< Terug naar vorige pagina

Project

Petrus de Rivo (ca. 1420 -1499): Portrait(s) of a Louvain Master

Pieter Van der Beken (ca.1420-1499) was één van de meest vermaarde figuren van de Universiteit te Leuven tijdens haar vroegste jaren. Hij was professor in de filosofie en retoriek aan de Artesfaculteit (resp. vanaf 1443 en 1460) en professor in de theologie (1477); hij diende driemaal als rector van de Universiteit (1457, 1477 en 1478) en bekleedde eveneens de functie van kapittel aan de Sint-Romboutskathedraal te Mechelen (1442-1480). Ook was hij plebanus van de Sint-Pieterskerk in Leuven (1475-1499). Door hedendaagse historici is hij op de eerste plaats gekend voor zijn rol in het ‘Dispuut’ over toekomstige contingenties (1465-1476), een controverse over het waarheidsgehalte van proposities die betrekking hebben over contingente toekomstige gebeurtenissen en Gods voorkennis van deze gebeurtenissen. De controverse ontstond in de Leuvense universiteitshallen, maar spreidde zich geleidelijk aan uit naar de Theologische faculteiten te Parijs en Keulen, de intellectuele kring rond kardinaal Bessarion in Rome en paus Sixtus IV in hoogsteigen persoon. Pieter schreef tijdens zijn lange carrière als filosoof en theoloog echter verscheidene werken – met onder meer commentaren op Aristoteles en de Bijbel, traktaten over de datering van Pasen en de hervorming van de kalender, alsook historische traktaten betreffende het vijftiende-eeuwse Hertogdom Brabant – die in erg grote mate verwaarloosd zijn door moderne historici. Tot op vandaag ligt zijn oeuvre – onuitgegeven en onderbestudeerd – besloten in vijftiende-eeuwse handschriften en oude drukken.

De huidige dissertatie richt zich expliciet op de vele lacunes in het huidige onderzoek en stelt zich tot doel de weg te plaveien voor een intellectuele biografie van Pieter van der Beken door een eerste proeve te bieden van het beschikbare materiaal. Ze bestaat uit een collectie van ‘portretten’ die ingaan op verschillende aspecten van Van der Bekens intellectuele carrière, maar pretendeert geenszins zijn gedachtegoed in zijn totaliteit te presenteren.

Hoofdstuk 1 omvat een introductie tot Van der Bekens leven en werk, gebaseerd op een studie van de berichtgeving ons overgeleverd door zijn vroegste biografen, archiefmateriaal, repertoria en bibliotheekcatalogi.

Hoofdstuk 2 gaat dieper in op vier aspecten van Pieters leven en beschrijft hem in de hoedanigheid van prominente burger van de stad Leuven, rector van de universiteit, plebanus en theoloog. Dit hoofdstuk presenteert Pieter Van der Beken als een ‘man van de universiteit’, die echter ook actief deelnam aan het leven buiten de universitaire hallen. 2.1 gaat nader in op de relatie tussen Pieter en zijn geboorteplaats, Aalst, en bestudeert deze relatie op basis van officiële verslagen uit de stedelijke administratie, neergeschreven naar aanleiding van officiële bezoeken van Pieter aan de stad (Tekst(en) A). De analyse van deze documenten staat ons toe om een dieper inzicht te verwerven in een bijzonder systeem van politieke communicatie dat welgekend was in de Laatmiddeleeuwse Lage Landen, met name de praktijk van het uitwisselen van geschenken als manier om sociale en politieke banden te smeden en te onderhouden. 2.2 behelst een transcriptie en studie van de panegyriek die Pieter schreef naar aanleiding van de eerste intrede van de Aartshertog Maximiliaan van Habsburg in Leuven in augustus 1477 (Tekst B). Deze sectie omvat: (i) een historische inleiding tot de politieke situatie en machtsideologie in de contreien onder Bourgondische heerschappij; (ii) een historische beschrijving van de burgeropstand te Leuven in 1477, waarbij Pieter zich opwierp als bemiddelaar om de vrede in de stad te herstellen; en (iii) een vergelijking tussen Pieters Relatio en vijf andere teksten die tijdens 1477 of 1478 zijn geschreven naar aanleiding van de intrede van Maximiliaan in de Bourgondische landen. Deze sectie biedt ook een transcriptie van de Relatio opgesteld door Theodoricus van Thulden naar aanleiding van het bezoek van Maximiliaan aan Keulen in juli 1477, één van de vele teksten die tot op vandaag onuitgegeven blijven (Tekst C). 2.3 bespreekt de relatie van Pieter met de religieuze gemeenschappen in Leuven en Brabant en spitst zich in het bijzonder toe op de receptie van zijn handschriften aan vier Brabantse priorijen van Augustijnse kanunniken geaffilieerd met de congregatie van Windesheim. Deze sectie omvat ook een transcriptie en beknopte studie van een brief die Pieter richtte aan een broeder van de priorij van Groenendaal, aangezien deze brief het bewijs levert van zijn engagement in zaken betreffende pastorale zorg (Tekst D). 2.4, tot slot, gaat dieper in op Van der Bekens Monotessaron en vergelijkt hiertoe voornoemde tekst met het gelijknamige werk van Jean Gerson. Deze sectie geeft een eerste overzicht van het handschriftelijke materiaal dat ons is overgeleverd en suggereert een aantal hypotheses over het doel van en de omgang met dit werk. Ook wordt in een korte casestudy ingegaan op de manier waarop Van der Beken de verschillende versies van het Bijbelverhaal over de ontkenning van Christus door de apostel Petrus met elkaar in overeenstemming brengt. Meer specifiek biedt deze sectie (i) een transcriptie van de tekst De negatione Petri, die ons een inzicht geeft in Van der Bekens techniek bij het reconstrueren van de opeenvolging van Bijbelse gebeurtenissen (Tekst F); (ii) een afbeelding van deze pagina’s uit Van der Bekens Monotessaron waarop deze perikopen worden besproken (Afbeelding 7); en (iii) de passage van Jean Gersons Harmonie der Evangeliën betreffende deze episode (Tekst E).

Hoofdstuk 3 is een portret van Pieter as onderwijzer van Aristoteles en als professor in de wijsbegeerte. Deze sectie is gebaseerd op een eerste overzicht van zijn onuitgegeven commentaren op het Organon en Aristoteles’ werken over natuurfilosofie, die wellicht het resultaat zijn van zijn activiteit als leraar aan de pedagogie ‘De Burcht’. 3.1 biedt een introductie tot het curriculum aan de Leuvense Artesfaculteit in de vijftiende eeuw. Er wordt een overzicht gegeven van de officiële voorschriften uit de universitaire statuten van 1427 en 1429 (die tevens worden vergeleken met de pedanten uit 1567-68) en gaat ook dieper in op enkele gevallen van inbreuken tegen deze regelgeving. Daarbij baseert deze sectie zich op een analyse van de officiële facultaire of universitaire verslaggeving van die periode en op het oeuvre van de Leuvense theoloog en historicus Johannes Molanus. 3.2 biedt meer informatie over de algemene eigenschappen van Van der Bekens commentaren en hun handschriftelijke traditie door enkele hypotheses naar voren te schuiven met betrekking tot het kopiëren en de circulatie van deze teksten aan vier hervormde conventen in de Dominicaanse provincie van Saksen. Voorts omvat dit hoofdstuk drie casestudies, die respectievelijk ingaan op Pieters interpretatie van de verdeling der wetenschappen (3.3), het negende hoofdstuk van De interpretatione (3.4) en de ziel (3.5). 3.6 en Appendix A. 1-2 biedt een eerste overzicht van de verschillende collegedictaten of studentennotities die geschreven werden aan de pedagogieën van de Leuvense Artesfaculteit tijdens de vijftiende eeuw en vandaag de dag nog gekend zijn.

Appendix B, tot slot, is een verzameling van materiaal bedoeld als aanzet voor verder onderzoek over het Dispuut over toekomstige contingenties: B1 presenteert het dossier van teksten die gerelateerd zijn aan het Dispuut. B2 biedt een inhoudelijk overzicht van de sectie uit de Collectanea Adriani (Leuven, Universiteitsbibliotheek, Ms. 1635) die ingaat op het Dispuut. B3 bevat een transcriptie van de “Notities van een rechter betreffende het proces tegen Pieter Van der beken” (Tekst H), en van de Epistola “Longo tempore dubius pependi” (Tekst G).

Datum:17 nov 2011 →  20 dec 2016
Trefwoorden:Aristotle
Disciplines:Theorie en methodologie in de filosofie
Project type:PhD project