< Terug naar vorige pagina

Project

Het in kaart brengen van de risico’s van antibioticaresiduen, antibioticaresistentiegenen en pathogenen bij gebruik van varkensmest in de landbouw (VARMEST)

Centrale onderzoeksvraag/doel
Jaarlijks wordt circa 60 kiloton stikstof onder de vorm van varkensmest op Vlaamse landbouwgronden uitgereden, ook op gronden waarop groenten gekweekt worden. Als men op een varkensbedrijf antibiotica toedient, rijst de vraag in welke mate de varkensmest van dat bedrijf risico's inhoudt qua verspreiding van antibioticaresiduen en antibioticaresistentiegenen in het milieu. In de  varkenssector heeft men ook te maken met zoönotische pathogenen zoals Salmonella. In dat verband stelt zich de vraag in welke mate deze bacteriën in de bodem kunnen overleven na het uitrijden van de mest. Het onderzoeksproject VARMEST heeft tot doel te verhelderen of en zo ja, op welke wijze varkensmest veilig gebruikt kan worden in de tuinbouw.  

Onderzoeksaanpak
Het project is inmiddels afgewerkt. Qua aanpak is er in eerste instantie een vloeistofchromatografische/ massaspectrometrische multi-residu methode ontwikkeld en gevalideerd voor de detectie van antibioticaresiduen in mest- en bodemstalen. Vervolgens hebben we mest en bemeste bodems gescreend op antibioticaresiduen, antibioticaresistentiegenen en pathogenen. Dat gebeurde op meerdere tijdstippen. De mest analyseerden we voor het moment van uitspreiding. Van de bodem zelf namen we stalen omiddellijk voor en onmiddellijk na bemesting, en ook op één maand, twee maanden en vier maanden na de bemesting (dat laatste dus rond het oogsten). Tot slot brachten we de impact van mestverwerkingstechnieken op de bedoelde sanitaire risico's in kaart. Hiertoe analyseerden en vergeleken we stalen van de ruwe mest en stalen van de verwerkte mest.

Relevantie/Valorisatie
De resultaten tonen aan dat hoge concentraties aan antibioticaresiduen in varkensmest aanwezig kunnen zijn die dan ook na bemesting in de landbouwgrond detecteerbaar kunnen zijn tot na de oogst. Dit blijkt echter sterk afhankelijk te zijn van het antibioticum en het bodemtype. De  aanwezigheid van antibioticaresistentiegenen in varkensmest was echter vergelijkbaar voor varkens die antibiotica kregen als voor varkens die geen antibiotica toegediend kregen. Hoewel de geselecteerde antibioticaresistentiegenen reeds aanwezig waren in de bodem voor bemesting, werd toch een stijging waargenomen voor het merendeel van de geselecteerde antibioticaresistentiegenen meteen na bemesten. Deze stijging werd gevolgd door een graduele daling naar de beginniveaus op moment van oogst. Deze resultaten geven aan dat de input van antibioticaresistentiegenen via bemesting belangrijker is dan de selectiedruk uitgeoefend door de antibioticaresiduen aanwezig in de mest. Pathogenen, aanwezig in de mest, waren één maand na bemesting niet meer aantoonbaar in de bodem. 
Tot slot werd aangetoond dat biologische mestverwerking globaal gezien zorgt voor een lichte reductie van de concentratie van bepaalde antibioticaresiduen en antibioticaresistentiegenen en een aanzienlijke reductie van het aantal pathogenen aanwezig in het effluent.
 
Datum:1 sep 2013 →  31 dec 2018