< Terug naar vorige pagina

Project

Explaining adolescents' media use and differential susceptibility to the association between media use and risk behavior: a reinforcement sensitivity perspective.

Over het algemeen bestaat er consensus over de hypothese dat verschillende mensen verschillende media(-inhouden) selecteren en dat blootstelling aan deze inhouden verschillende mensen op een verschillende manier kan beïnvloeden. Doorheen de jaren zijn dan ook heel wat studies uitgevoerd naar de link tussen persoonlijkheid en mediagebruik enerzijds en de rol van persoonlijkheid in het verklaren van media-effecten anderzijds. De meeste van deze studies operationaliseerden persoonlijkheid door gebruik te maken van eerder descriptieve modellen zoals het Five Factor Model of selecteerden specifieke persoonlijkheidskenmerken zoals agressiviteit en sensation seeking.  In dit doctoraat werd een alternatieve operationalisering van persoonlijkheid geïntegreerd in onderzoek naar mediagebruik en media-effecten vanuit het perspectief van de Reinforcement Sensitivity Theory. Deze theorie stelt dat neuropsychologische processen aan de basis liggen van verschillen in persoonlijkheid. Meer bepaald worden twee belangrijke systemen onderscheiden: het behavioral activation system (BAS) en het behavioral inhibition suystem (BIS). BAS wordt geactiveerd door positieve stimuli die geassocieerd zijn met beloning. Blootstelling aan deze stimuli leidt tot gedrag in de richting van de positieve, belonende stimulus. BIS wordt geactiveerd door negatieve stimuli die geassocieerd zijn met straf. Blootstelling aan dergelijke stimuli zal leiden tot het inhibitiegedrag en het vermijden van situaties waarin strafgerelateerde stimuli aanwezig zijn. Aangezien deze systemen in volle ontwikkeling zijn tijdens de adolescentie en vooral BAS op dat moment een piek vertoont, is onderzoek naar deze kenmerken bij adolescenten van groot belang.

            Het Differential Susceptibility to Media Effects Model schrijft twee belangrijke rollen toe aan persoonlijkheid binnen media-onderzoek; eerst en vooral als voorspeller van mediagebruik en ten tweede als moderator van media-effecten. Binnen dit doctoraat staan deze twee rollen centraal door de concepten van de reinforcement sensitivity theorie te onderzoeken als voorspeller en moderator binnen onderzoek naar mediagebruik –en effecten. Meer specifiek werd binnen hoofdstuk 1 en 2 van dit doctoraat bekeken of er een associatie bestaat tussen BAS en BIS aan de ene kant en gewelddadig en niet-gewelddadig mediagebruik aan de andere kant. De resultaten toonden aan dat hogere scores op BAS gelinkt zijn met het kijken naar gewelddadige films en het spelen van gewelddadige games, wat volledig in lijn lag met de vooropgestelde hypothesen. De link tussen BAS/BIS en niet gewelddadige vormen van mediagebruik was minder eenduidig. Er werd namelijk geen link gevonden tussen deze persoonlijkheidskenmerken en het kijken naar niet-gewelddadige films. Er bleek wel positieve associatie te zijn tussen BAS en het spelen van niet-gewelddadige games en een positieve associatie tussen BIS en het spelen van niet-gewelddadige games. Hoewel meer onderzoek nodig is naar de link tussen deze concepten en verschillende vormen van mediagebruik, tonen de studies van dit doctoraat wel de waarde aan van het centrale persoonlijkheidsperspectief voor media-onderzoek. Zeker voor gewelddadige vormen van mediagebruik blijken BAS en BIS goede voorspellers te zijn die een nieuw licht werpen op het verklaren van welke individuen al dan niet gewelddadige media gebruiken.

            De vraag of BAS en BIS naast voorspellers van mediagebruik ook moderatoren zijn van media-effecten werd onderzocht in hoofdstuk 3, 4 en 5 van dit doctoraat. Uit de psychologische en gezondheidswetenschappelijke literatuur leerden we dat BAS en BIS een sterke link vertonen met verschillende vormen van gezondheidsgerelateerde risicogedragingen zoals ongezond eten, roken en alcoholgebruik. Binnen dit doctoraat werd daarom de focus gelegd op de rol van BAS en BIS binnen enkele traditionele effecten van de media op deze gezondheidsgedragingen: de link tussen soaps en alcohol attitudes (hoofdstuk 3), de link tussen MTV reality shows en intenties ten aanzien van roken, dronken zijn en binge-drinken (hoofdstuk 4) en de link tussen gamen en ongezond snackgedrag (hoofdstuk 5). Twee belangrijke hypothesen vormden de rode draad doorheen deze hoofdstukken. Eerst en vooral werd verwacht dat adolescenten met hogere BAS scores gevoeliger zouden zijn voor het invloed van de media op gezondheidsgedrag aangezien zij aandachtiger zouden kunnen zijn voor boodschappen die bijvoorbeeld alcohol en roken op een positieve manier voorstellen. Ten tweede, werd verwacht dat adolescenten met hogere scores op BIS zich bewust zijn van de potentiële negatieve gevolgen van risicogedragingen en dat BIS dus beschermend zou werken voor de invloed van de media. De resultaten toonden aan dat BAS en BIS over het algemeen geen modererende rol spelen in de onderzochte verbanden. Enkel in hoofdstuk 3 werd gevonden dat BIS een beschermende rol speelt in het verband tussen het kijken naar soaps en positievere alcohol attitudes.

Datum:1 okt 2013 →  14 jun 2017
Trefwoorden:media effects
Disciplines:Communicatiewetenschappen, Journalistiek en professioneel schrijven, Media studies, Andere media en communicatie
Project type:PhD project