< Terug naar vorige pagina

Project

Effect van feedback en een behoefte-ondersteunende coach op fysieke activiteit bij werkende volwassenen: validatie van een multisensor activiteiten monitor en evaluatie van een interventie

De huidige aanbevelingen betreffende fysieke activiteit (FA) adviseren volwassen om ten minste 150 minuten per week matig intensieve of 75 minuten per week hoog intensieve aerobe inspanningen te leveren. Eenenveertig percent van de Belgische bevolking voldoet niet aan bovenstaande richtlijnen. Nochtans werd meermaals aangetoond dat FA goed is ter preventie en behandeling van verschillende gezondheidsproblemen zoals metabole aandoeningen, hart en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. Mensen zijn zich wel bewust van de gezondheidsvoordelen van zon fysiek actieve levensstijl maar achten zich vaak niet capabel om actie te ondernemen enhun gedrag te veranderen. </>
De FA richtlijnen lijken soms moeilijkbereikbaar, voornamelijk omdat fysiek inactieve mensen niet beseffen dat ze onvoldoende bewegen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld roken, is FAcomplex en multidimensioneel, wat het moeilijk meetbaar maakt. FA wordtgekenmerkt door frequentie, duur, intensiteit en het type van activiteit; het vindt plaats in verschillende domeinen en kan zowel bestaan uit toevallige als geplande activiteiten. Volgens onderzoek overschat 48 tot 61% van de inactieve bevolking hun eigen FA niveau. Ondanks het feit datzij de grootste risicogroep vormen voor gezondheidsproblemen, zullen zij hun inactiviteit niet als ongezond gedrag erkennen en bijgevolg zullenze weerstand bieden om hun gedrag te veranderen. Zij zijn daardoor ook minder gevoelig voor allerlei gezondheidscampagnes. Daarom is het belangrijk om eenvoudige en gemakkelijk te implementeren methodes te ontwikkelen die het bewustzijn van het eigen activiteitsniveau kunnen bevorderen en de motivatie om meer fysiek actief te worden kan doen aanwakkeren. </>
Verschillende interventiestudies uit het verleden hadden als doel het activiteitsniveau van inactieve volwassen te laten toenemen. Ondanks het feit dat de meeste van deze studies succesrijk zijn op korte termijn, tonen recente reviews toch aan dat het effect op lange termijn eerder klein was en dat verandering op lange termijn dus zeer moeilijk blijft. Het is echter wel aangetoond dat het meten van het activiteitsgedrag en het geven van feedback op het gedrag en/of de gedragsuitkomst kan helpenom het bewustzijn omtrent iemand zijn/haar gedrag te verhogen en de redenen om dat gedrag te veranderen te laten toenemen.</>
Er is steeds meer interesse in het meten van individuele FA niveaus. Onderzoekers gaanop zoek naar nieuwere meettechnieken die accuraat, betrouwbaar, praktisch en betaalbaar zijn. Stappentellers worden in heel wat interventiestudies gebruikt met als doel het verhogen van FA. Ze leveren onmiddelijke feedback omtrent het FA niveau en hebben op deze manier een dubbele functie: als meetinstrument en als motivator van FA. Als men enkel mensen wilmotiveren om meer fysiek actief te worden is een stappenteller eigenlijk voldoende en zijn ze erg geschikt vanuit een financieel standpunt. Indien men echter het energieverbruik wil meten, dan kan men beter beroep doen op meer gesofisticeerde accelerometer-gebaseerde toestellen.</>
De SenseWear Armband (BodyMedia, Inc. </>Pittsburgh, PA) is een lichaamsmonitor die gedragen wordt aan de bovenarm en het energieverbruik schat op basis van informatie die verzameld wordt via verschillende sensoren. De sensoren registreren huidtemperatuur, warmteafgifte en galvanische weerstand. Daarenboven is het toestel voorzien van een 2-assige accelerometer waardoor elk type lichaamshouding en actie geïnterpreteerd kan worden. De innovatie van het integreren van fysiologische metingen met accelerometrie kan de estimatie van het energieverbruik verbeteren, voornamelijk tijdens activiteiten van lage intensiteit en activiteiten met beperktelichaamsbeweging (bv. weerstandstraining). The SWA werd gevalideerd alseen accuraat toestel voor zowel minuut-per-minuut als het gemiddelde energieverbruik bij laag-tot-matig fysieke activiteiten. Het is echter ookbelangrijk om de validiteit van de SWA te onderzoeken tijdens zware en zeer zware inspanningen, aangezien de nieuwe aanbevelingen voor FA ook het aandeel van zwaardere fysieke inspanningen beklemtonen. Recentelijk werd een nieuw algoritme onwikkeld met als doel het verder verbeteren vande estimatie van het energieverbruik.</>
Eerdere validatiestudies legden de focus op één type intensiteit en includeerden geen verschillendeintensiteiten gaande van matig tot zeer zware intensiteit in één enkeleinspanningstest. Daarenboven heeft nog geen enkele studie het nieuwe SWA algoritme gevalideerd. Ook de validiteit van de SWA ten opzichte van een gouden standaard meettechniek in verschillende temperatuurscondities werd nog niet eerder onderzocht. Het meten van het energieverbruik van mensen die trainen in verschillende temperaturen bij verschillende intensiteiten kan echter interessant zijn om objectief en zonder al te veel moeite de belasting van de inspanning te bepalen. Deze lacunes in de literatuur vormden de basis van waaruit het methodologisch hoofdstuk</> van deze doctoraatsthesis werd opgesteld. </>
 </>
De eerste studie van dit methodologisch hoofdstuk vergeleek het nieuwe SWA algoritme met de methode van de indirecte calorimetrie (IC) in het estimeren van hetenergieverbruik bij verschillende snelheden variërend tussen matige en zeer zware intensiteit (studie 1</>). De resultaten geven aan dat de SWAhet energieverbruik onderschat met 0.93 ± 1.21 kcal/min (p<0.001) indien men jogde aan 6 km/u en met 10.27 ± 3.04 kcal/min (p<0.001) indien menliep aan 16.2 km/u. Ondanks deze onderschatting was het energieverbruikgemeten door de SWA significant en substantieel gecorreleerd met IC, endit voor elke loopsnelheid. Een drempelwaarde werd gevonden bij 9.6 METs hetgeen overeenkwam met een loopsnelheid van 9 km/u. Alle inspanningendie boven deze drempelwaarde werden geleverd, resulteerden in een onderschatting van het energieverbruik. We deden bijgevolg dan ook de aanbeveling om het SWA algoritme aan te passen tijdens loopactiviteiten.</>
Een tweede studie bepaalde de validiteit van de SWA tijdens intervaltraining (studie 2</>). De resultaten van deze studie steunen het gebruik van de SWA voor matige FA en bevestigen een onderschatting van het energieverbruik bij hogere intensiteit. Het recent ontwikkelde nieuwe SWA algoritme vertoonde een verbetering ten opzichte van het oude SWA algoritme. In het algemeen kunnen we stellen dat de verschillen met IC significant kleiner waren voor het nieuwe algoritme (verschil=-0.88 ± 0.09 kcal/min;p<0.001) dan voor het oude algoritme (verschil=-1.88 ± 0.09 kcal/min; p<0.001). Nochtans blijft het meten van het energieverbruik bij hogere intensiteiten een uitdaging. Door de onderschatting van SWA bij hoge intensiteit is enige voorzichtigheid toch aan te raden indien atleten de SWA wensen te gebruiken tijdens hun intervaltraining.</>
 </>
Om na te gaan of de onderschatting van het energieverbruik bij hoge intensiteit het gevolg is van een slecht functioneren van de sensoren, werd geopteerd om de omgevingstemperatuur te manipuleren  </>(19°C, 26°C and 33°C) en de validiteit van de SWA te onderzoeken in deze verschillendetemperaturen (studie 3</>). Onze resultaten toonden aan dat het oude SWA algoritme het energieverbruik onderschatte bij het leveren van een inspanning in een warme omgevingstemperatuur (verschil=-1.55 ± 1.59 kcal/min; p<0.001). Een mogelijke verklaring voor deze onderschatting is een fout bij het registreren van de warmte-gevoelige sensoren. Bij het evalueren van het nieuwe SWA algoritme, zien we een significante verbetering inhet meten van het energieverbruik bij het leveren van inspanningen in warme omgevingscondities en bij hoge intensiteit. </>
 </>
Vanuit de bevindingen van onze validitiestudies kunnen we besluiten dat hetnieuwe SWA algoritme valied is bij matige fysieke intensiteit maar dat het energieverbuik bij intensiteiten boven 9.6 METs (of een loopsnelheidvan 9 km/u) onderschat wordt. Het nieuwe algoritme toont echter wel eensignificante verbetering zowel voor hoge intensiteit als in warme omgevingscondities maar moet verder worden aangepast om op een juiste manier het energieverbruik te meten. </>
 </>
Het tweede hoofdstuk van deze doctoraatsstudie illustreert een gerandomiseerde en gecontrolleerde interventiestudie die werd uitgevoerd in een steekproef van werkendevolwassenen die onvoldoende fysiek actief waren. De interventiestudie evalueerde het effect van verschillende gradaties van FA feedback op zowel korte als langere termijn en het bijkomende effect van een behoefte-ondersteunende coach. Follow-up metingen werden uitgevoerd onmiddellijk nade 4-weken interventieperiode en 3 maand, 6 maand en 1 jaar na de basismeting. </>
 </>
Een eerste studie omtrent deze interventiestudie (studie 4</>) geeft meer uitleg bij het design van de studie, bespreekt de eigenschappen van de deelnemers, neemt een kijkje in het recruterings- en randomisatie process en geeft een gedetailleerde beschrijving van de interventie groepen. Verder werd ook de zelfdeterminatietheorie besproken. Deze psychologische theorie lag aan de basis van de behoefte-ondersteunende coaching. </>
 </>
De tweede en derde studie betreffende de interventiestudie namen de korte en lange termijn effecten van verschillende gradaties van feedback op het activiteitsgedrag onder de loep en bekeken het additionele effect van een behoefte-ondersteunende coaching. De studie rond het korte termijn effect (studie 5)</> had als doel het evalueren van het geven van real-time feedback op het wandelgedrag (Stappenteller Groep) ten opzichte van een conditie waar geen feedback werd gegeven (Minimale Interventie Groep). Verder wilde deze studieook bekijken welk type feedback zorgde voor een stijging van het FA niveau. Was het nodig om feedback te geven op zowel het gedrag (nl. stappenen minuten matige-tot-zware FA) als de gedragsuitkomst (nl. energieverbruik; Display Groep) of was een standaard 10,000 stappen programma (Stappenteller Groep) even succesvol? Een laatste doelstelling was om na te gaan of een wekelijks contactmoment met een persoonlijke coach (Coaching Group) een behoefte-ondersteunende omgeving zou creeëren en zo het FA gedrag zou kunnen beïnvloeden. Onze resultaten toonden meer stappen/dag voor de Pedometer Groep in vergelijking met de Minimale Interventie Groep.Echter dit verschil was enkel merkbaar de eerste week van de interventie. Er werden geen verschillen gevonden tussen de Pedometer Groep en de Display Groep. Wanneer men de resultaten van de Display Groep vergeleek met de Coaching Groep, vertoonde deze laatste hogere FA waarden zowel tijdens als na de interventie. Uit deze studie kwam duidelijk naar voor dateen behoefte-ondersteunende coaching nodig was om succesvol het FA gedrag aan te passen niet enkel tijdens de interventie maar ook onmiddellijkna de interventie.</>
 </>
In een derde studie (studie 6</>)evalueerden we het lange termijn effect van verschillende gradaties vanfeedback op het fysieke activiteitsgedrag en wilden we weten of de veelbelovende korte termijn resultaten van de behoefte-ondersteunende coaching ook na 1 jaar nog steeds zichtbaar waren. Er werden geen verschillen gevonden tussen de Minimale Interventie Groep en de Pedometer Groep, metuitzondering van de posttest op 6 maand waar een lager totaal energieverbruik werd gevonden voor de Minimale Interventie Groep. Na 1 jaar warener echter geen verschillen meer tussen beide groepen. Volgens deze 1 jaar follow-up data spendeerden deelnemers uit de Display Groep minder tijd aan FA, hadden ze een lager actief energieverbruik en een lager fysieke activiteitsniveau vergeleken met de deelnemers uit de Stappenteller Groep. Deze gegevens toonden ook aan dat de Coaching Groep meer stappen zette, meer tijd spendeerde aan FA en een hoger fysiek activiteitsniveau had in vergelijking met de groep die enkel gebruik maakte van de SWA display. Deze bevindingen suggereren dat wanneer er in interventies gebruik gemaakt wordt van feedback, deze feedback best gegeven wordt door een persoonlijke behoefte-ondersteunende coach om zo de kans op succes te vergrooten.</>
 </>
Onze interventiestudie toont het belang aan van een behoefte-ondersteunende coaching voor gedragsverandering zowel opkorte als op langere termijn. Individuen dienen feedback te krijgen omtrent de vooruitgang die ze boeken in het veranderen van hun FA gedrag. Dit moet steeds gebeuren in een behoefte-ondersteunend klimaat. Instrumenten die real-time feedback kunnen geven, zijn veelbelovend op korte termijn maar zouden vergezeld moeten worden van een Coach om zo het effect te vergroten. Een belangrijke rol is dus weggelegd voor de persoonlijke coach</> die kan helpen in het activeren van mensen om fysiek actief te worden. Zo kunnen de bewegingsdeskundigen een bijdrage leveren in het onderzoek naar welke factoren bepalend zijn in het aannemen van een actievelevensstijl, in het ontwikkelen van een theoretisch kader dat de basis kan vormen van een interventiestudie, in het adviseren van mensen omtrent de positieve gezondheidsgerelateerde gevolgen van FA en in het ondersteunen van mensen om meer autonoom gemotiveerd te zijn in het veranderen van hun levensstijl.</>
Datum:17 feb 2009 →  20 mrt 2015
Trefwoorden:Real-time feedback, Physical activity
Disciplines:Onderwijscurriculum
Project type:PhD project