< Terug naar vorige pagina

Project

Tropische boomgewassen. Van een drijfveer van ontbossing naar een herstelmogelijkheid

We leven in een tijdperk van ongekende milieuveranderingen, die ongekende, wereldwijde acties motiveren om bosecosystemen te beschermen en herstellen. Tropische ontbossing zorgt voor ongeveer 15% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen.  Het tegengaan van ontbossing en het vastleggen van koolstof door het herstel van tropische bossen zijn kostenefficiënte maatregelen voor het verminderen van de uitstoot, die bovendien op grote schaal kunnen worden toegepast. Ze zijn dan ook erg relevant in wereldwijde decarbonisatiescenario‘s. Boomplantages kunnen zowel bij ontbossing als bij bosherstel een belangrijke rol spelen.

Dit doctoraatsonderzoek wil elementen aanleveren die bijdragen om boomplantages van oorzaken van ontbossing te veranderen in actoren van bosherstel. De hoofdstukken van dit promotie-onderzoek verschillen in omvang, schaal, geografie en methodologie. Het gemeenschappelijke thema is de bostransitiecurve, waarbij elk hoofdstuk een andere fase vertegenwoordigt, te beginnen met de ontbossing in het bosrijke Zuiden van Kameroen tot de plantagebossen als elementen van bostransitie in Sumatra en Kalimantan.

Hoofdstuk 1 introduceert basisbegrippen, gaat in op de relatie van boomplantages met de belangrijkste productiefactoren (land, arbeid, kapitaal) en schetst de doel-stellingen en de algemene aanpak van dit promotieonderzoek in het kader van de theory-of-change. In hoofdstuk 2 wordt een globale beoordeling van de biofysische geschiktheid voor de teelt van oliepalm gemaakt en wordt deze vervolgens gerelateerd aan een set van ruimtelijk expliciete criteria om de toekomstige productie te richten op land waar meer milieuvriendelijke palmolieproductie mogelijk is. De belangrijkste bevinding is dat er vanuit een puur biofysisch standpunt 1.37 miljard ha verspreid over 12 landen geschikt is voor de teelt van oliepalm. Indien rekening gehouden wordt met duurzaamheidscriteria daalt dit gebied tot 234 miljoen ha of 17% van het theoretisch potentieel waar productie minder schadelijk zou zijn. Veel van dat land bevindt zich in echter in afgelegen gebieden weg van de consumptiecentra, waar de activiteit nauwelijks rendabel zou zijn. 

In hoofdstuk 3 wordt ingezoomd op Zuid-Kameroen, waar het overgebleven bosrijke landschap wordt bedreigd door uitbreiding van landbouw. Het hoofdstuk beschrijft een landgebruiksmodel dat kan worden gebruikt om een toekomstgericht bosreferen-tieniveau te ontwerpen dat vervolgens als benchmark kan dienen voor het ontvangen van betalingen in het kader van het REDD-mechanisme. De resultaten tonen dat toekomstige emissie met 47% kunnen toenemen ten opzichte van de historische baseline, maar uit een Monte Carlo-analyse blijkt een grote onzekerheid op dit resultaat. Boomgewassen spelen een rol als drijvende kracht achter de ontbossing, maar ze zijn van ondergeschikt belang in vergelijking met eenjarige landbouwgewassen. De statistieken over de omvang van boomplantages zijn ook ontoereikend.

In hoofdstuk 4 wordt een nieuwe aanpak voorgesteld om zowel de omvang als de leeftijd van de oliepalmplantages in Zuidoost-Azië geautomatiseerd in kaart te brengen, met een citizen science aanpak voor validatie. De bevindingen met 11.66 ± 2.10 miljoen hectare gekarteerde oliepalm tonen aan dat het productiegebied van oliepalmen waarschijnlijk wordt overschat door de huidige karteringsmethoden; plantages in de gevestigde productiecentra zijn het tijdperk van hoge olieproductiviteit reeds voorbij, wat suggereert dat de sector actie moet ondernemen voor een geleidelijke verjonging van de plantages.

Hoofdstuk 5 situeert zich in een prille opwaartse fase van de transitiecurve, en situeert zich tegen de achtergrond van een omvorming van boomsoort in de Indonesische pulp- en papiersector: van stikstoffixerende acacia's naar eucalyptus. Zulke massale verschuiving is ongekend in de geschiedenis van de plantagebosbouw en roept vragen op over de toekomstige stikstofvoorziening van de plantages. De resultaten van een bosgroeimodel tonen aan dat in de toekomst eucalyptusbestanden zullen moeten worden bemest om het hoge productiviteitsniveau te behouden. Simulaties bevestigen het gunstig effect van kruisbemesting wanneer rotaties van acacia en eucalyptus zouden worden afgewisseld. Echter, zulke effecten zijn wellicht te gering om een verschuiving naar een plantageschema met dergelijke soortenmenging in de tijd te stimuleren.   

Hoofdstuk 6 bespreekt eerst de onderliggende concepten en theorieën die ten grondslag aan de eerder technische aanpak in de diverse hoofdstukken van dit doctoraat, en licht toe hoe de resultaten van de hoofdstukken bijdragen tot de theory of change. Daarna vervolgt het hoofdstuk met relevante aanbevelingen voor het beleid, meerbepaald wat de belangrijkste beleidsopties in verband met boomplantages zijn, met name drukkingspolitiek, betaling voor ecosysteemdiensten, gezoneerd landgebruik en investering. Ten slotte stelt het veelbelovende pistes voor toekomstig onderzoek voor, met name door verbinding van de methoden uit de verschillende hoofdstukken.

Datum:11 jan 2018 →  27 aug 2020
Trefwoorden:Tree crop, Deforestation, Forest Landscapes Restoration, Reforestation, Oil Palm, Cocoa, Indonesia, Cameroon
Disciplines:Landschapsarchitectuur, Kunststudies en -wetenschappen, Fysische geografie en omgevingsgeowetenschappen, Communicatietechnologie, Geomatische ingenieurswetenschappen, Ecologie, Milieuwetenschappen en management, Andere milieuwetenschappen, Bosbouw
Project type:PhD project