< Terug naar vorige pagina

Project

Impact van epitheliale barrière-disfunctie op ontsteking bij allergische rhinitis

Patiënten met allergische rhinitis (AR) hebben last van nasale obstructie, niezen, loopneus en een jeukende neus. Daarnaast is nasale hyperreactiviteit (NHR) aanwezig in meer dan 60% van de patiënten met AR. NHR wordt gedefinieerd als de inductie van nasale symptomen na blootstelling aan niet-specifieke triggers in de omgeving. Veel patiënten met AR hebben de symptomen niet goed onder controle en hebben verschillende therapeutische behoeften.

Het neusslijmvlies vormt de eerste verdediging tegen de blootstelling aan allergenen (pollen, huisstofmijt) en microbiële molekulen (endotoxinen) en luchtvervuiling (verontreinigende stoffen). Epitheliale cellen zijn met sterk met elkaar verbonden, zodat een barrière gevormd wordt. Veranderingen in TJ hebben effect op de permeabiliteit en vergemakkelijken de toegang van triggers naar de submucosa. Proteolytische enzymen, afkomstig van ingeademde allergenen, kunnen TJ onderbreken en de epitheel barrière verstoren. De triggers kunnen vervolgens interageren met immuuncellen en / of neuronen die leiden tot activatie en de vrijzetting van mediatoren. Deze mediatoren beïnvloeden andere omliggende cellen, wat kan leiden tot symptomen.

Fluticasonpropionaat (FP), een corticosteroïde met een anti-inflammatoire werking, kan ook de werking van de barrieret vergroten. Azelastine hydrochloride (AZE), een histamine (H)-1 receptor antagonist, vermindert de mastcel degranulatie. De werkzaamheid van het combinatieproduct van AZE en FP neusspray bleek superieur te zijn in vergelijking met monotherapie met betere reductie van symptomen bij patiënten met AR. Het effect van deze behandeling op nasale mediators en / of NHR bij patiënten met AR moet echter nog onderzocht worden. De invloed van AZE in aanwezigheid of afwezigheid van FP op mastcellen en neuronen zou helpen om het voordeel van het combinatieproduct te begrijpen.

Wij veronderstellen dat een defecte nasale barrière functie geïnduceerd wordt door allergenen, microbiële en/of andere milieufactoren leidt tot een verhoogde toegang van triggers en de activatie van mastcellen en/of neuronen. Daarnaast vermindert AZE/FP neusspray de NHR bij patiënten met huisstofmijt AR deels door herstel van de barrièreintegriteit die leidt tot verminderde toegang van allergenen tot de submucosa, en dus een afname in mastcel en neuronactivering. Ten slotte kan verstoring van de nasale epitheliale barrière de oorzaak zijn van allergische sensibilisatie tijdens de ontwikkeling van AR. Het doel van deze studie is het onderzoeken van de invloed van epitheliale barriere dysfunctie op mastcel en/of neuronale activatie in de neusslijmvliezen en op allergische sensibilisatie.

Datum:1 nov 2013 →  7 feb 2018
Trefwoorden:Allergic rhinitis
Disciplines:Immunologie
Project type:PhD project