< Terug naar vorige pagina

Project

Naar een beredeneerde en kennisgestuurde aanpak van Alternaria spp. in aardappel (KOBALT)

“De globale doelstelling van dit project is de implementatie van een geïntegreerde gewasbescherming (IPM)voor de beheersing van Alternaria op een groot deel van de Vlaamse bedrijven met aardappelteelt” 

Voor de aardappelteler die een geïntegreerde gewasbescherming moét nastreven, stelt zich de belangrijke vraag: wanneer en in welke omstandigheden kan ik deze middelen inzetten om een optimale en kostenefficiënte gewasbescherming te bekomen? Een gefundeerd antwoord op deze vraag vereist voldoende kennis over de aard en het optreden van Alternaria in Vlaanderen.

In Vlaanderen worden aantastingen door Alternaria spp. in aardappelen als een toenemend probleem beschouwd. Verschillende factoren kunnen daarin een rol spelen, zoals bv. meer extreme weersomstandigheden en hogere gemiddelde temperaturen, of een nauwkeuriger stikstofbemesting.

De belangrijkste factor evenwel is de verschuiving in het pakket gewasbeschermingsmiddelen voor de bestrijding van Phytophthora, waar meer en meer middelen enkel een specifieke werking hebben tegen oömyceten. Breed werkende middelen met een goede nevenwerking tegen Alternariaworden van langsom minder ingezet. Tegelijk komen meer en meer fungiciden op de markt met énkel een specifieke werking tegen Alternaria. Deze middelen beredeneerd inzette, vereist voldoende kennis van de ziekte.

Inhoud en concrete doelstellingen

Het LA-traject genereerde heel veel van deze kennis door (a) uitgebreide monitoring van aardappelpercelen in gans Vlaanderen, (b) diagnose van bladvlekken, analyse en populatiestudie en (c) onderzoek van het pathogeen op plantniveau. De resultaten van dit uitgebreide onderzoek werden tenslotte aangewend in (d) een simulatiemodel voor de ziekte, dat de basis vormt van het beslissingsondersteunend adviessysteem.

Aanpak

Per seizoen werden 100 tot 120 aardappelpercelen wekelijks opgevolgd - van de Kust tot Limburg, zowel behandeld (praktijk) als onbehandeld t.a.v. Alternaria. In de databank werden alle gedetailleerde waarnemingen over het gewas en de aanwezigheid van Alternaria opgenomen. Voor elk perceel werden de relevante teeltmaatregelen en de uitgevoerde bespuitingen ingevoerd. De databank bevat tevens gedetailleerde weersgegevens afkomstig van 48 weerstations in gans Vlaanderen.

 

In totaal werden meer dan 1300 bladstalen met ziektevlekken verzameld voor analyse. De resultaten van deze analyses, gekoppeld aan de datum van staalname en de waarnemingen op het perceel, geven een accuraat beeld van de ziekteverwekker en het aantastingsverloop per perceel. Tevens werden in totaal 660 isolaten (waarvan 197 A. solani) uit deze aantastingen bewaard voor inoculatie in veldproeven en verder onderzoek in vitroen op plantniveau.

Dit onderzoek gaf ons waardevolle en concreet bruikbare informatie over de invloed van fungiciden op myceliumgroei en sporenkieming (uitgevoerd in 2013, ’14 en ’15), de rol van de stikstofbemesting en droogtestress (serreproef, 2013 en ’14), de invloed van temperatuur op myceliumgroei en sporenkieming (2013 en ’14).

Op 3 locaties - Beitem, Bottelare en Kruishoutem - werd het effect (niveau van aantasting, opbrengst en kwaliteit) van verschillende fungicidenschema’s vergeleken met een onbehandelde controle in een gerandomiseerde blokkenproef. Vanaf seizoen 2014 werd daarbij ook kunstmatige inoculatie toegepast in het veld. Tevens werden proeven aangelegd ter bepaling van het uiterste tijdstip waarop een behandeling moet starten in een tot dan toe onbehandeld gewas, op meerdere locaties en in verschillende seizoenen.

Resultaat: simulatiemodel als basis voor adviessysteem

De vele nauwkeurige waarnemingen - op een groot aantal percelen - en bijhorende analyses lieten ons toe om een geschikt simulatiemodel te ontwikkelen, dat een goede verklaring geeft voor het optreden van de ziekte.

In de eerste plaats werd een uitgebreide correlatieanalyse uitgevoerd op de databank met alle waarnemingen en gedetailleerde regionale weersgegevens. Dit model geeft een goed inzicht in de bepalende weersfactoren, waaruit blijkt dat vooral de parameter vocht (neerslag, relatieve luchtvochtigheid en bladnat) een belangrijke rol speelt.

Voorts werden een groot aantal bestaande modellen getoetst op hun bruikbaarheid in onze omstandigheden. Meestal voorspellen deze een eerste aantasting, of wordt een startdatum voor de behandelingen aangegeven. Het merendeel van deze bestaande simulaties of modellen blijkt echter niet geschikt of onbetrouwbaar. Mits een aanpassing van de gebruikte parameters en drempels vertoont één ervan - model FAST - wel een sterke correlatie met de waarnemingen in de zes projectjaren, en is met name bruikbaar voor het adviseren van de eerste bespuiting en (eventuele) vervolgbespuitingen.

Tenslotte werd een gedetailleerd epidemiologisch simulatiemodel opgebouwd, waarin de opeenvolgende stappen van de ziektecyclus van A. solani kwantitatief berekend worden op basis van de weerparameters temperatuur, straling, luchtvochtigheid, bladnat, neerslag en windsnelheid. Vanaf de vorming van sporendragers >> vorming van sporen >> verspreiding door regen en vooral wind >> kieming >> infectie >> vlekvorming gevolgd door vlekgroei, wordt tenslotte het totaal aantal laesies berekend. Het resulterende beeld van deze totale vlekgrootte - de uitkomst van de epidemie - stemde sterk overeen met de waarnemingen in alle jaren én voor de verschillende regio’s, vooral wat betreft de start van de epidemische ontwikkeling.
Een sterk punt daarbij is dat deze aanpak toelaat om de fysiologische weerstand van het gewas op een correcte manier in rekening te brengen, door de infectie-efficiëntie evenredig te laten toenemen met de afrijping van het aardappelgewas, wat resulteerde in een nog betere overeenkomst met de vele waarnemingen. Daarbovenop worden ook teeltfactoren (bv. rotatie) en stressfactoren (bv. droogtestress) mee opgenomen in de berekeningen.

Elk van deze benaderingen heeft zijn specifieke sterke punten, en vertoont in elk seizoen en elke regio een goede correlatie met de vele waarnemingen. In combinatie geven ze een voldoende betrouwbaar inzicht in het optreden van de ziekte, en vormen ze een solide basis voor het adviessysteem.

De nieuwe kennis opgedaan in het project wordt ruim verspreid, en tijdens het seizoen toegepast via de adviezen van de waarschuwingsdienst PCA.

Voornaamste bevindingen voor de praktijk

§  Alternaria is een afrijpingsziekte

§  de rotatieduur op een perceel heeft een duidelijk effect op de aantasting

§  vocht (bladnat, RV, neerslag) in de tweede helft van het seizoen is de belangrijkste klimaatfactor

§  de factor temperatuur is van ondergeschikt belang in een gematigd klimaat

§  enkel zeer ernstige aantastingen van Alternaria leiden tot een significant opbrengstverlies

§  in jaren met onvoldoende velvaste aardappelknollen bij het rooien, bv. vanwege doorwas, kan knolinfectie door Alternaria een ernstig kwaliteitsprobleem in de bewaring zijn

§  de beschikbare fungiciden zijn over het algemeen effectief om een aantasting van Alternaria binnen de perken te houden, maar geven geen garantie: timing van de bespuitingen, middelenkeuze, ziektedruk en gewasstadium spelen een grote rol in het al dan niet epidemisch optreden.

§  er zijn grote verschillen tussen isolaten voor wat betreft gevoeligheid voor fungiciden

§  binnen de A. solani populatie in Vlaanderen zijn er tot 50% strobilurine (en andere QoI-fungiciden) resistente isolaten aanwezig (F129L mutanten), en hun aantal neemt wellicht nog toe

§  er zijn tevens meer dan 50 % succinaat dehydrogenase inhibitor (SHDI) mutanten aanwezig in de populatie

§  het onderzoek leverde twee bruikbare en betrouwbare simulatiemodellen op die het optreden van Alternaria in Vlaanderen kunnen simuleren en voorspellen aan de hand van gedetailleerde weers- en gewasgegevens.

Besluit

Zes seizoenen van intensieve monitoring van percelen, analyse en diagnose, labo-, serre- en veldproeven geven een zeer goed beeld van de werkelijke Alternaria-problematiek in Vlaanderen: belang van het pathogeen, optreden van de ziekte in ruimte en tijd, invloed van weers-, gewas- en teeltfactoren. Deze kennis vormt de solide basis van het adviessysteem dat ruim wordt toegepast in de praktijk, om te komen tot een beredeneerde aanpak van Alternaria conform de principes van IPM.

De bouwstenen van dit adviessysteem (weersgegevens verwerkt in ziektemodellen, gewasontwikkeling, teeltfactoren) werden samengebracht op een overzichtelijke manier, zodat de teler of eindgebruiker op elk moment een goed beeld heeft van het risico voor zijn regio en perceel. Dit laat toe om gewasbeschermingsmiddelen beredeneerd en efficiënt in te zetten.



Datum:1 jan 2013 →  31 dec 2018
Trefwoorden:aardappelen, aardappelteelt, alternaria, IPM, adviesmodel, ziektemodel, epidemiologie
Disciplines:Landbouwwetenschappen, diergeneeskunde en levensmiddelenwetenschappen niet elders geclassificeerd