< Terug naar vorige pagina

Project

Tijd om Sociaal te Worden: Adaptieve Sociale Interacties in de Dagelijkse Levens van Jongeren

Om de ontwikkeling van geestelijke gezondheidsproblemen beter te begrijpen, is het van fundamenteel belang om ons te richten op zowel de adolescentie – de periode waarin de meeste psychopathologie zich ontwikkelt – als op sociale processen – gegeven dat psychisch lijden grotendeels interpersoonlijk van aard is. Daarnaast zijn bepaalde ouderschapsstijlen sterke voorspellers van zowel sociale als mentale gezondheidsproblemen. Toch weten we relatief weinig over hoe deze verschillende factoren zich tot elkaar verhouden in de dagelijks levens van adolescenten. In deze dissertatie maak ik gebruik van data verzameld met de Experience Sampling Method om een beter, meer ecologisch valide inzicht te verkrijgen in de relatie tussen ouderschap, sociale processen, en psychopathologie bij adolescenten.

In Hoofdstuk 3 geven we een betoog voor waarom metingen van sociale processen meer rekening moeten houden met ecologische validiteit – en het dagelijks leven. Het meten van sociale cognitie wordt besproken, maar de gepresenteerde argumenten hebben een bredere relevantie voor alle type metingen in geestelijke gezondheidsonderzoek.

In Hoofdstukken 4 tot en met 6 worden de wederzijdse relaties tussen ouderschap, psychopathologie, en sociale interacties in het dagelijks leven onderzocht in drie empirische studies, gebruik makend van twee grote adolescentenstudies met experience sampling-metingen. In Hoofdstuk 4 vinden we hoe ouderlijke zorg en controle meer gerelateerd zijn aan de ervaren kwaliteit van dagelijkse sociale interacties dan aan de kwantiteit daarvan. We rapporteren iets soortgelijks in Hoofdstuk 5, waar we consistente associaties zien tussen de kwaliteit van dagelijkse sociale interacties en een gemiddeld niveau van psychopathologie – en minder consistente relaties tussen de kwantiteit van sociale interacties en psychopathologie. Tenslotte onderzoeken we deze relaties in Hoofdstuk 6 in één overkoepelend model, waar rekening wordt gehouden met specifiekere ouderschapsstijlen en dagelijkse sociale interacties in verschillende gezelschappen. In dit model hebben vaderlijke autonomie-ondersteuning en de kwaliteit van dagelijkse sociale interacties met niet-familieleden unieke associaties met het niveau van psychopathologie. Alles tezamen geven deze bevindingen de unieke relevantie van de kwaliteit van dagelijkse sociale interacties aan voor het beter begrijpen van de ontwikkeling van psychopathologie.

Omdat de sociale wereld van de hedendaagse adolescent grotendeels ook online plaatsvindt, onderzoeken we in Hoofdstuk 7 hoe adolescenten online versus ‘face-to-face’ sociale interacties ervaren – op het moment dat ze interacteren. We zien daar hoe deelnemers meer affectieve voordelen rapporteren wanneer ze face-to-face in plaats van online interacteren, en in tegenstelling tot sommige theorieën zien we geen modererende effecten van sociale factoren op de grootte van deze voordelen.

Het onderzoeken van hoe de sociale levens van adolescenten relateren aan hun geestelijke gezondheid is vele malen relevanter geworden tijdens de COVID-19 pandemie, toen afstandsrestricties sociale interactie ernstig bemoeilijkten. In de laatste studie van Hoofdstuk 8 onderzoeken we verschillen in de geestelijke gezondheid en dagelijkse sociale interacties van jonge mensen, tussen de situatie van voor de pandemie en het begin van de pandemie in mei 2020. We zien hoe face-to-face sociale interacties afnamen en online interacties toenamen, maar meer verrassend ook dat algemene psychopathologie-niveaus lager dan verwacht waren en dat angstklachten zelfs hadden afgenomen. De relatie tussen de kwaliteit van sociale interacties en psychopathologie was bovendien sterker geworden tijdens de pandemie, wat de relevantie van kwaliteitsvolle sociale interacties aangeeft wanneer er sprake is van sociale deprivatie.

Concluderend richt ik mij in deze dissertatie op de unieke relevantie van de momentane sociale interactie in het begrijpen van de sociale ontwikkeling van jongeren – en wanneer dit mis dreigt te gaan. Uit alle studies blijkt een goede ervaring van sociale interacties van fundamenteel belang. Relaties lijken te bestaan tussen processen op verschillende niveaus, tussen algemene percepties van ouderschap en hoe sociale interacties op het moment zelf worden ervaren, en tussen die dagelijkse sociale ervaringen en het niveau van psychopathologie. Verder onderzoek dat deze processen longitudinaal ontwart is nodig om meer inzicht te krijgen in de volgorde waarin dit alles gebeurt. Tenslotte is een focus op de kwaliteit in plaats van de kwantiteit van sociaal gedrag waarschijnlijk het meest behulpzaam in de ontwikkeling van momentane interventies die zich richten op het verlichten van sociale problemen.

Datum:10 mei 2017 →  28 jan 2022
Trefwoorden:psychiatry, clinical psychology, developmental psychology, social interaction, experience sampling, psychosis
Disciplines:Psychiatrie en psychotherapie, Verpleegkunde, Andere paramedische wetenschappen, Klinische en counseling psychologie, Andere psychologie en cognitieve wetenschappen
Project type:PhD project