< Terug naar vorige pagina

Project

An inquiry into legal definitional and related aspects of space debris and active remediation

De overkoepelende doelstelling van het onderzoek is (i) het kritisch en op fundamentele wijze evalueren van internationaal publiekrecht aangaande de kosmische ruimte in de verhouding tot ruimtepuin en (ii) onderzoeken hoe en in welke mate dat huidige juridische kader kan worden verbeterd met het oog op de langdurige duurzaamheid van activiteiten in de kosmische ruimte. Aan de basis van het onderzoek ligt de veronderstelling dat het tegenwoordige internationaalrechtelijke regime inzake de ruimte meerdere gebreken vertoont die verhinderen dat actoren in de ruimte oplossingen kunnen implementeren voor het probleem van ruimtepuin binnen een juridische context die voldoende rechtszekerheid en duidelijkheid biedt. Op basis van gedetailleerd onderzoek en evaluatie zullen nieuwe juridische overwegingen, geïdentificeerde elementen en parameters worden voorgedragen die van belang zullen zijn voor het afbakenen en vestigen van nieuwe en specifieke juridische termen voor ‘ruimtepuin’ (‘space debris’) en ‘actieve sanering van ruimtepuin’ (‘active debris removal’) met het oog op hun internationaalrechtelijke regulering. Meer in het bijzonder, behelst het onderzoeksproject drie doelstellingen.  

De eerste bijzondere doelstelling is om te onderzoeken en te evalueren welke aspecten noodzakelijkerwijze moeten bijdragen aan een internationaalrechtelijke definitie van het concept ‘ruimtepuin’. Het onderzoek zal daarom verschillende objectieve (technische) en subjectieve (actor beslist) juridische ‘functionaliteitscriteria’ integreren om duidelijker trachten af te bakenen wat ruimtepuin inhoudt, of zal moeten inhouden, in internationaal ruimterecht.

De omstandige analyse onder de eerste doelstelling zal leiden tot voorgestelde elementen die noodzakelijk of van groot belang zijn voor een afgebakend juridisch concept van ruimtepuin. De aandacht gaat daarbij vooral naar de verschillende ruimteverdragen die werden besloten in de schoot van de Verenigde Naties. Als leidraad dient hier de hypothese dat die ruimteverdragen onvoldoend gedetailleerde concepten bevatten voor de juridische behandeling van ruimtepuin of de beoogde oplossingen ervoor. Dergelijke lacunes verhinderen met name vooruitgang met betrekking tot het bestrijden van ruimtepuin, bijvoorbeeld door actieve sanering, en dragen bij aan een dwingende behoefte om nieuwe en passende internationaalrechtelijke termen te ontwikkelen en naar voren te schuiven.

Ten tweede, heeft het onderzoek als doel om de activiteit van actieve sanering van ruimtepuin te analyseren en die op kritische wijze juridisch te kaderen door de verschillende technische en juridische eigenschappen van de activiteit te identificeren en te integreren met elkaar. Vervolgens zal worden geëvalueerd hoe en in welke mate die geïntegreerde eigenschappen een impact (moeten) hebben op toekomstige internationale regulering inzake ruimtepuin en actieve sanering.

Mede gelet op de resultaten onder de eerste doelstelling, zal het onderzoek zich hier toespitsen op aspecten van een mogelijke juridische definitie en van de juridische kwalificatie van actieve sanering. De onderliggende hypothese daarbij is dat elke mogelijke definitie van actieve sanering en elk rechtsinstrument dat die activiteit beoogt te regelen, moet worden ontwikkeld op basis van het gebruik van technologie - en dus bepaalde activiteiten of gedragen met betrekking tot ruimtepuin moet reguleren – in tegenstelling tot een aanpak die leidt tot reguleren van specifieke technologieën per se.

De derde onderzoeksdoelstelling, ten slotte, is het identificeren en juridisch evalueren van internationaalrechtelijke verplichtingen van toepassing op Staten inzake het vermijden van grensoverschrijdende milieuschade, alsook inzake het voorzorgsbeginsel, en om af te wegen welke invloed die verplichtingen hebben op de juridische samenhang en geldigheid van de eerdere resultaten betreffende ruimtepuin en actieve sanering in de bredere context van internationaal milieurecht. Ook de verhouding tussen die verplichtingen, ruimtepuin en actieve sanering, enerzijds, en het specifieke aansprakelijkheidsregime voor onrechtmatige daden van toepassing op activiteiten en schade in de ruimte, anderzijds, zal daarbij worden uitgediept.

Door het samenbrengen van de resultaten uit de voorgaande delen onder de derde doelstelling, zullen die bevindingen juridisch worden geverifieerd ten opzichte van het bredere juridische kader inzake internationale verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van Staten. Dat zal de bevindingen over ruimtepuin en actieve sanering niet enkel juridische kracht bijzetten, maar ze ook in zekere mate helpen immuniseren tegen louter politieke en discretionaire interstatelijke handelingen. De analyse van de voornoemde milieurechtelijke verplichtingen zal helpen vaststellen (i) of, en in voorkomend geval hoe, internationale verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid wordt opgelopen door Staten voor gedragingen die betrekking hebben op een al dan niet objectieve en/of statelijk-subjectieve invulling van een definitie van ruimtepuin en (ii) of, en in voorkomend geval hoe, internationaalrechtelijke verplichtingen Staten mogelijkerwijze dwingen tot actieve sanering of bepaalde gedragingen met betrekking tot ruimtepuin (is er, bijvoorbeeld, ‘een verplichting om bepaalde objecten te kwalificeren als ruimtepuin’?). De daaruit voortvloeiende bevindingen zullen de vorige resultaten wederom verder helpen afbakenen op consistent juridische wijze.

De onderliggende hypothese in het derde deel is dat geldende internationaalrechtelijke verplichtingen Staten reeds bepaalde grenzen opleggen in hun handelen waarmee, minstens mutatis mutandis, rekening moet worden gehouden in het opzetten van een meer gedetailleerd internationaalrechtelijk kader inzake ruimtepuin en actieve sanering. Die verplichtingen maken, daarenboven, reeds deel uit van internationaal ruimterecht ingevolge art. III van het Ruimteverdrag of kunnen er alleszins naadloos mee worden geïntegreerd, gelet op de juridische overweging dat een aantal milieurechtelijke principes reeds van toepassing zijn in de ruimte.

Datum:1 sep 2016 →  1 sep 2020
Trefwoorden:active debris removal, international space law, ruimtepuin, ruimteschroot, space debris, global commons, outer space, actieve sanering, space security, arms race in outer space, internationaal ruimterecht, space debris mitigation, legal definition, United Nations, orbital debris, Committee on the Peaceful Uses of Outer Space, space activities, space object, international environmental law, internationaal milieurecht, voorzorgsbeginsel, precautionary principle, prevention of transboundary harm, preventie van grensoverschrijdende milieuschade, International Court of Justice (ICJ), Internationaal Gerechtshof (IGH)
Disciplines:Rechten, Andere rechten en juridische studies
Project type:PhD project