< Terug naar vorige pagina

Project

Gastro-enteritis bij zuigelingen ingeënt tegen rotavirus, in België en Vietnam: het effect van maternale antistoffen in de borstvoeding en de identificatie van (nieuwe) pathogenen.

Gastro-enteritis (GE) -infecties, waaronder rotavirusinfecties, komen voor bij baby's die gevaccineerd zijn tegen rotavirus. Dit kan het gevolg zijn van zogenaamde doorbraakinfecties of als gevolg van het optreden van GE veroorzaakt door andere (nieuwe) pathogenen. Een lagere effectiviteit van het rotavirus-vaccin kan verantwoordelijk zijn voor een doorbraakinfectie. In vergelijking met geïndustrialiseerde landen is de effectiviteit van het rotavirusvaccin veel lager in ontwikkelingslanden en in landen in transitie. Een mogelijke verklaring kan worden gevonden in het feit dat moedermelk van vrouwen die in deze landen wonen meer antilichamen tegen rotavirussen bevat. Deze antilichamen kunnen een negatieve invloed hebben op het werkingsmechanisme van het vaccin. Met deze studie willen we onderzoeken of we een verschil kunnen waarnemen tussen kinderen die borstvoeding krijgen op het tijdstip van vaccinatie, in vergelijking met kinderen die in beide landen formuletoediening krijgen. Daarnaast zullen we onderzoeken of het interval tussen borstvoeding en vaccinatie een rol speelt.

Datum:1 jan 2014 →  31 dec 2017
Trefwoorden:epidemology, gastroenteritis, breastfeeding, vaccination, maternal antibodies, Rotavirus
Disciplines:Microbiologie, Systeembiologie, Laboratoriumgeneeskunde