< Terug naar vorige pagina

Project

Horizontale ongelijkheden en voedselrellen in Afrika.

Recente massaprotesten in Afrika hebben veel aandacht gekregen van zowel de pers als het wetenschappelijk veld. Voedselprotesten tijdens de stijging van wereldvoedselprijzen in de periode 2007-2008 in landen zoals Burkina Faso, Kameroen, Côte d’Ivoire, Egypte, Marokko en Tunesië hebben bijvoorbeeld geleid tot internationale vrees voor de politieke stabiliteit in die landen. De Arabische lente toonde de macht aan van protestbewegingen om autoritaire leiders van de macht te verdrijven. Ook in Sub-Sahara Afrika werden politieke machthebbers die zich aan de macht probeerden vast te klampen verdreven door straatprotesten, zoals in Niger, Senegal en Burkina Faso.

Voor journalisten en beleidsmakers zijn massaprotesten vaak te verklaren door materiële grieven van Afrikaanse burgers. In het publiek debat over de oorzaak van protesten wordt bijvoorbeeld vaak gewezen op prijsstijgingen, overbevolking, of werkloosheid, die mensen aanzetten om te protesteren. Ook in de academische wereld krijgt deze visie veel steun. In de literatuur over schaarste en conflict worden dergelijke stressfactoren gezien als primaire oorzaken van conflict in ontwikkelingslanden. Hoewel deze literatuur zich oorspronkelijk vooral focuste op gewelddadig conflict en burgeroorlogen, wordt door de recente gebeurtenissen ook meer onderzoek verricht naar de oorzakelijke rol van schaarste in Afrikaanse protesten.

In deze thesis werp ik een kritische blik op deze literatuur, zowel op theoretisch als methodologisch vlak. Ik maak hiervoor voornamelijk gebruik van inzichten uit de literatuur over sociale bewegingen. Deze literatuur richt zich vooral op de studie van protestbewegingen in de Westerse wereld, maar ik argumenteer dat theoretische perspectieven en methodologische inzichten ook van toepassing zijn op Afrikaanse protesten. Op theoretisch vlak stel ik dat het niet alleen noodzakelijk is om naar onderliggende motivaties, namelijk grieven, te kijken als verklaring voor mobilisatie, maar dat er ook aandacht geschonken moet worden aan hoe organisatoren erin slagen mensen te verenigen en te mobiliseren voor protest en hoe de staat hierop reageert. Op methodologische vlak richt ik een kritische blik op de data die gebruikt wordt om Afrikaanse protesten te bestuderen. Dit is vaak gebaseerd op mediaberichten, maar de pers reflecteert niet noodzakelijk op objectieve wijze over deze gebeurtenissen, wat dan weer doorspeelt in onze wetenschappelijke kennis hierover. In veel kwantitatieve studies over schaarste en sociale onrust in Afrika worden ook indicatoren van schaarste, zoals voedselprijzen, gerelateerd aan het aantal protesten in een land, maar deze wetenschappelijke analysemethode, gericht op het macro-niveau, geeft niet noodzakelijk meer inzicht in individuele determinanten van protestparticipatie. Een beter inzicht in deze aspecten heeft methoden nodig die zich richten op het micro-niveau, zoals interviews en surveys.

Deze theoretische en methodologische argumenten worden verder uitgebouwd in de individuele hoofdstukken van de thesis. Hoofdstuk 2 richt zich op de 2007-2008 voedselrellen in Afrika en stelt kritisch in vraag in welke mate deze ‘rellen’ veroorzaakt werden door geweld van protestparticipanten, alsook de mate waarin voedselonzekerheid de voornaamste rol speelde in de protesten. Hoofdstuk 3 richt zich op electorale protesten in Senegal in 2011-2012. Deze case studie toont aan dat het succes van deze protesten niet voornamelijk kan verklaard worden door grieven zoals inflatie en werkloosheid, maar in het bijzonder door de leidende en organisatorische rol van oppositiepartijen en civil society organisaties. Vooral oppositiepartijen speelden een belangrijke financiële rol, voornamelijk om hun eigen positie te versterken.

Hoofdstukken 4,5, en 6 gaan dieper in op methodologische kwesties in de studie van protest en conflict in Afrika. Hoofdstuk 4 toont op basis van Afrobarometer survey data en data over het aantal protesten in Afrika (ACLED) dat relaties op het macro-niveau niet noodzakelijk dezelfde zijn als die op het micro-niveau. Associaties tussen onafhankelijke variabelen en protesten zeggen niet noodzakelijk iets over determinanten van protestparticipatie. Hoofdstuk 5 concentreert zich op methodes van data-collectie in de studie van conflict, in het bijzonder op basis van persberichten. Het hoofdstuk brengt een nieuw analytisch kader, het Total Event Error Framework, naar voor dat de fouten aanduidt die kunnen optreden bij het gebruik van mediaberichten om conflict datasets te ontwikkelen. Dit kader maakt gebruik van inzichten in de methodologische literatuur over conflict in ontwikkelingslanden, alsook protesten in het Westen. Het hoofdstuk duidt ook belangrijke richtingen voor verder onderzoek aan. Een van deze richtingen wordt opgenomen in Hoofdstuk 6. Dit hoofdstuk vergelijkt datasets over conflict in Nigeria die ontwikkeld werden op basis van verschillende mediabronnen. Op basis van drie Nigeriaanse kranten werd een eigen dataset ontwikkelt, die in het hoofdstuk vergeleken wordt met data van de SCAD en ACLED projecten. De resultaten tonen aan dat vooral het gebruik van internationale persberichten (SCAD) risico’s inhoud voor de analyse van conflict, en in het bijzonder protest, in Afrika.

In Hoofstuk 7 worden de bevindingen samengevat en worden richtingen voor verder onderzoek aangeduid.

Datum:1 okt 2012 →  19 okt 2017
Trefwoorden:Protests, Social movements, Africa, Violence, Riots, Political mobilization
Disciplines:Andere sociale wetenschappen
Project type:PhD project