< Terug naar vorige pagina

Project

Interesse en studiekeuze in een ontwikkelingsperspectief. Een multilevel multinomiale benadering.

Maarten Pinxten, Het Reciproke Effecten Model en studiekeuze. Een longitudinaal onderzoek over het academisch zelfconcept, prestaties en studiekeuze. 
 
Proefschrift aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Doctor in de Pedagogische Wetenschappen, 2013. 
 
Promotor: Prof. Dr. Bieke De Fraine                            Co-promotoren: Prof. Dr. Wim Van Den Noortgate

                                                                                                                          Prof. Dr. Jan Van Damme
 
Deze doctoraatsverhandeling bestaat uit twee grote luiken. In het eerste deel (Manuscripten 1 ‒ 3) staat het academisch zelfconcept centraal terwijl in het tweede deel (Manuscripten 4 & 5) studiekeuze een prominente plaats inneemt. 
 
Het academisch zelfconcept verwijst naar het geheel van percepties die een leerling van zichzelf heeft over zijn/haar (vakspecifieke of algemene) schoolse vaardigheden. Binnen het vakdomein van de onderwijspsychologie kent wetenschappelijk onderzoek naar het academisch zelfconcept een rijke traditie waarin het academisch zelfconcept zowel beschouwdwordt als een bepalende voorspeller van schoolse prestaties alsook een belangrijke uitkomstvariabele op zichzelf. Vooral de longitudinale relatie met schoolse prestaties is de centrale focus van deze doctoraatsverhandeling en vier aspecten van deze relatie werden nauwkeurig onderzocht. De resultaten van Manuscript 1 tonen aan dat er een zekere ontwikkelingstrend </>bestaat doorheen het secundair onderwijs. Meer bepaald, de relatie tussen beide variabelen wordt pas naar het einde van het secundair onderwijs toe wederkering. In lijn van de voorspellingen vanhet Reciprocal Effects Model (REM) heeft het academisch zelfconcept eenpositief effect op schoolse prestaties en vice versa. Verder vinden we beperkte evidentie voor kleine geslachtsverschillen </>in deze reciproke relatie. In Manuscripten 2 en 3 vormt het evenwicht tussende conceptualisering van psychologische constructen aan de ene hand en de operationalisering (meting) van deze constructen aan de andere de rode draad. De resultaten van Manuscript 2 tonen aan dat de manier waarop we prestaties meten</> (leerkrachtbeoordeling versus gestandaardiseerde toetsen) een modererend effect heeft op de resultaten die bekomenworden in REM studies. Leerkrachtbeoordelingen en gestandaardiseerde toetsen hebben verschillende conceptuele en motivationele connotaties en dit heeft zijn implicaties voor de kwantitatieve modellering en voor de uitkomsten van deze statistische modellen. In Manuscript 3 buigen we ons over de vraag of affectieve reacties</> (bv. plezier - angst) conceptueel bijdragen tot een adequaat begrip van het academisch zelfconcept. In een cognitieve beoordeling van iemands eigen schoolse capaciteiten spelen ook affectieve reacties ongetwijfeld een rol maar de vraag blijft of deze affectieve reacties begrepen dienen te worden als een apart construct of als een subcomponent van het academisch zelfconcept. De resultaten van Manuscript 3 wijzen in de richting van het eerste. Toegepast binnen het domein wiskunde blijkt uit de resultaten van confirmatorischefactoranalyse (within network) duidelijk dat beide componenten (plezierin wiskunde & zichzelf competent achten in wiskunde) moeilijk kunnen beschouwd worden als gezamenlijk indicatoren van het wiskundig zelfconcept. Daarnaast blijkt ook dat beide constructen differentiële relatieshebben met wiskunde prestaties en inspanning in wiskunde (between network).
                
 
In het tweede deel van deze doctoraatsverhandeling proberen we meer inzicht te krijgen in de determinanten van studiekeuze in het ASO van het secundair onderwijs (Manuscript 4) en in het eerste jaar aan de universiteit (Manuscript 5). Verschillende theoretische keuzemodellen tonen aan dat het kiezen van een studierichting een complex fenomeen is waarbij een groot aantal factoren (bv., geslacht, interesses, eerdere prestaties, socio-economische status SES, academisch zelfconcept, toekomstambities en eerder gekozen vakken) afzonderlijk en in interactie met elkaar een invloed uitoefenen op zowel keuzeproces als uitkomst. Aan de hand van multilevel multinomiale logistische regressie (Manuscript 4) en multinomiale logistische regressie (Manuscript 5) werd nagegaan in welke mate elke van bovenstaande predictoren bijdroegen tot de keuze voor een bepaalde studierichting. De resultaten tonen duidelijk aan dat elk van de voorgenoemde factoren een belangrijke bijdrage levert. De keuzes die studenten maken in het secundair onderwijs en in het eerste jaar aan de universiteit zijn nog steeds in belangrijke mate een functie van geslacht: jongens zijn nog altijd eerder geneigd om voor meer wetenschappelijk/wiskundige georiënteerde studierichtingen te kiezen waar meisjes eerder voor talige studierichtingen kiezen. Verschillende interessepatronen tussen jongens en meisjes (hogere interesse van jongens in wetenschappen) liggen wellicht aan de basis van deze gender-stereotype keuzepatronen. Vooral in het secundair onderwijs tonen onze resultaten ook evidentie voor negatieve keuzeprocessen waarbij studenten met een lage SES, na controle voor eerdere prestaties en interesses, minder geneigd zijn om te kiezen voor een studierichting met Latijn of Grieks. Ook leerlingen die kiezen voor een studierichting humane wetenschappen lijken dit eerder te doen op basis van slechtere schoolresultaten dan vanuit een hogere interesse voor sociale en culturele activiteiten. SES blijkt geen rol te spelen bij de keuze voor een studierichting aan de universiteit.
Datum:1 okt 2009 →  24 mei 2013
Trefwoorden:Academic self-concept, Structural Equation Modeling (SEM), Multinomial, Multilevel, Choice
Disciplines:Onderwijscurriculum, Onderwijssystemen, Algemene pedagogische en onderwijswetenschappen, Specialistische studies in het onderwijs, Andere pedagogische en onderwijswetenschappen, Psychologische methoden, Mathematische en kwantitatieve methoden, Sociale theorie en sociologische methoden, Politieke theorie en methodologie, Ouderschap en gezinseducatie
Project type:PhD project