivingen van de ene verkiezing tot de andere dus miniem. Bovendien blijkt uit dit doctoraatsonderzoek dat eenvoudigweg een groter aantal partijen, en dus meer opties om voor te kiezen, de kans dat op volatiliteit niet verhoogt. Wat wel voor meer switchen zorgt, is een aanbod van een verschillende ideologisch nabije partijen. Zomaar alternatieven hebben, blijkt voor kiezers dus niet voldoende om van partij te wisselen, dat doen ze enkel wanneer ze een valabel – en ideologisch verwant – alternatief vinden.

 

Volatiliteit, een zegen voor de democratie

 

Een groot aantal kiezers wisselt van de ene verkiezing tot de andere van partij, en dat aantal is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Die vaststelling zorgt voor nogal wat ongerustheid over de toekomst en de kwaliteit van de democratie. De resultaten van dit doctoraatsonderzoek temperen die ongerustheid op verschillende vlakken. Zo blijkt partijswitchen geen uiting van ongenoegen over politiek in het algemeen, maar een blijk van ontevredenheid over de vorige partij. Kiezers stemmen dus niet blindelings verkiezing na verkiezing voor eenzelfde partij, maar evalueren de prestaties van de partij van hun keuze. Ten tweede is volatiliteit niet beperkt tot een groep kiezers met weinig interesse voor en kennis over politiek. Ook wie veel weet over politiek kan van partij wisselen, al wordt die keuze dan doorgaans niet kort voor de verkiezingen gemaakt. Tenslotte blijkt ideologie een factor van groot belang, in de praktijk blijkt volatiliteit sterk beperkt tot switchen tussen ideologisch nauw verwante partijen.  Volatiliteit is dus een normaal een belangrijk mechanisme binnen een representatieve democratie.

Datum:1 okt 2010 →  4 aug 2015
Trefwoorden:Experimental methods, Election surveys, Adolescents, Electoral volatility, Voting motives, Voting behavior
Disciplines:Andere economie en bedrijfskunde, Burgerschap, immigratie en politieke ongelijkheid, Internationale en vergelijkende politiek, Multilevel governance, Nationale politiek, Politiek gedrag, Politieke organisaties en instellingen, Politieke theorie en methodologie, Openbaar bestuur, Andere politieke wetenschappen
Project type:PhD project