< Terug naar vorige pagina

Project

Functionele en Cognitieve Taalkunde (Grammatica en Typologie).

Begrijpen hoe/wanneer/waarom de functies en vormen van grammatica veranderen, om inzicht te krijgen in menselijke cognitie en evolutie. De fundamentele vragen die dit onderzoek blijven sturen zijn: 1. In hoeverre is taalverandering afhankelijk van linguïstische variatie tussen individuen? Studies over taalverandering hebben taal lange tijd behandeld als een abstract object dat los staat van zijn gebruikers. Maar het is duidelijk dat taal niet zonder hen kan bestaan. Hoewel sociolinguïsten aandacht hebben besteed aan variatie tussen sprekers op basis van sociale variabelen (zoals leeftijd, geslacht, klasse), doet het individu er voor hen minder toe, omdat het zich onvermijdelijk assimileert aan zijn peers. Een dergelijke opvatting is problematisch in het licht van recente theorieën die taal zien als een complex adaptief systeem, niet alleen op groepsniveau (als een emergente eigenschap van de interactie van sprekers), maar ook op het niveau van de individuen zelf. Aangezien taal geleerd wordt op basis van input, die voor elk individu uniek is, wordt verwacht dat verschillende individuen verschillende (linguïstische) abstracties en generalisaties maken. Ook delen mensen niet altijd linguïstische generalisaties, zelfs niet als ze tot dezelfde gemeenschap behoren. Een van de doelstellingen is licht te werpen op de vraag hoe deze cognitieve variatie doorwerkt in taal op het niveau van de gemeenschap. 2. In welke mate veranderen individuen hun syntactisch gedrag over hun levensloop? Deze tweede vraag heeft betrekking op de rol van cognitieve veroudering in syntactische verandering. Twee tegenstrijdige visies hebben dit debat gedomineerd. Onderzoek ingebed in de generatieve traditie neemt aan dat syntactische structuren kristalliseren in een stabiele toestand in de vroege kindertijd. Voorstanders van deze visie beschouwen kinderen als de primaire actoren van verandering. Omgekeerd kennen usage-based benaderingen een centrale rol toe aan taalgebruik. Taalverandering wordt geacht zijn oorsprong te vinden in de interactie tussen sprekers. Sprekers kunnen zowel in hun kindertijd als later in hun leven nieuwe constructies aannemen, waarbij de tweede optie het meest waarschijnlijk is voor constructies met complexe pragmatische kenmerken (zoals de grammaticalisatie van epistemische betekenis). Uit eerder onderzoek is gebleken dat zowel kwalitatieve als kwantitatieve grammaticale verandering in het volwassen leven voorkomt, maar tegelijkertijd beperkt wordt door gewoontevorming en sociale remming. Voor een volledig begrip van verandering zullen zowel incrementatie als verandering over het leven moeten worden bestudeerd. 3. In welke mate beïnvloeden veranderingen in verschillende constructies elkaar, ook op individueel niveau? Gedurende een groot deel van zijn geschiedenis is het Engels afgegleden naar een striktere SOV woordvolgorde, en veel meer dan andere Germaanse talen. Een van de gevolgen hiervan is dat het onderwerpslot is uitgebreid met een grotere variëteit aan subjecttypen, waaronder bijvoorbeeld een hoger percentage levenloze subjecten (in plaats van prototypische agent-subjects). In mijn ERC-project heb ik onderzocht of er aanwijzingen zijn dat individuen dit soort grootschalige verschuivingen waarnemen, en of hun grammatica's levenslange ontwikkelingen vertonen die daarop inspelen. Het blijkt bijvoorbeeld dat er een toename is van inanimate subjecten in progressiefconstructies. Doen individuen die aan deze toename deelnemen, dan ook mee aan de toename van levenloze onderwerpen in andere constructies? Of zijn individuen zich niet bewust van deze grootschalige opkomende eigenschappen? Het blijkt dat individuen nauw verwante constructies associëren in hun geest. Tot nu toe is het echter onmogelijk gebleken overtuigend bewijs te vinden, en zijn er aanwijzingen dat dit soort co-evolutie op langere termijn buiten het bereik van individuele taalgebruikers ligt en eerder een emergent effect is. Deze kwestie zal verder worden onderzocht.
Datum:1 sep 2020 →  Heden
Trefwoorden:FUNCTIONELE LINGUÏSTIEK, HISTORISCHE LINGUÏSTIEK, COGNITIE, LINGUISTIEK
Disciplines:Corpuslinguïstiek, Diachrone linguïstiek, Syntax, Theoretische linguïstiek